PROBLEEM 2
1. Welke zekerheidsrechten zijn er? Wat zijn hun voornaamste kenmerken?
Kijk hierbij zowel naar de goederenrechtelijke zekerheden pand en hypotheek als naar de
persoonlijke zekerheden hoofdelijkheid en borgtocht.
Twee soorten zekerheiden:
- Goederenrechtelijke
Behoren pand en hypotheek. Dit zijn beperkte rechten, strekkende om op de daaraan
onderworpen goederen een vordering bij voorrang boven andere schuldeisers te
verhalen. Voorts zou men het eigendomsvoorbehoud een goederenrechtelijke zekerheid
kunnen noemen. Dit bied de crediteur echter meer dan een verhaalsrecht: heft geeft
hem in beginsel de mogelijkheid om de door hem geleverde goederen in geval van niet
voldoening van de tegenprestatie als zijn eigendom op te eisen.
- Persoonlijke
Behoren onder andere hoofdelijkheid, borgtocht en garantie. Anders dan bij
goederenrechtelijke zekerheiden vindt een crediteur zijn zekerheid hierin iet
rechtstreeks aan de debiteur of hemzelf toebehorende goederen, maar in fit dat een
derde als of niet subsidiair medeaansprakelijk is voor de voldoening van de vordering.
Onder hoofdelijkheid (art 6:6) wordt verstaan dat ieder van verschillende schuldenaren
afzonderlijk jegens een schuldeisers eenzelfde prestatie in haar geheel verschuldigd is,
waarbij betaling door een de ander(en) bevrijdt.
Kenmerken van pand en hypotheek:
- Zekerheidsrechten
- Afhankelijke rechten (art 3:7)
- Zaaksvervanging (art 3:229)
- Ondeelbaarheid (art 3:230)
- Voorrang bij verhaal (art 3:278)
- Parate executie (art 3:248 3:268)
- Separatisme (art 57 Fw)
Bij pandrecht betrokken zijn enerzijds de pandgever en anderzijds de pandhouder/nemer.
Pandgever is degene wiens goed met het pandrecht is bezwaard, de pandhouder is degene
die het pandrecht verkrijgt. Bij hypotheek betrokken zijn hypotheekgever, degene wiens
registergoed met een recht van hypotheek is bezwaard ten gunste van
hypotheekhouder/nemer.
Als schuldenaar en pandgever niet dezelfde persoon zijn, wordt gesproken van derdenpand.
Voor het pandrecht op een roerende zaak, niet-registergoed dat gevestigd wordt door die
zaak in de macht van de pandhouder te brengen, art. 3:236 lid 1 BW wordt in het navolgende
de term ‘gewoon pandrecht’, ‘openbaar pandrecht’ of ‘vuistpandrecht’ gehanteerd. Voor het
pandrecht dat tot stand komt bij authentieke of geregistreerde onderhandse akte zonder
zodanige machtsverschaffing, art. 3:237 BW zal in navolging van de meeste schrijvers de term
‘stil pandrecht’ worden gebruikt. Art. 3:227 lid 1 BW omschrijft pand en hypotheek als
beperkte rechten, om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening
van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen. Pand en hypotheek
strekken tot verhaal, en wel met voorrang.
1
1. Welke zekerheidsrechten zijn er? Wat zijn hun voornaamste kenmerken?
Kijk hierbij zowel naar de goederenrechtelijke zekerheden pand en hypotheek als naar de
persoonlijke zekerheden hoofdelijkheid en borgtocht.
Twee soorten zekerheiden:
- Goederenrechtelijke
Behoren pand en hypotheek. Dit zijn beperkte rechten, strekkende om op de daaraan
onderworpen goederen een vordering bij voorrang boven andere schuldeisers te
verhalen. Voorts zou men het eigendomsvoorbehoud een goederenrechtelijke zekerheid
kunnen noemen. Dit bied de crediteur echter meer dan een verhaalsrecht: heft geeft
hem in beginsel de mogelijkheid om de door hem geleverde goederen in geval van niet
voldoening van de tegenprestatie als zijn eigendom op te eisen.
- Persoonlijke
Behoren onder andere hoofdelijkheid, borgtocht en garantie. Anders dan bij
goederenrechtelijke zekerheiden vindt een crediteur zijn zekerheid hierin iet
rechtstreeks aan de debiteur of hemzelf toebehorende goederen, maar in fit dat een
derde als of niet subsidiair medeaansprakelijk is voor de voldoening van de vordering.
Onder hoofdelijkheid (art 6:6) wordt verstaan dat ieder van verschillende schuldenaren
afzonderlijk jegens een schuldeisers eenzelfde prestatie in haar geheel verschuldigd is,
waarbij betaling door een de ander(en) bevrijdt.
Kenmerken van pand en hypotheek:
- Zekerheidsrechten
- Afhankelijke rechten (art 3:7)
- Zaaksvervanging (art 3:229)
- Ondeelbaarheid (art 3:230)
- Voorrang bij verhaal (art 3:278)
- Parate executie (art 3:248 3:268)
- Separatisme (art 57 Fw)
Bij pandrecht betrokken zijn enerzijds de pandgever en anderzijds de pandhouder/nemer.
Pandgever is degene wiens goed met het pandrecht is bezwaard, de pandhouder is degene
die het pandrecht verkrijgt. Bij hypotheek betrokken zijn hypotheekgever, degene wiens
registergoed met een recht van hypotheek is bezwaard ten gunste van
hypotheekhouder/nemer.
Als schuldenaar en pandgever niet dezelfde persoon zijn, wordt gesproken van derdenpand.
Voor het pandrecht op een roerende zaak, niet-registergoed dat gevestigd wordt door die
zaak in de macht van de pandhouder te brengen, art. 3:236 lid 1 BW wordt in het navolgende
de term ‘gewoon pandrecht’, ‘openbaar pandrecht’ of ‘vuistpandrecht’ gehanteerd. Voor het
pandrecht dat tot stand komt bij authentieke of geregistreerde onderhandse akte zonder
zodanige machtsverschaffing, art. 3:237 BW zal in navolging van de meeste schrijvers de term
‘stil pandrecht’ worden gebruikt. Art. 3:227 lid 1 BW omschrijft pand en hypotheek als
beperkte rechten, om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening
van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen. Pand en hypotheek
strekken tot verhaal, en wel met voorrang.
1