Probleem 6
Leerdoelen
Onder welke omstandigheden bestaat aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad?
De onrechtmatige gedraging
Op grond van art. 6:162 lid 1 BW ontstaat er een verplichting tot schadevergoeding indien er schade
is die een gevolg is van de onrechtmatige gedraging van een persoon. In lid 2 wordt omschreven
wanneer sprake is van onrechtmatig gedrag:
- Een inbreuk op een recht;
- Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht;
- Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt.
Toerekening
De onrechtmatige gedraging moet ook aan de dader toegerekend kunnen worden. Op grond van art.
6:162 lid 3 BW is dat het geval als de dader ‘schuld’ heeft. De toerekenbare onrechtmatige daad die
is totstandgekomen na het voldoen aan deze voorwaarden, wordt aangeduid met de term ‘fout’.
Relativiteit
Het relativiteitsbeginsel van art. 6:163 BW kan ervoor zorgen dat er toch geen aansprakelijkheid
wordt aangenomen, omdat de overtreden norm niet geacht wordt de belangen te beschermen die in
het concrete geval geschonden zijn.
Kort gezegd zijn er vijf eisen waaraan moet worden voldaan, voordat een beroep op art. 6:162 BW
mogelijk is:
- Een onrechtmatige gedraging;
- Die kan worden toegerekend;
- Er is schade;
- Er is een causaal verband tussen de gedraging en de schade;
- Er is een relatief verband tussen de geschonden norm en het geschonden belang.
Strijd met een wettelijke plicht
Indien bij een schadeveroorzakende gedraging een wettelijke plicht, een wettelijke norm, wordt
geschonden, dan betekent dit dat daarmee de onrechtmatigheid van het gedrag in beginsel is
gegeven. Het kan gaan om iedere handeling (doen of nalaten) die in strijd is met een wettelijke
plicht. Daarbij kan het gaan om verdragen, wetten in formele zin en ook wetten in materiële zin.
Rechtsinbreuk
Deze vorm ziet op de typen schadetoebrenging die op het eerste gezicht onrechtmatig zijn. Gedrag
dat een inbreuk tot gevolg heeft, is afkeurenswaardig en zal meestal als onrechtmatige daad
gekwalificeerd worden. Het gaat dan om de schending van eens anders subjectief recht.
Het begrip ‘subjectief recht’ heeft een ruime betekenis. Traditioneel onderscheidt men twee
groepen:
- Absolute vermogensrechten (waaronder het eigendomsrecht)
- Persoonlijkheidsrechten (waaronder recht op lichamelijke integriteit, huisrecht, eerbiediging
van de persoonlijke levenssfeer etc.)
- Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt
Leerdoelen
Onder welke omstandigheden bestaat aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad?
De onrechtmatige gedraging
Op grond van art. 6:162 lid 1 BW ontstaat er een verplichting tot schadevergoeding indien er schade
is die een gevolg is van de onrechtmatige gedraging van een persoon. In lid 2 wordt omschreven
wanneer sprake is van onrechtmatig gedrag:
- Een inbreuk op een recht;
- Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht;
- Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt.
Toerekening
De onrechtmatige gedraging moet ook aan de dader toegerekend kunnen worden. Op grond van art.
6:162 lid 3 BW is dat het geval als de dader ‘schuld’ heeft. De toerekenbare onrechtmatige daad die
is totstandgekomen na het voldoen aan deze voorwaarden, wordt aangeduid met de term ‘fout’.
Relativiteit
Het relativiteitsbeginsel van art. 6:163 BW kan ervoor zorgen dat er toch geen aansprakelijkheid
wordt aangenomen, omdat de overtreden norm niet geacht wordt de belangen te beschermen die in
het concrete geval geschonden zijn.
Kort gezegd zijn er vijf eisen waaraan moet worden voldaan, voordat een beroep op art. 6:162 BW
mogelijk is:
- Een onrechtmatige gedraging;
- Die kan worden toegerekend;
- Er is schade;
- Er is een causaal verband tussen de gedraging en de schade;
- Er is een relatief verband tussen de geschonden norm en het geschonden belang.
Strijd met een wettelijke plicht
Indien bij een schadeveroorzakende gedraging een wettelijke plicht, een wettelijke norm, wordt
geschonden, dan betekent dit dat daarmee de onrechtmatigheid van het gedrag in beginsel is
gegeven. Het kan gaan om iedere handeling (doen of nalaten) die in strijd is met een wettelijke
plicht. Daarbij kan het gaan om verdragen, wetten in formele zin en ook wetten in materiële zin.
Rechtsinbreuk
Deze vorm ziet op de typen schadetoebrenging die op het eerste gezicht onrechtmatig zijn. Gedrag
dat een inbreuk tot gevolg heeft, is afkeurenswaardig en zal meestal als onrechtmatige daad
gekwalificeerd worden. Het gaat dan om de schending van eens anders subjectief recht.
Het begrip ‘subjectief recht’ heeft een ruime betekenis. Traditioneel onderscheidt men twee
groepen:
- Absolute vermogensrechten (waaronder het eigendomsrecht)
- Persoonlijkheidsrechten (waaronder recht op lichamelijke integriteit, huisrecht, eerbiediging
van de persoonlijke levenssfeer etc.)
- Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt