Probleem 8 Tussen de wal en het schip geraken
1. Wanneer heeft een contractuele bepaling derdenwerking?
Nr. 299 Nuancering en uitzonderingen
Beginsel van relativiteit van de overeenkomst derhalve opvatten, dat het slechts inhoudt dat
een overeenkomst alleen voor paartijen verbintenissen doet ontstaan. Anders gezegd, het
zijn alleen die partijen die op grond van de overeenkomst elkaars schuldeiseres en
schuldenaar zijn.
Indien men het begrip ‘partij’ nu eng opvat, zal men veel meer uitzonderingen op het
beginsel vaststellen dan wanneer men een ruime interpretatie van het begrip voorstaat.
Vertegenwoordiging is naar algemenen aanvaardbare opvattingen geen uitzondering op het
relativiteitsbeginsel.
Nr. 300 Verkrijging onder algemene titel
Partij was voor de verkrijging geen partij maar een derde; erna gelden op grond van art 6:249
de rechtsgevolgen van de overeenkomst voor hen in volle omgang. Door de verkrijging is de
partij gewoon een partij geworden. Vooral van belang voor 3:80 lid 2 (erfopvolging en
opvolging in het vermogen van die rechtspersoon die heeft opgehouden te bestaan).
Geen derde werking omdat, een verkrijger onder algemene titel niet als een derde maar als
een (nieuwe) partij moet worden beschouwd.
Nr. 301 In de wet geregelde gevallen van derdenwerking
Gevallen waarin een overeenkomst behalve voor partijen ook voor derden bepaalde
rechtsgevolgen in het leven roept:
- Kwalitatieve rechten (art 6:251)
- Kwalitatieve verplichtingen (art 6:252)
- Derdenbedingen (art 6:253-256)
- Blokkering van de paardensprong (art 6:257).
Ook buiten titel 5 van boek 6 kent de wet diverse gevallen aan een overeenkomst een zekere
werking tegen derden toe:
- 7:226 en 7:361
- 3:217 lid 3 en 5:59 lid 2 vruchtgebruiker, erfpachter aangegane huur- en
pachtovereenkomsten
- 6:11 hoofdelijke verbondenheid
- 6:107 lid 2 letselschade
- 6:108 lid 3 overlijdensschadde
- 7:420-421 lastgeving
- 7:608 bezwaarneming
BUITENWETTELIJKE VORM
Nr. 304 Derdenwerking van exoneratiebedingen (buitenwettelijke vorm)
Uitgangspunt: dat contractuele bedingen alleen van kracht zijn tussen handelende partijen.
Soms kan een uitzondering op het beginsel worden aanvaard - de derde moet een
contractueel beding ‘in redelijkheid’ tegen zich laten gelden – maar daartoe moet dan in de
aard van het desbetreffende geval oor derdenwerking een voldoende rechtvaardiging
kunnen worden gevonden (Citronas). Twee gronden van derdenwerking in het arrest:
1
1. Wanneer heeft een contractuele bepaling derdenwerking?
Nr. 299 Nuancering en uitzonderingen
Beginsel van relativiteit van de overeenkomst derhalve opvatten, dat het slechts inhoudt dat
een overeenkomst alleen voor paartijen verbintenissen doet ontstaan. Anders gezegd, het
zijn alleen die partijen die op grond van de overeenkomst elkaars schuldeiseres en
schuldenaar zijn.
Indien men het begrip ‘partij’ nu eng opvat, zal men veel meer uitzonderingen op het
beginsel vaststellen dan wanneer men een ruime interpretatie van het begrip voorstaat.
Vertegenwoordiging is naar algemenen aanvaardbare opvattingen geen uitzondering op het
relativiteitsbeginsel.
Nr. 300 Verkrijging onder algemene titel
Partij was voor de verkrijging geen partij maar een derde; erna gelden op grond van art 6:249
de rechtsgevolgen van de overeenkomst voor hen in volle omgang. Door de verkrijging is de
partij gewoon een partij geworden. Vooral van belang voor 3:80 lid 2 (erfopvolging en
opvolging in het vermogen van die rechtspersoon die heeft opgehouden te bestaan).
Geen derde werking omdat, een verkrijger onder algemene titel niet als een derde maar als
een (nieuwe) partij moet worden beschouwd.
Nr. 301 In de wet geregelde gevallen van derdenwerking
Gevallen waarin een overeenkomst behalve voor partijen ook voor derden bepaalde
rechtsgevolgen in het leven roept:
- Kwalitatieve rechten (art 6:251)
- Kwalitatieve verplichtingen (art 6:252)
- Derdenbedingen (art 6:253-256)
- Blokkering van de paardensprong (art 6:257).
Ook buiten titel 5 van boek 6 kent de wet diverse gevallen aan een overeenkomst een zekere
werking tegen derden toe:
- 7:226 en 7:361
- 3:217 lid 3 en 5:59 lid 2 vruchtgebruiker, erfpachter aangegane huur- en
pachtovereenkomsten
- 6:11 hoofdelijke verbondenheid
- 6:107 lid 2 letselschade
- 6:108 lid 3 overlijdensschadde
- 7:420-421 lastgeving
- 7:608 bezwaarneming
BUITENWETTELIJKE VORM
Nr. 304 Derdenwerking van exoneratiebedingen (buitenwettelijke vorm)
Uitgangspunt: dat contractuele bedingen alleen van kracht zijn tussen handelende partijen.
Soms kan een uitzondering op het beginsel worden aanvaard - de derde moet een
contractueel beding ‘in redelijkheid’ tegen zich laten gelden – maar daartoe moet dan in de
aard van het desbetreffende geval oor derdenwerking een voldoende rechtvaardiging
kunnen worden gevonden (Citronas). Twee gronden van derdenwerking in het arrest:
1