1755945 Josh Tukker
Beroep 3A
Hoofdstuk 1 – Leren: een complex en onzichtbaar proces
1.1 Algemeen beeld van het fenomeen leren
• Drie vormen van leren:
§ Formeel leren
- Georganiseerd leren dat plaatsvindt binnen reguliere onderwijs-, trainings- of
opleidingsinstituten.
- Gestructureerd door expliciete leerdoelen, beschikbare tijd om te leren en didactische
ondersteuning.
- Voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen.
- Leidt tot een officieel erkend diploma of certificaat met civiel effect.
§ Informeel leren
- Niet doelgericht.
- Niet georganiseerd.
- Kan overal plaatsvinden.
- Treedt spontaan op als ‘bijproduct’ van niet op leren gerichte activiteiten.
- Leidt niet tot een officieel erkend diploma of certificaat.
- Netwerkleren is een vorm van informeel leren.
§ Non-formeel leren
- Doelgericht.
- Georganiseerd.
- Vindt meestal plaats buiten de reguliere onderwijs- of opleidingsinstituten.
- Wordt niet per definitie afgesloten met en bewijs van bekwaamheid of een erkend diploma
met maatschappelijk effect.
- Voorbeelden van non-formeel leren zijn het bezoeken van congressen, het volgen van
langlopende cursussen, het volgende van langlopende trainingen en het ondernemen van
studiereizen.
• Nog twee indelingen met betrekking tot leren
§ Indeling op leerinhoud:
- Cognitief
- Sociaal-affectief
- Psychomotorisch
- Competentieleren
§ Indeling van de sturing van het leerproces:
- Geleid
- Begeleid
- Zelfstandig (of zelfregulerend leren)
1.2 Leren, rijping en de rol van de hersenen
1.2.1 Leren en rijping
• Leren volgens de vroege psychologie:
§ Er is alleen sprake van leren als het waarneembare gedrag is gewijzigd door buiten het individu
gelegen factoren.
§ Er is sprake van rijping als de gedragsverandering toegeschreven kan worden aan biologische
factoren.
- In de persoon of het organisme gelegen factoren.
§ Ontwikkeling als bijgevolg als de accumulatie (opeenstapeling) van leerervaring.
- Rijping creëert de voorwaarden die leren mogelijk maken.
, Hoofdstuk 1 1755945 Josh Tukker
Leren: een complex en onzichtbaar proces
• Leren volgens de huidige psychologie:
§ Er bestaat wel een verschil tussen leren en rijping, maar het onderscheid tussen de begrippen
is minder scherp.
- Voorbeeld: het kunnen lopen van een 1-jarig kind.
® Vroegere psychologie: vorm van rijping, omdat het een resultaat is van fysiologische
veranderingen in het centrale zenuwstelsel.
® Huidige psychologie: ook de omgevingsfactoren zijn van belang.
o Een kind ziet mensen in verticale positie.
o Een kind kan zich optrekken in een box.
• Elementaire gedragsveranderingen komen niet spontaan tot stand, maar ze vereisen de
aanwezigheid van stimulerende factoren.
1.2.2 Rol van de hersenen
• De hersenen hebben een structuur. Deze hersenstructuur bestaat grofweg uit de grote hersenen,
de kleine hersenen en de hersenstam.
§ Het bovenste gedeelte van de stam wordt gevormd door de middenhersenen en de pons.
§ Het onderste gedeelte van de stam, het verlengde merg, vormt de verbinding met het
ruggenmerg.
Limbisch systeem
Schorswinding
Thalamus
Hersengewelf
Amygdala
Middenhersenen
Hippocampus
Pons
Kleine hersenen
Verlengde merg
• De grote hersenen zijn verdeeld in twee helften, ook wel de hemisferen genoemd, die met elkaar
verbonden zijn door de hersenbalk.
§ De buitenkant bestaat uit de cortex (of hersenschors) en ligt om de middenhersenen geplooid.
§ Elke hersenhelft bestaat uit vier kwabben:
- Frontaalkwab (of frontale cortex)
® Heeft onder andere te maken met beoordeling, problemen oplossen, spreken en
schrijven, intelligentie, concentratie, impulscontrole, doelgerichtheid en zelfbeeld.
® In een deelgebied van de frontaalkwab achter ons voorhoofd ligt de prefrontale cortex.
o Veel leerprocessen vinden hier plaats en cognitieve vaardigheden (zoals plannen)
worden hier geregeld.
o Dit gebied is pas in de late adolescentie uitgerijpt.
Beroep 3A
Hoofdstuk 1 – Leren: een complex en onzichtbaar proces
1.1 Algemeen beeld van het fenomeen leren
• Drie vormen van leren:
§ Formeel leren
- Georganiseerd leren dat plaatsvindt binnen reguliere onderwijs-, trainings- of
opleidingsinstituten.
- Gestructureerd door expliciete leerdoelen, beschikbare tijd om te leren en didactische
ondersteuning.
- Voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen.
- Leidt tot een officieel erkend diploma of certificaat met civiel effect.
§ Informeel leren
- Niet doelgericht.
- Niet georganiseerd.
- Kan overal plaatsvinden.
- Treedt spontaan op als ‘bijproduct’ van niet op leren gerichte activiteiten.
- Leidt niet tot een officieel erkend diploma of certificaat.
- Netwerkleren is een vorm van informeel leren.
§ Non-formeel leren
- Doelgericht.
- Georganiseerd.
- Vindt meestal plaats buiten de reguliere onderwijs- of opleidingsinstituten.
- Wordt niet per definitie afgesloten met en bewijs van bekwaamheid of een erkend diploma
met maatschappelijk effect.
- Voorbeelden van non-formeel leren zijn het bezoeken van congressen, het volgen van
langlopende cursussen, het volgende van langlopende trainingen en het ondernemen van
studiereizen.
• Nog twee indelingen met betrekking tot leren
§ Indeling op leerinhoud:
- Cognitief
- Sociaal-affectief
- Psychomotorisch
- Competentieleren
§ Indeling van de sturing van het leerproces:
- Geleid
- Begeleid
- Zelfstandig (of zelfregulerend leren)
1.2 Leren, rijping en de rol van de hersenen
1.2.1 Leren en rijping
• Leren volgens de vroege psychologie:
§ Er is alleen sprake van leren als het waarneembare gedrag is gewijzigd door buiten het individu
gelegen factoren.
§ Er is sprake van rijping als de gedragsverandering toegeschreven kan worden aan biologische
factoren.
- In de persoon of het organisme gelegen factoren.
§ Ontwikkeling als bijgevolg als de accumulatie (opeenstapeling) van leerervaring.
- Rijping creëert de voorwaarden die leren mogelijk maken.
, Hoofdstuk 1 1755945 Josh Tukker
Leren: een complex en onzichtbaar proces
• Leren volgens de huidige psychologie:
§ Er bestaat wel een verschil tussen leren en rijping, maar het onderscheid tussen de begrippen
is minder scherp.
- Voorbeeld: het kunnen lopen van een 1-jarig kind.
® Vroegere psychologie: vorm van rijping, omdat het een resultaat is van fysiologische
veranderingen in het centrale zenuwstelsel.
® Huidige psychologie: ook de omgevingsfactoren zijn van belang.
o Een kind ziet mensen in verticale positie.
o Een kind kan zich optrekken in een box.
• Elementaire gedragsveranderingen komen niet spontaan tot stand, maar ze vereisen de
aanwezigheid van stimulerende factoren.
1.2.2 Rol van de hersenen
• De hersenen hebben een structuur. Deze hersenstructuur bestaat grofweg uit de grote hersenen,
de kleine hersenen en de hersenstam.
§ Het bovenste gedeelte van de stam wordt gevormd door de middenhersenen en de pons.
§ Het onderste gedeelte van de stam, het verlengde merg, vormt de verbinding met het
ruggenmerg.
Limbisch systeem
Schorswinding
Thalamus
Hersengewelf
Amygdala
Middenhersenen
Hippocampus
Pons
Kleine hersenen
Verlengde merg
• De grote hersenen zijn verdeeld in twee helften, ook wel de hemisferen genoemd, die met elkaar
verbonden zijn door de hersenbalk.
§ De buitenkant bestaat uit de cortex (of hersenschors) en ligt om de middenhersenen geplooid.
§ Elke hersenhelft bestaat uit vier kwabben:
- Frontaalkwab (of frontale cortex)
® Heeft onder andere te maken met beoordeling, problemen oplossen, spreken en
schrijven, intelligentie, concentratie, impulscontrole, doelgerichtheid en zelfbeeld.
® In een deelgebied van de frontaalkwab achter ons voorhoofd ligt de prefrontale cortex.
o Veel leerprocessen vinden hier plaats en cognitieve vaardigheden (zoals plannen)
worden hier geregeld.
o Dit gebied is pas in de late adolescentie uitgerijpt.