Doelen – Thema 3 – Maag en buikpijn
Tractus digestivus
o Buis (maag-darm kanaal): Mond – Pharynx – Oesophagus – Maag – Dunne
darm – Dikke darm
o Klieren: Speekselklieren – Lever-galblaas – Pancreas
Oesophagus
Ligging Mediastinum
Anatomie Gespierde buis van mond tot maag. Grootste deel in de
thorax, 2 cm in abdomen.
Functie Transport: Inhoud wordt door geknepen naar de maag.
o LES = Lower esophageal sphincter: afsluitmechanisme om reflux naar
oes te voorkomen
o Diafragma helpt de LES door aan te spannen bij de ademhaling.
Maag
= Ventriculus = gaster. Meerdere namen mogelijk, geen regel wanneer je
welke gebruikt.
Anatomie
o Fundus gastricus = bolle bovenkant
o Pars cardiaca = ingang
o Corpus gastricum = lichaam van de maag
o Canalis pyloricus = uiteinde met antrum pyloricum = dikke spierlaag
o Curvatura minor en major = binnen en buiten bocht
o Pylorus = sluit de uitgang af – LES = sluit de ingang af
Functie
o Opslag voedsel
o Kneden voedsel door meerdere spierlagen
o Pylorus gaat af en toe open om beetje inhoud door te laten naar
duodenum. Kleine beetjes want de inhoud is heel zuur
o Maagsap geproduceerd in slijmvlies voor afbraak eiwitten/vetten en
doden van bacteriën.
o Slijmvlies kan ook een beetje opnemen maar is niet de hoofdtaak,
vooral in dunne darm.
, Doelen – Thema 3 – Maag en buikpijn
Dunne darm
Ongeveer 6 meter lang. Bestaat uit duodenum (25 cm, zo groot als 12 vingers –
twaalfvingerige darm)– jejunum (2,5 m) – ileum (3,5m).
Duodenum
Ligging Retroperitoneaal = achter het buikvlies. Peritoneum = buikvlies.
o Voordeel is dat het goed op zijn plaats wordt gehouden door het
buikvlies.
Anatomie
o Vier vormen: pars superior – descendens – inferior / horizontalis –
ascendens.
o Hier komt ductus choledochus en ductus pancreaticus in uit met papil
van vater (=papilla duodeni major).
o Er bestaat ook papilla duodeni minor, maar die is niet altijd aanwezig.
Functie
o Verteren/afbraak door gal en pancreassap
o Resorptie
o Transport (dus het heeft spierweefsel in de wand)
Jejunum en ileum
Ligging Intraperitoneaal = zit aan de achterkant vast maar is wel heel
beweegbaar.
Anatomie
o Overgang tussen jejunum en ileum is niet goed te zien.
o Begin van jejunum is nog heel erg geplooid en hoe verder naar het
einde – hoe minder plooien. Absorptie is nog steeds aanwezig maar wel
steeds minder. Kleine stipjes in het ileum zijn ophopingen van
lymfocyten die zorgen voor de afweer. Meer richting dikke darm. De
, Doelen – Thema 3 – Maag en buikpijn
bacteriën uit je dikke darm wil je niet tegen de stroom in, in je dunne
darm hebben dus afweercellen om het tegen te houden.
o Overgang naar dikke darm: iliocaecale klep = niet echt een klep die
opent en sluit maar gewoon een overgang.
o Uiteinde is caecum = blinde darm. Appendix vermiformis =
wormvormig aanhangsel.
In de volksmond is het gewoon blinde darm ontsteking (appendicitis),
maar het is een ontsteking van wormvormig aanhangsel en niet van het
caecum.
Functie
o Verdere afbraak
o Absorptie plicae circulares – plooien van
Kerckring. En de darmvlokken.
o Transport met de benodigde spierlagen
o Afweer ophoping van lymfocyten op bacteriën
uit de dikke darm te kunnen verweren.
Dikke darm = caecum + colon + rectum+ anus
Anatomie
o Caecum + appendix vermiformis (=blinde
darm)
o Colon ascendens
o Colon transversus
o Colon descendens
o Colon sigmoideum
o Rectum en anus
o Taeniae = Bundels lengtespieren,
herkenningspunt van colon
o Haustra = Zakvormige uitstulpingen,
herkenningspunt van colon
o Appendices omentales = wormvormige
vetaanhangsels. Is NIET de appendix. Zie
je alleen bij colon, niet rectum gebied.
Functie
o Vooral absorptie van vocht, daarom ontlasting steeds dikker.
Vascularisatie
Arterieel = Aorta
o Truncus coeliacus
o AMS en AMI
Veneus = Vena porta
o VMS
o Vena lienalis = vena splenica gaat naar VMI
o Laatste stukje rectum gaat veneus niet naar de porta maar naar de vena
cava daarom is zetpil zo handig.
Tractus digestivus
o Buis (maag-darm kanaal): Mond – Pharynx – Oesophagus – Maag – Dunne
darm – Dikke darm
o Klieren: Speekselklieren – Lever-galblaas – Pancreas
Oesophagus
Ligging Mediastinum
Anatomie Gespierde buis van mond tot maag. Grootste deel in de
thorax, 2 cm in abdomen.
Functie Transport: Inhoud wordt door geknepen naar de maag.
o LES = Lower esophageal sphincter: afsluitmechanisme om reflux naar
oes te voorkomen
o Diafragma helpt de LES door aan te spannen bij de ademhaling.
Maag
= Ventriculus = gaster. Meerdere namen mogelijk, geen regel wanneer je
welke gebruikt.
Anatomie
o Fundus gastricus = bolle bovenkant
o Pars cardiaca = ingang
o Corpus gastricum = lichaam van de maag
o Canalis pyloricus = uiteinde met antrum pyloricum = dikke spierlaag
o Curvatura minor en major = binnen en buiten bocht
o Pylorus = sluit de uitgang af – LES = sluit de ingang af
Functie
o Opslag voedsel
o Kneden voedsel door meerdere spierlagen
o Pylorus gaat af en toe open om beetje inhoud door te laten naar
duodenum. Kleine beetjes want de inhoud is heel zuur
o Maagsap geproduceerd in slijmvlies voor afbraak eiwitten/vetten en
doden van bacteriën.
o Slijmvlies kan ook een beetje opnemen maar is niet de hoofdtaak,
vooral in dunne darm.
, Doelen – Thema 3 – Maag en buikpijn
Dunne darm
Ongeveer 6 meter lang. Bestaat uit duodenum (25 cm, zo groot als 12 vingers –
twaalfvingerige darm)– jejunum (2,5 m) – ileum (3,5m).
Duodenum
Ligging Retroperitoneaal = achter het buikvlies. Peritoneum = buikvlies.
o Voordeel is dat het goed op zijn plaats wordt gehouden door het
buikvlies.
Anatomie
o Vier vormen: pars superior – descendens – inferior / horizontalis –
ascendens.
o Hier komt ductus choledochus en ductus pancreaticus in uit met papil
van vater (=papilla duodeni major).
o Er bestaat ook papilla duodeni minor, maar die is niet altijd aanwezig.
Functie
o Verteren/afbraak door gal en pancreassap
o Resorptie
o Transport (dus het heeft spierweefsel in de wand)
Jejunum en ileum
Ligging Intraperitoneaal = zit aan de achterkant vast maar is wel heel
beweegbaar.
Anatomie
o Overgang tussen jejunum en ileum is niet goed te zien.
o Begin van jejunum is nog heel erg geplooid en hoe verder naar het
einde – hoe minder plooien. Absorptie is nog steeds aanwezig maar wel
steeds minder. Kleine stipjes in het ileum zijn ophopingen van
lymfocyten die zorgen voor de afweer. Meer richting dikke darm. De
, Doelen – Thema 3 – Maag en buikpijn
bacteriën uit je dikke darm wil je niet tegen de stroom in, in je dunne
darm hebben dus afweercellen om het tegen te houden.
o Overgang naar dikke darm: iliocaecale klep = niet echt een klep die
opent en sluit maar gewoon een overgang.
o Uiteinde is caecum = blinde darm. Appendix vermiformis =
wormvormig aanhangsel.
In de volksmond is het gewoon blinde darm ontsteking (appendicitis),
maar het is een ontsteking van wormvormig aanhangsel en niet van het
caecum.
Functie
o Verdere afbraak
o Absorptie plicae circulares – plooien van
Kerckring. En de darmvlokken.
o Transport met de benodigde spierlagen
o Afweer ophoping van lymfocyten op bacteriën
uit de dikke darm te kunnen verweren.
Dikke darm = caecum + colon + rectum+ anus
Anatomie
o Caecum + appendix vermiformis (=blinde
darm)
o Colon ascendens
o Colon transversus
o Colon descendens
o Colon sigmoideum
o Rectum en anus
o Taeniae = Bundels lengtespieren,
herkenningspunt van colon
o Haustra = Zakvormige uitstulpingen,
herkenningspunt van colon
o Appendices omentales = wormvormige
vetaanhangsels. Is NIET de appendix. Zie
je alleen bij colon, niet rectum gebied.
Functie
o Vooral absorptie van vocht, daarom ontlasting steeds dikker.
Vascularisatie
Arterieel = Aorta
o Truncus coeliacus
o AMS en AMI
Veneus = Vena porta
o VMS
o Vena lienalis = vena splenica gaat naar VMI
o Laatste stukje rectum gaat veneus niet naar de porta maar naar de vena
cava daarom is zetpil zo handig.
