Definitie LLP: de studie van het gedrag doorheen de verschillende
levensfasen van de mens
ONTWIKKELINGSGEBIEDEN
biologisch of lichamelijke ontwikkeling
motorische
→ fijne motoriek
→ grove motoriek
cognitieve
affectieve
sociale
morele
seksuele
taalontwikkeling
perceptuele
1.2 De indeling in fasen.
We onderscheiden de verschillende fasen in het leven. Een kind heeft een
andere manier van denken, voelen etc. maar klopt dit wel? Kun je effectief
zeggen dat een volwassene een ander soort mens is dan een kind?
1.2.1 Continuïteit of discontinuïteit in de ontwikkeling
- Mens vertoont in iedere levensfase heel specifieke kenmerken. Deze
kenmerken zorgen er voor dat de mens kwantitatief en kwalitatief er anders
uitziet in de periodes er voor en er na.
Er zou sprake zijn van discontinuïteit (gelaagde model) in de LLP. = periodes
met een stabiele verschijningswijze wordt afgewisseld door relatief korte
overgangsfasen, die soms zelfs het uitzicht kunnen hebben van een crisis
waar men doorheen moet.
Anderen beweren dat er sprake is van continuïteit (lijnmodel) in de LLP =
constante verandering, soms wat vlugger maar er is nergens sprake van een
ommezwaai. (Uitzonderlijk wel zoals: oorlogsomstandigheden, trauma).
Trapmodel = combinatie van discontinuïteit & continuïteit.
1
,1.3 Factoren die de ontwikkeling sturen
1.3.1 rol van de erfelijkheid
Alle cellen van menselijk lichaam = 46 cellen. 23 van de vader en 23 van de
moeder.
Chromosomen = intens dooreengestrengelde draden.
De twee strengen zijn aan elkaar verbonden door zogenaamde baseparen.
Basepaar = verbindt twee tegenover elkaar liggende nucleotiden. De
volgorde van nucleotiden in een streng noem je een sequentie. Omdat er
zeer veel sequenties mogelijk zijn, kan de volgorde van nucleotiden unieke
erfelijke informatie verschaffen.
Gen = bestaat uit een stukje van zo’n touwladder.
2
,1.3.1 invloeden vanuit het milieu
Ecologisch systementheorie van Bronfenbrenner
Fysicochemische factoren = voeding, en lucht die je inademt.
Microsysteem: Vriendenkring, school, werkplek, buren.
Mesosytem: appreciatie voor schoolpunten. Koppel komt onder druk te
staan door factoren van buitenaf.
Exosystem: geen directe invloed op persoon, wel via de mensen waar
persoon mee omgaat.
Macrosystem: cultuur, waarden en normen.
Chronosystem: tijdsverloop
Omgevingsfactoren kunnen invloed hebben op omzetten van stukjes DNA –
code in eiwitten.
3
,1.3.3. interacties tussen erfelijkheid en milieu
- Wolfskinderen
- Muzikale ouders
- fenylketonurie (PKU)
- invloed van Godsdiensten (neuro theologie)
1.3.4. zelfsturing als derde factor.
- We geven zelf ook richting aan wie we worden.
- Zelfbepaling , persoonlijke vrijheid.
- Filosofische kwestie, moeilijk eenduidig te beantwoorden.
4
, Hoofdstuk 2: Twee fundamentele ontwikkelingstheorieën
2.1 De psychosociale identiteitstheorie van Erikson
Psychosociale identiteit = bestaat uit 2 delen
➔ ervaren van innerlijke eenheid (psychische identiteit.) is kortom ‘voel ik
me goed in men eigen vel?’.
➔ Harmonie tussen mezelf en de sociale omgeving (sociale identiteit.) is
kortom ‘ zich in de omgeving bewegen als een vis in het water.’
3 kernbegrippen in zijn theorie:
2.1.2 Eriksons Theorie
Erikson noemt de ontwikkeling Epigenetisch = ‘ontwikkeling rolt zich uit als een
loper’.
Epigenetisch:
- Ingeboren wetmatigheid
- Universeel geldig
- Vaste volgorde in opeenvolgende fasen
Onze identiteit maakt meerdere crisissen mee =
psychosociale crisis: bestaande identiteit voldoet niet meer aan biologische
en sociale realiteit
Kernconflict = per levensfase een spanningsveld tussen 2 tegengestelde
houdingen
Gevoelige periode = ‘de tijd is rijp’ – ‘de tijd zou moeten rijp zijn’
Elke levensfase moet zijn eigen kernconflict oplossen
5