Hoorcollege’s; Werken met de cliënt en context
2013
Hc 1: 6-9
Leren:
Professionele hulpverlening methodisch en doelgericht
Gericht op de hulpvraag cliënt en context
Segment A
Methodisch handelen:
Doelgericht, systematisch, planmatig en proces matig.
Weten wat doe je waarom?
Welke methodiek op stage instellingsmethodiek.
Samenhangend geheel van methoden afgestemd op de cliënten, hulpverleners en
organisatie.
Regulatieve cyclus (plancyclus)
1. Oriëntatie (observeren, informatie verzamelen)
2. Diagnose (wat is de oorzaak van het gedrag?)
3. Plan van aanpak (doelen + methoden)
4. Uitvoering
5. Evaluatie (soms weer opnieuw oriënteren)
Bij punt 5 begint de cyclus soms weer opnieuw.
HC 2: Informatie Zes stromingen
Kennis:
Wat is het sociaalconstructivisme?
Elke hulpverlener lijkt vanuit zijn eigen referentiekader naar de werkelijkheid.
Hulpverlening = nooit 100% objectief (geen rekenen)
Referentiekader:
Het beïnvloed de:
- Kennis
- Ervaring
- Socialisatie (vorming in normen en waarden)
- Rol als hulpverlener
- Maatschappij en cultuur
De hulp die je biedt moet effectief zijn.
Psychologische brillen: Een SPH’er heeft kennis van allemaal, geen specialisatie.
- Psychodynamisch
- Gedrag
- Cognitief
- Systeem
- Contextueel
- Lichaamsgericht
- Oplossingsgericht
- Cliëntgericht
, Definitie:
Psychodynamisch = ons gedrag wordt bepaald door onze jeugd
Gedrag = niet kijken naar vroeger, gedachten en gevoelens, maar alleen naar
gedrag.
Cognitief = hoe wij ons voelen en hoe wij ons gedragen wordt bepaald door ons
denken. (anders denken, anders voelen)
Systeem = wij moeten naar de omgeving kijken en niet naar het individu.
Contextueel = wij moeten kijken naar het gezin en de familie, want die bepaald ons
gedrag.
Lichaamsgericht = niet praten maar aanraken of doen, bezig zijn met je lijf
(lichaamstaal)
Oplossingsgericht = wij moeten niet naar problemen kijken, maar naar oplossingen
Cliëntgericht = niet wat wij als hulpverleners vinden is belangrijk, maar de cliënt moet
centraal staan.
Kenmerken psychologische stromingen:
Geschiedenis, mensbeeld (hoe denkt men over de mens, manier van kijken over de
mens), invloed van cultuur en tijdstip van ontstaan, reactie op een andere
(slingerbeweging) en gebruik man van elkaars inzichten.
Eclectisch werken als hulpverlener kiezen uit verschillende methoden.
Mensbeelden:
- Nature en nuture
Nature = aanleg genen, nuture is blanco omgeving bepaald.
- Biopsychosociaal model
3 niveaus: 1. bio: ziekte, medisch biologisch niveau 2. Psycho: ontwikkeling, gevoel,
gedacht – individueel 3. Sociaal, omgeving
Uitstapje: Schizofrenie gen
Psychose of schizofrenie drugs is een tricker
Eis: evidence based is in opkomst.
Nadruk op effectiviteit van een methode een theorie moet bewijzen dat ze werkt.
Maar nog niet alles is bewezen.
Welke therapie is de beste?
Waarom helpt therapie of hulpverlening wel of niet? Dit is vooral gebaseerd op één op
één therapie.
Bijvoorbeeld effectiviteit van psychotherapie:
30% algemene therapie factoren (niet dus het soort therapie)
40% verandering door factoren buiten de therapie (bv aanleg van sociale contacten)
15% placebofactoren (idee dat je hulp krijgt helpt)
15% technieken.
Vraaggestuurde ondersteuning
De vragen en wensen van de cliënt zijn leidend.
Vroeger Nu
Cliënt Volwaardig burger
Verpleging/. Verzorging Ondersteuning/ begeleiding
Aanbod gestuurd Vraaggestuurd
2013
Hc 1: 6-9
Leren:
Professionele hulpverlening methodisch en doelgericht
Gericht op de hulpvraag cliënt en context
Segment A
Methodisch handelen:
Doelgericht, systematisch, planmatig en proces matig.
Weten wat doe je waarom?
Welke methodiek op stage instellingsmethodiek.
Samenhangend geheel van methoden afgestemd op de cliënten, hulpverleners en
organisatie.
Regulatieve cyclus (plancyclus)
1. Oriëntatie (observeren, informatie verzamelen)
2. Diagnose (wat is de oorzaak van het gedrag?)
3. Plan van aanpak (doelen + methoden)
4. Uitvoering
5. Evaluatie (soms weer opnieuw oriënteren)
Bij punt 5 begint de cyclus soms weer opnieuw.
HC 2: Informatie Zes stromingen
Kennis:
Wat is het sociaalconstructivisme?
Elke hulpverlener lijkt vanuit zijn eigen referentiekader naar de werkelijkheid.
Hulpverlening = nooit 100% objectief (geen rekenen)
Referentiekader:
Het beïnvloed de:
- Kennis
- Ervaring
- Socialisatie (vorming in normen en waarden)
- Rol als hulpverlener
- Maatschappij en cultuur
De hulp die je biedt moet effectief zijn.
Psychologische brillen: Een SPH’er heeft kennis van allemaal, geen specialisatie.
- Psychodynamisch
- Gedrag
- Cognitief
- Systeem
- Contextueel
- Lichaamsgericht
- Oplossingsgericht
- Cliëntgericht
, Definitie:
Psychodynamisch = ons gedrag wordt bepaald door onze jeugd
Gedrag = niet kijken naar vroeger, gedachten en gevoelens, maar alleen naar
gedrag.
Cognitief = hoe wij ons voelen en hoe wij ons gedragen wordt bepaald door ons
denken. (anders denken, anders voelen)
Systeem = wij moeten naar de omgeving kijken en niet naar het individu.
Contextueel = wij moeten kijken naar het gezin en de familie, want die bepaald ons
gedrag.
Lichaamsgericht = niet praten maar aanraken of doen, bezig zijn met je lijf
(lichaamstaal)
Oplossingsgericht = wij moeten niet naar problemen kijken, maar naar oplossingen
Cliëntgericht = niet wat wij als hulpverleners vinden is belangrijk, maar de cliënt moet
centraal staan.
Kenmerken psychologische stromingen:
Geschiedenis, mensbeeld (hoe denkt men over de mens, manier van kijken over de
mens), invloed van cultuur en tijdstip van ontstaan, reactie op een andere
(slingerbeweging) en gebruik man van elkaars inzichten.
Eclectisch werken als hulpverlener kiezen uit verschillende methoden.
Mensbeelden:
- Nature en nuture
Nature = aanleg genen, nuture is blanco omgeving bepaald.
- Biopsychosociaal model
3 niveaus: 1. bio: ziekte, medisch biologisch niveau 2. Psycho: ontwikkeling, gevoel,
gedacht – individueel 3. Sociaal, omgeving
Uitstapje: Schizofrenie gen
Psychose of schizofrenie drugs is een tricker
Eis: evidence based is in opkomst.
Nadruk op effectiviteit van een methode een theorie moet bewijzen dat ze werkt.
Maar nog niet alles is bewezen.
Welke therapie is de beste?
Waarom helpt therapie of hulpverlening wel of niet? Dit is vooral gebaseerd op één op
één therapie.
Bijvoorbeeld effectiviteit van psychotherapie:
30% algemene therapie factoren (niet dus het soort therapie)
40% verandering door factoren buiten de therapie (bv aanleg van sociale contacten)
15% placebofactoren (idee dat je hulp krijgt helpt)
15% technieken.
Vraaggestuurde ondersteuning
De vragen en wensen van de cliënt zijn leidend.
Vroeger Nu
Cliënt Volwaardig burger
Verpleging/. Verzorging Ondersteuning/ begeleiding
Aanbod gestuurd Vraaggestuurd