Kenmerken
- Kennis vergaren: theorie vormen/toetsen
- Empirisch: Je gaat op zoek naar waarneembare feiten
- Systematisch: Alles gaat geordend, zoals steekproeftrekking
- Cumulatief: Vergaarde kennis voegt iets toe aan bestaande kennis
Als je onderzoek gaat doen, moet je gegevens verzamelen
Benaderingen
- Empirisch-analytisch
● Systematisch: Herhaalbaar en controleerbaar
● Cumulatief: Gebruik van inductie en deductie om kennishiaat op te vullen
● Nomothetisch: Je onderzoekt dingen die voor je hele steekproef geldig is
● Waardevrij: Uitkomst is niet beslist goed of slecht
- Empirisch-interpretatief:
● Systematisch: herhaalbaar en controleerbaar
● Cumulatief: Gebruik van inductie en deductie om maatschappelijk
verschijnsel te verklaren
● Ideografisch: Je probeert verschijnsel vanuit meerdere gezichtspunten en
manieren van dataverzameling te onderzoeken.
● Subjectief: Ervaring en attitude beïnvloeden interpretatie van data.
Als je onderzoek gaat doen, zitten daar wat regels aan verbonden.
Wetenschappelijke Integriteit
- Onderzoek moet herhaalbaar en controleerbaar zijn
- Onderzoeksplan moet duidelijk zijn, dit is de rode draad.
De regels in Nederland, staan in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit.
De voorwaarden zijn als volgt:
- Eerlijkheid: Proces moet correct gerapporteerd worden, er mag geen data verzonnen
worden.
- Zorgvuldigheid: Gebruik een wetenschappelijke methode en optimale precisie.
- Transparant: Het moet voor anderen duidelijk en mogelijk zijn om het onderzoek te
controleren/ te herhalen.
- Onafhankelijkheid: Een onderzoeker moet zich vrij voelen om keuzes te maken.
Deze moeten verantwoordelijk zijn en niet beoordeeld worden a.d.h.v.
buiten-factoren.
- Verantwoordelijkheid: Het onderzoek moet ethisch verantwoord zijn. Het onderzoek
moet ook maatschappelijk relevant zijn.
,Naast het maken van de keuze voor de manier waarop je de data gaat verzamelen,
moet je ook een keuze maken hoe het onderzoek er uit gaat zien.
Onderzoekstypen
- Fundamenteel: Je wilt iets toevoegen aan de huidige kennis, zonder dat hier een
opdrachtgever bij betrokken is. Voorbeeld: het verband tussen roken en longkanker.
- Praktijkgericht wetenschappelijk: Je focust je vooral op een praktijkgericht probleem.
Je verzamelt kennis en probeert hiermee te helpen met het oplossen van dit
probleem
- Praktijkgericht niet-wetenschappelijk: Je focust je nog steeds op een praktijkgericht
probleem, alleen hou je geen rekening met de wetenschappelijke normen.
Bij twee onderzoekstypen hoort ook een cyclus van het onderzoek
Cycli:
- Empirische cyclus (fundamenteel onderzoek)
● Kennisprobleem,
● Dataverzameling rondom het probleem
● Theorie opzetten uit dataverzameling (inductie)
● Hypothese vormen uit theorie (deductie)
● Dataverzameling (voor theorie)
● Toetsing
● Evaluatie
- Regulatieve cyclus (praktijkgericht onderzoek)
● Praktijkprobleem
● Diagnose (onderzoek naar oorzaken)
● Planontwikkeling (opties maken, niet de taak van de onderzoeker)
● Interventie (keuze, niet de taak van de onderzoeker)
● Monitoring (worden de keuzes goed uitgevoerd?)
● Evaluatie (wat voor effect hebben de keuzes gehad?)
Kwalitatief of kwantitatief?
Kwantitatief: nadruk op het toetsen van hypothesen
- Experimenteel, cross-sectioneel
- Cijfers verzamelen
- Empirisch-analytisch
- Gebruik gestandaardiseerde instrumenten (reductionisme: je wilt de werkelijkheid
meten met maar een aantal variabelen)
- Op zoek naar regelmatigheden (verbanden)
Kwalitatief: Nadruk op exploreren
- Case study
- Empirisch interpretatief
- Eerste fasen van de empirische cyclus: Kennisprobleem, dataverzameling, inductie
- Tekst verzamelen
● Antwoorden open vragen
● Beschrijving van wat je observeert
- Onderzoeker is onderdeel van experiment (selectief, subjectief)
, - Op zoek naar bijzonderheden (maatschappelijke verschijnselen begrijpen)
- Kan gemengd worden met kwantitatief:
● Theorie ontwikkelen, toetsen met hypothese (Kwal. - kwan.)
● Eerst systematisch onderzoek, daarna er dieper op in (Kwan. - kwal.)
- Niet-kanssteekproeven: selectie aanwezig