Micro-Economie, Universiteit Leiden, Boek: Principles of economics.
Belangrijke thema’s 1 -14 uitgelegd in eigen woorden:
Hoofdstuk 1
Scarcity oftewel schaarste: schaarste betekent in principe dat er niet een oneindig aantal is
van één goed en hoe minder er van een goed is hoe duurder het wordt. Het ene goed
kunnen aanschaffen om vervolgens minder van een ander goed te kunnen besteden hoort
hier ook bij
Cost-benefit principle: een goed zal alleen gekocht worden als de baten groter zijn dan de
kosten, denk aan marginale baten en kosten niet per se absolute verschillen. Bij dit begrip
moet je rekening houden met opportunity costs, de verzonken kosten, letten op het verschil
tussen gemiddeld en marginaal en kosten en baten proportioneel nemen voor een juiste
weergave van kosten en baten.
Positive economics: houdt ongeveer in van hoe zit dit in elkaar en hoe werkt het, vooral
zonder absolute waarden of getallen.
Normative economics: uitspraken op basis van normen en waarden,
Hoofdstuk 2
Absoluut- vs comparatiefvoordeel: Absoluut voordeel is als iemand meer van een goed kan
produceren dan een ander. Comparatief voordeel is als iemand efficiënter is in het
produceren van een goed dan de ander en dus de opportunity costs lager zijn dan persoon 2
om het goed te produceren.
Production Possibility Frontier (PPF): Hier onder staat een foto van de PPF. De PPF is een
soort maatstaaf voor efficiëntie. Alles binnen de PPF qua productie is automatisch inefficiënt
omdat meer van beide goederen geproduceerd kan worden zonder een toename van de
opportunity costs. Alles op de curve zelf is het meest efficiënt voor de economie.
,Factoren die de PPF beïnvloeden: Investeringen zijn manieren om de PPF te beïnvloeden, als
de PPF groeit is het eigenlijk gewoon economische groei en basicly groei van de
productiecapaciteit. Populatiegroei maakt ook uit, meer mensen, meer consumenten, meer
werknemers, meer money. Kennis en technologie is gewoon belangrijkste spreekt wel voor
zich.
Voordelen van specialisatie: Een efficiëntere productie, meer welvaart want specialisatie
zorgt meestal voor waardevermeerdering. Je voegt letterlijk waarde aan jezelf toe als je
jezelf specialiseert. Plus meestal kan je er een soort principaal-agent relatie uit krijgen wat
best chill is als jij degene bent die gespecialiseerd is.
Hoofdstuk 3
Demand curve (D): De vraagcurve heeft een neerwaarts verloop door meerdere redenen
namelijk de volgende drie:
- Het inkomenseffect, is een verandering in vraag in een product door een verandering
van inkomen.
- Het substitutie-effect, verandering van vraag in een product door een vervanger van
een product. Stel iPhone wordt superduur dat sommige mensen over gaan op
Samsung ofzo.
- De reserveringsprijs van kopers, het grootste bedrag wat kopers overhebben voor
een bepaald product. Stel je bent een consument en je reserveringsprijs voor bier is
10 euro per krat, maar je bent wel liefhebber van Grolsch heb je gewoon pech a
zahbi.
, Supply curve: Een opwaartse lijn die aangeeft hoeveel producenten willen verkopen en
tegen welke prijs. Deze lijn is opwaarts vanwege bedrijven die graag meer geld willen bij een
bepaalde hoeveelheid, ze moeten namelijk opportunity costs laag of zelfs 0 houden om
ultieme efficiëntie te behalen.
Movement along the curve: markt equilibrium is wanneer de aanbodlijn en de vraaglijn
elkaar snijden, er komt een equilibrium prijs en een equilibrium hoeveelheid. Er zijn heel
veel situaties waar D en S kunnen verschuiven.
Excess supply: hoeveel er meer is van een goed dan dat er gevraagd is. Wanneer de prijs van
een goed boven de equilibriumprijs ligt
Excess demand: hoeveel meer vraag er is naar een goed dan dat er aangeboden is. Dit
gebeurt wanneer de prijs van een goed onder het equilibrium ligt.
Demand curve (uitgebreid): als een vraaglijn naar rechts verschuift, zal er dus meer vraag
zijn bij een hogere prijs dan in de vorige situatie. Omgekeerd als de lijn naar links verschuift.
Vraaglijnen verschuiven bijvoorbeeld wanneer complementaire goederen een
prijsverandering ondergaan. Stel de PlayStation wordt goedkoper, dan zal er ongetwijfeld
meer vraag zijn bij hetzelfde aanbod naar controllers of naar FIFA ofzo. Andersom natuurlijk
vraaglijnen zullen naar links verschuiven wanneer een substitutiegoed verandert in prijs.
Belangrijke thema’s 1 -14 uitgelegd in eigen woorden:
Hoofdstuk 1
Scarcity oftewel schaarste: schaarste betekent in principe dat er niet een oneindig aantal is
van één goed en hoe minder er van een goed is hoe duurder het wordt. Het ene goed
kunnen aanschaffen om vervolgens minder van een ander goed te kunnen besteden hoort
hier ook bij
Cost-benefit principle: een goed zal alleen gekocht worden als de baten groter zijn dan de
kosten, denk aan marginale baten en kosten niet per se absolute verschillen. Bij dit begrip
moet je rekening houden met opportunity costs, de verzonken kosten, letten op het verschil
tussen gemiddeld en marginaal en kosten en baten proportioneel nemen voor een juiste
weergave van kosten en baten.
Positive economics: houdt ongeveer in van hoe zit dit in elkaar en hoe werkt het, vooral
zonder absolute waarden of getallen.
Normative economics: uitspraken op basis van normen en waarden,
Hoofdstuk 2
Absoluut- vs comparatiefvoordeel: Absoluut voordeel is als iemand meer van een goed kan
produceren dan een ander. Comparatief voordeel is als iemand efficiënter is in het
produceren van een goed dan de ander en dus de opportunity costs lager zijn dan persoon 2
om het goed te produceren.
Production Possibility Frontier (PPF): Hier onder staat een foto van de PPF. De PPF is een
soort maatstaaf voor efficiëntie. Alles binnen de PPF qua productie is automatisch inefficiënt
omdat meer van beide goederen geproduceerd kan worden zonder een toename van de
opportunity costs. Alles op de curve zelf is het meest efficiënt voor de economie.
,Factoren die de PPF beïnvloeden: Investeringen zijn manieren om de PPF te beïnvloeden, als
de PPF groeit is het eigenlijk gewoon economische groei en basicly groei van de
productiecapaciteit. Populatiegroei maakt ook uit, meer mensen, meer consumenten, meer
werknemers, meer money. Kennis en technologie is gewoon belangrijkste spreekt wel voor
zich.
Voordelen van specialisatie: Een efficiëntere productie, meer welvaart want specialisatie
zorgt meestal voor waardevermeerdering. Je voegt letterlijk waarde aan jezelf toe als je
jezelf specialiseert. Plus meestal kan je er een soort principaal-agent relatie uit krijgen wat
best chill is als jij degene bent die gespecialiseerd is.
Hoofdstuk 3
Demand curve (D): De vraagcurve heeft een neerwaarts verloop door meerdere redenen
namelijk de volgende drie:
- Het inkomenseffect, is een verandering in vraag in een product door een verandering
van inkomen.
- Het substitutie-effect, verandering van vraag in een product door een vervanger van
een product. Stel iPhone wordt superduur dat sommige mensen over gaan op
Samsung ofzo.
- De reserveringsprijs van kopers, het grootste bedrag wat kopers overhebben voor
een bepaald product. Stel je bent een consument en je reserveringsprijs voor bier is
10 euro per krat, maar je bent wel liefhebber van Grolsch heb je gewoon pech a
zahbi.
, Supply curve: Een opwaartse lijn die aangeeft hoeveel producenten willen verkopen en
tegen welke prijs. Deze lijn is opwaarts vanwege bedrijven die graag meer geld willen bij een
bepaalde hoeveelheid, ze moeten namelijk opportunity costs laag of zelfs 0 houden om
ultieme efficiëntie te behalen.
Movement along the curve: markt equilibrium is wanneer de aanbodlijn en de vraaglijn
elkaar snijden, er komt een equilibrium prijs en een equilibrium hoeveelheid. Er zijn heel
veel situaties waar D en S kunnen verschuiven.
Excess supply: hoeveel er meer is van een goed dan dat er gevraagd is. Wanneer de prijs van
een goed boven de equilibriumprijs ligt
Excess demand: hoeveel meer vraag er is naar een goed dan dat er aangeboden is. Dit
gebeurt wanneer de prijs van een goed onder het equilibrium ligt.
Demand curve (uitgebreid): als een vraaglijn naar rechts verschuift, zal er dus meer vraag
zijn bij een hogere prijs dan in de vorige situatie. Omgekeerd als de lijn naar links verschuift.
Vraaglijnen verschuiven bijvoorbeeld wanneer complementaire goederen een
prijsverandering ondergaan. Stel de PlayStation wordt goedkoper, dan zal er ongetwijfeld
meer vraag zijn bij hetzelfde aanbod naar controllers of naar FIFA ofzo. Andersom natuurlijk
vraaglijnen zullen naar links verschuiven wanneer een substitutiegoed verandert in prijs.
