Begrippenlijst H2
Surveyonderzoek: Onderzoek met behulp van enquêtes om meningen, houdingen en kennis
bij grote groepen personen te meten.
Panel enquête: Regelmatige terugkerende enquête onder vooraf aangemeld panel, over
uiteenlopende onderwerpen.
Respondenten: Personen die aan vragenlijstonderzoeken meedoen.
Cross-sectioneel onderzoek: Onderzoek waarbij je op een bepaald moment eenmalig
gegevens verzameld.
Secundaire analyse: Onderzoek met behulp van eerdere in een datebestand verzamelde
gegevens.
Big data-onderzoek: Secundaire analyse van hele grote datasets.
Meta-analyse: Cijfermatige vergelijkingen van een groot aantal bestanden over hetzelfde
onderwerp, waarbij de resultaten opnieuw worden geanalyseerd.
Systematische review: Onderzoek naar originele studies over het onderwerp van je
onderzoek.
Experiment: Een onderzoek waarbij proefpersonen in een al dan niet gecontroleerde situatie
worden getest, om zo een effect te meten.
Variabelen: De gemeten kenmerken van de eenheden in je onderzoek die telkens een
andere waarde kunnen aannemen.
Onafhankelijke-oorzaak-experimentele (X): Variabelen die gebruikt wordt om een situatie
te manipuleren en een verandering te veroorzaken.
Afhankelijke-effect (Y): variabele die verandert onder invloed van de onafhankelijk
variabelen.
Causaal verband: Oorzaak- gevolgrelatie.
Laboratorium- of zuiver experiment: Experiment waarbij proefpersonen in een zo veel
mogelijke gecontroleerde situatie worden getest, zonder invloed van buiten.
Quasi of veldexperiment: Experiment dat in een bestaande situatie wordt uitgevoerd; geen
zuiver experiment.
Experimentele conditie: Blootstelling aan het experiment.
Experimentele groep: Groep die met de experimentele variabele in aanraking komt.
Controleconditie: conditie waarbij de groep niet aan het experiment wordt blootgesteld.
Controlegroep: Groep die niet met de experimentele variabelen in aanraking komt.
Placebo-effect: Proefpersonen krijgen geen werkzame stof toegediend, maar ze menen toch
resultaat te merken.
Proefpersonen: Deelnemers aan experimenteel onderzoek.
Randomisatie: Willkeurig toewijzen van proefpersonen aan een experimentele of
controlegroep.
Voormeting/ nulmeting: Meting voorafgaand aan het experiment
Nameting: Meting na afloop van het experiment
Testeffect: Proefpersonen reageren anders dan gewoonlijk, omdat ze aan een onderzoek
meedoen.
Matchen: Experimentele groepen vergelijkbaar maken op bepaalde kenmerken.
Dubbelblind experiment: Experiment waarbij noch proefpersonen, noch onderzoekers
weten wie in welke groep terechtkomt.
Subjectieve betekenisverlening: Uitgaanspunt van kwalitatief onderzoek waarbij de beleving
van de onderzochte persoon centraal staat.
, Holistische onderzoek: Kwalitatief onderzoek waarbij je onderzoekeenheden bestudeert in
de omgeving als geheel. In de werkelijkheid’
Observatieonderzoek: Onderzoek waarbij gegevens worden verzameld doormiddel van
observatie van personen.
Event sampling: Gedurende een bepaalde periode wordt geteld hoe vaak een bepaald
gedrag voorkomt.
Time sampling: Gedurende een bepaalde periode wordt bij elk signaal het gedrag van dat
moment genoteerd.
Intersubjectiviteit: Er bestaat overeenstemming tussen de onderzoekers over
onderzoeksresultaten.
Gestructureerd interview: Interview met gestructureerde vragen.
Half gestructureerd interview: Interview met zowel open als gestructureerde vragen.
Ongestructureerd interview: Diepte-interview waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt genaakt
van een onderwerp lijst.
Groepsinterview: interview met een groep personen
Focusgroepinterview: groepsinterview waarbij meestal over een onderwerp gesproken
wordt.
Primaire literatuur: Literatuur die een nieuw onderwerp behandelt
Secundaire literatuur: Literatuur waarin over onderzoeken van andere wetenschappers
wordt gerapporteerd.
Tertiaire literatuur: Literatuur waarin opsommingen van primaire en secundaire bronnen
worden gegeven.
Grijze literatuur: Literatuur die niet in gangbare collecties is opgenomen, zoals verslagen,
papers op conferenties en dergelijke.
Kwalitatief bureauonderzoek: Kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij je niet echt het veld
in gaat.
Inhoudsanalyse: verzamelen en analyseren van teksten over een bepaald onderwerp.
Tekstsociologie: Onderzoek waarbij autobiografische teksten worden geanalyseerd.
Kwalitatieve secundaire analyse: kwalitatieve analyse van bestaande bestanden vanuit een
nieuw perspectief.
Intensief onderzoek: Een onderzoekvraag van binnenuit beantwoorden.
Extensief onderzoek: Een onderzoeksvraag van buitenaf beantwoorden.
Casestudie: Onderzoek met slechts een eenheid van onderzoek: N=1
Actieonderzoek/handelingsonderzoek: Onderzoek waarbij het effect van een verandering of
maatregel tegelijkertijd met de invoering ervan wordt onderzocht en waar nodig kan worden
bijgesteld.
Delphi-onderzoek: Gevalsstudie waarbij met behulp van experts het draagvlak van
veranderingen, voorafgaand aan invoering wordt onderzocht.
Biografisch onderzoek: Onderzoek naar leven en werken van een bepaald persoon.
Onderzoeksdesign: Een min of meer vaste onderzoeksprocedure bij een bepaald
onderwerp.
Triangulatie: Het analyseren van een probleem vanuit verschillende invalshoeken.
Methodetriangulatie: Inzet van meerdere methoden van data verzamelingen
Datatriangulatie: Inzet van verschillende onderzoeksgroepen (datesets)
Onderzoekerstriangulatie: inzet van meerdere onderzoekers.
Theoretische triangulatie: Inzet van verschillende theoretische uitgangspunten.
Mixed Method: Onderzoek waarbij je kwalitatief en kwantitatief onderzoek combineert.
Surveyonderzoek: Onderzoek met behulp van enquêtes om meningen, houdingen en kennis
bij grote groepen personen te meten.
Panel enquête: Regelmatige terugkerende enquête onder vooraf aangemeld panel, over
uiteenlopende onderwerpen.
Respondenten: Personen die aan vragenlijstonderzoeken meedoen.
Cross-sectioneel onderzoek: Onderzoek waarbij je op een bepaald moment eenmalig
gegevens verzameld.
Secundaire analyse: Onderzoek met behulp van eerdere in een datebestand verzamelde
gegevens.
Big data-onderzoek: Secundaire analyse van hele grote datasets.
Meta-analyse: Cijfermatige vergelijkingen van een groot aantal bestanden over hetzelfde
onderwerp, waarbij de resultaten opnieuw worden geanalyseerd.
Systematische review: Onderzoek naar originele studies over het onderwerp van je
onderzoek.
Experiment: Een onderzoek waarbij proefpersonen in een al dan niet gecontroleerde situatie
worden getest, om zo een effect te meten.
Variabelen: De gemeten kenmerken van de eenheden in je onderzoek die telkens een
andere waarde kunnen aannemen.
Onafhankelijke-oorzaak-experimentele (X): Variabelen die gebruikt wordt om een situatie
te manipuleren en een verandering te veroorzaken.
Afhankelijke-effect (Y): variabele die verandert onder invloed van de onafhankelijk
variabelen.
Causaal verband: Oorzaak- gevolgrelatie.
Laboratorium- of zuiver experiment: Experiment waarbij proefpersonen in een zo veel
mogelijke gecontroleerde situatie worden getest, zonder invloed van buiten.
Quasi of veldexperiment: Experiment dat in een bestaande situatie wordt uitgevoerd; geen
zuiver experiment.
Experimentele conditie: Blootstelling aan het experiment.
Experimentele groep: Groep die met de experimentele variabele in aanraking komt.
Controleconditie: conditie waarbij de groep niet aan het experiment wordt blootgesteld.
Controlegroep: Groep die niet met de experimentele variabelen in aanraking komt.
Placebo-effect: Proefpersonen krijgen geen werkzame stof toegediend, maar ze menen toch
resultaat te merken.
Proefpersonen: Deelnemers aan experimenteel onderzoek.
Randomisatie: Willkeurig toewijzen van proefpersonen aan een experimentele of
controlegroep.
Voormeting/ nulmeting: Meting voorafgaand aan het experiment
Nameting: Meting na afloop van het experiment
Testeffect: Proefpersonen reageren anders dan gewoonlijk, omdat ze aan een onderzoek
meedoen.
Matchen: Experimentele groepen vergelijkbaar maken op bepaalde kenmerken.
Dubbelblind experiment: Experiment waarbij noch proefpersonen, noch onderzoekers
weten wie in welke groep terechtkomt.
Subjectieve betekenisverlening: Uitgaanspunt van kwalitatief onderzoek waarbij de beleving
van de onderzochte persoon centraal staat.
, Holistische onderzoek: Kwalitatief onderzoek waarbij je onderzoekeenheden bestudeert in
de omgeving als geheel. In de werkelijkheid’
Observatieonderzoek: Onderzoek waarbij gegevens worden verzameld doormiddel van
observatie van personen.
Event sampling: Gedurende een bepaalde periode wordt geteld hoe vaak een bepaald
gedrag voorkomt.
Time sampling: Gedurende een bepaalde periode wordt bij elk signaal het gedrag van dat
moment genoteerd.
Intersubjectiviteit: Er bestaat overeenstemming tussen de onderzoekers over
onderzoeksresultaten.
Gestructureerd interview: Interview met gestructureerde vragen.
Half gestructureerd interview: Interview met zowel open als gestructureerde vragen.
Ongestructureerd interview: Diepte-interview waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt genaakt
van een onderwerp lijst.
Groepsinterview: interview met een groep personen
Focusgroepinterview: groepsinterview waarbij meestal over een onderwerp gesproken
wordt.
Primaire literatuur: Literatuur die een nieuw onderwerp behandelt
Secundaire literatuur: Literatuur waarin over onderzoeken van andere wetenschappers
wordt gerapporteerd.
Tertiaire literatuur: Literatuur waarin opsommingen van primaire en secundaire bronnen
worden gegeven.
Grijze literatuur: Literatuur die niet in gangbare collecties is opgenomen, zoals verslagen,
papers op conferenties en dergelijke.
Kwalitatief bureauonderzoek: Kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij je niet echt het veld
in gaat.
Inhoudsanalyse: verzamelen en analyseren van teksten over een bepaald onderwerp.
Tekstsociologie: Onderzoek waarbij autobiografische teksten worden geanalyseerd.
Kwalitatieve secundaire analyse: kwalitatieve analyse van bestaande bestanden vanuit een
nieuw perspectief.
Intensief onderzoek: Een onderzoekvraag van binnenuit beantwoorden.
Extensief onderzoek: Een onderzoeksvraag van buitenaf beantwoorden.
Casestudie: Onderzoek met slechts een eenheid van onderzoek: N=1
Actieonderzoek/handelingsonderzoek: Onderzoek waarbij het effect van een verandering of
maatregel tegelijkertijd met de invoering ervan wordt onderzocht en waar nodig kan worden
bijgesteld.
Delphi-onderzoek: Gevalsstudie waarbij met behulp van experts het draagvlak van
veranderingen, voorafgaand aan invoering wordt onderzocht.
Biografisch onderzoek: Onderzoek naar leven en werken van een bepaald persoon.
Onderzoeksdesign: Een min of meer vaste onderzoeksprocedure bij een bepaald
onderwerp.
Triangulatie: Het analyseren van een probleem vanuit verschillende invalshoeken.
Methodetriangulatie: Inzet van meerdere methoden van data verzamelingen
Datatriangulatie: Inzet van verschillende onderzoeksgroepen (datesets)
Onderzoekerstriangulatie: inzet van meerdere onderzoekers.
Theoretische triangulatie: Inzet van verschillende theoretische uitgangspunten.
Mixed Method: Onderzoek waarbij je kwalitatief en kwantitatief onderzoek combineert.