Economie samenvatting conjunctuur
Hoofdstuk 1
De totale besteden zijn de effectieve vraag en worden gedaan door gezinnen,
andere bedrijven, de overheid en het buitenland.
Er zijn drie conjuncturele situaties:
1. Onderbesteding à de bestedingen zijn lager dan de productiecapaciteit. Er
wordt minder gevraag dan er geproduceerd wordt. Er ontstaat werkloosheid.
2. Bestedingsevenwicht à de bestedingen zijn even hoog als de
productiecapaciteit.
3. Overbesteding à de bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit. De
productie kan niet aan de vraag voldoen, dus de prijzen zullen stijgen
(bestedingsinflatie). Daarmee stijgen ook de loonkosten, want de werkgever
neemt meer personeel aan om meer producten te produceren (kosteninflatie).
Onder conjunctuur verstaan we schommelingen in het niveau
van de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit.
De trend is de gemiddelde groei berekend over een lange
periode. De kringelde lijn is de effectieve vraag (= nationaal
product/ inkomen).
Hoofdstuk 2
Belangrijke theorieën om de werkloosheid te laten dalen zijn:
1. Klassieken: loon = loonkosten à de loonkosten verlagen.
Door de loonkosten te verlagen kunnen bedrijven goedkoper produceren en de prijs
van hun producten verlagen. Hierdoor wordt de concurrentiepositie beter en kan het
bedrijf meer producten verkopen. Door deze grote productie hebben ze meer
arbeidskracht nodig, waardoor de vraag naar arbeid stijgt en de werkloosheid daalt.
Deze theorie is alleen van toepassing als er in het land onderbesteding is en in het
buitenland niet.
2. Keynesianen: loon = koopkracht. à De loonkosten verhogen.
Als het loon daalt, neem de koopkracht af. Hierdoor daalt de effectieve vraag en de
productie. De werkloosheid stijgt alleen maar meer.
Als de lonen wel stijgen, nemen de bestedingen toe (mensen zullen meer kopen).
Daardoor stijgt de productie en is er meer vraag naar arbeid.
De overheid kan op twee manieren de bestedingen beïnvloeden:
- de bestedingen van de overheid zelf te laten veranderen.
- door te zorgen dat particulieren meer/minder gaan besteden (belastingen, premies)
Onderbesteding à er is een vraagtekort. De overheid moet zelf meer besteden en
de belastingen verlagen. Dit leidt tot een toename van de vraag, daarmee een
stijging van de productie, een grote werkgelegenheid en een hoger
nationaal inkomen.
Overbesteding à er is een vraagoverschot. De overheid moet de
bestedingen remmen en de belastingen verhogen. Dit leidt tot een daling
van de vraag enz….
Dit noemen we ook wel het multipliereffect à De overheid (o) geeft meer
uit, bedrijven gaan meer produceren (i) waardoor het inkomen van de
gezinnen stijgt (y). Dit inkomen geven ze weer uit aan consumptie (c).
Hoofdstuk 1
De totale besteden zijn de effectieve vraag en worden gedaan door gezinnen,
andere bedrijven, de overheid en het buitenland.
Er zijn drie conjuncturele situaties:
1. Onderbesteding à de bestedingen zijn lager dan de productiecapaciteit. Er
wordt minder gevraag dan er geproduceerd wordt. Er ontstaat werkloosheid.
2. Bestedingsevenwicht à de bestedingen zijn even hoog als de
productiecapaciteit.
3. Overbesteding à de bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit. De
productie kan niet aan de vraag voldoen, dus de prijzen zullen stijgen
(bestedingsinflatie). Daarmee stijgen ook de loonkosten, want de werkgever
neemt meer personeel aan om meer producten te produceren (kosteninflatie).
Onder conjunctuur verstaan we schommelingen in het niveau
van de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit.
De trend is de gemiddelde groei berekend over een lange
periode. De kringelde lijn is de effectieve vraag (= nationaal
product/ inkomen).
Hoofdstuk 2
Belangrijke theorieën om de werkloosheid te laten dalen zijn:
1. Klassieken: loon = loonkosten à de loonkosten verlagen.
Door de loonkosten te verlagen kunnen bedrijven goedkoper produceren en de prijs
van hun producten verlagen. Hierdoor wordt de concurrentiepositie beter en kan het
bedrijf meer producten verkopen. Door deze grote productie hebben ze meer
arbeidskracht nodig, waardoor de vraag naar arbeid stijgt en de werkloosheid daalt.
Deze theorie is alleen van toepassing als er in het land onderbesteding is en in het
buitenland niet.
2. Keynesianen: loon = koopkracht. à De loonkosten verhogen.
Als het loon daalt, neem de koopkracht af. Hierdoor daalt de effectieve vraag en de
productie. De werkloosheid stijgt alleen maar meer.
Als de lonen wel stijgen, nemen de bestedingen toe (mensen zullen meer kopen).
Daardoor stijgt de productie en is er meer vraag naar arbeid.
De overheid kan op twee manieren de bestedingen beïnvloeden:
- de bestedingen van de overheid zelf te laten veranderen.
- door te zorgen dat particulieren meer/minder gaan besteden (belastingen, premies)
Onderbesteding à er is een vraagtekort. De overheid moet zelf meer besteden en
de belastingen verlagen. Dit leidt tot een toename van de vraag, daarmee een
stijging van de productie, een grote werkgelegenheid en een hoger
nationaal inkomen.
Overbesteding à er is een vraagoverschot. De overheid moet de
bestedingen remmen en de belastingen verhogen. Dit leidt tot een daling
van de vraag enz….
Dit noemen we ook wel het multipliereffect à De overheid (o) geeft meer
uit, bedrijven gaan meer produceren (i) waardoor het inkomen van de
gezinnen stijgt (y). Dit inkomen geven ze weer uit aan consumptie (c).
