Bsm paragraaf 2.4 organiseren van
bewegingsactiviteiten
Voordat je begint met organiseren:
- Hoeveel deelnemers zijn er
- Hoeveel speelvelden en materialen zijn er
- Hoeveel tijd is er
Praktische aandachtspunten voorbereidingsfase:
- Met wie moet je afspraken maken
- Hoeveel voorbereidingstijd heb je
- Is er sprake van een budget, zo ja hoeveel
Intrascolair toernooi: een toernooi tussen bijvoorbeeld verschillende klassenteams op 1 school.
Interscolair toernooi: een toernooi tussen bijvoorbeeld schoolteams van verschillende scholen.
Organisatievormen:
1. Hele en halve competitie
Hele competitie: iedereen speelt 2x tegen elkaar aantal wedstrijden = aantal
teams x (teams -1)
Halve competitie: iedereen speelt 1x
tegen elkaar aantal wedstrijden =
aantal teams x (aantal teams -1) : 2
Het aantal speelmomenten = aantal
wedstrijden : aantal speelvelden
Wisseltijd = (aantal speelmomenten -1) x tijdsduur wisselingen
2. Play-off: na een competitie speelt nummer 1 tegen nummer 4, en nummer 2 tegen 3. De
winnaars spelen de finale.
3. Poulesysteem: enkele minicompetities die tegelijkertijd worden
gespeeld, vaak halve competities. De 2 beste teams van elke
poule kunnen dan doorgaan in het toernooi. (knock-out
competitie) Alle deelnemers krijgen een plaats (ook 16 e) Bv. Ek-
voetbal
4. Knock-out competitie: in een korte tijd naar een winnaar. Bij
verliezen moet je uit het toernooi. ‘Bye’ als je een oneven aantal
hebt.
5. Laddercompetitie: je daagt een competitie,
die max. 2 treden hoger staat, uit. Win je?
Dan wissel je om van positie. (squashen)
bewegingsactiviteiten
Voordat je begint met organiseren:
- Hoeveel deelnemers zijn er
- Hoeveel speelvelden en materialen zijn er
- Hoeveel tijd is er
Praktische aandachtspunten voorbereidingsfase:
- Met wie moet je afspraken maken
- Hoeveel voorbereidingstijd heb je
- Is er sprake van een budget, zo ja hoeveel
Intrascolair toernooi: een toernooi tussen bijvoorbeeld verschillende klassenteams op 1 school.
Interscolair toernooi: een toernooi tussen bijvoorbeeld schoolteams van verschillende scholen.
Organisatievormen:
1. Hele en halve competitie
Hele competitie: iedereen speelt 2x tegen elkaar aantal wedstrijden = aantal
teams x (teams -1)
Halve competitie: iedereen speelt 1x
tegen elkaar aantal wedstrijden =
aantal teams x (aantal teams -1) : 2
Het aantal speelmomenten = aantal
wedstrijden : aantal speelvelden
Wisseltijd = (aantal speelmomenten -1) x tijdsduur wisselingen
2. Play-off: na een competitie speelt nummer 1 tegen nummer 4, en nummer 2 tegen 3. De
winnaars spelen de finale.
3. Poulesysteem: enkele minicompetities die tegelijkertijd worden
gespeeld, vaak halve competities. De 2 beste teams van elke
poule kunnen dan doorgaan in het toernooi. (knock-out
competitie) Alle deelnemers krijgen een plaats (ook 16 e) Bv. Ek-
voetbal
4. Knock-out competitie: in een korte tijd naar een winnaar. Bij
verliezen moet je uit het toernooi. ‘Bye’ als je een oneven aantal
hebt.
5. Laddercompetitie: je daagt een competitie,
die max. 2 treden hoger staat, uit. Win je?
Dan wissel je om van positie. (squashen)