Samenvatting Methoden van Kwalitatief Onderzoek
CHAPTER 16 – THE NATURE OF QUALITATIVE RESEARCH
16.2 – What is qualitative research?
Kwalitatief onderzoek is een vorm van onderzoek dat woorden, afbeeldingen en objecten benadrukt bij het
verzamelen en analyseren van data.
Kwalitatief onderzoek wordt gedaan wanneer de volgende dingen onderzocht willen worden:
1. Betekenisverlening
2. Achterliggende motivaties en interpretaties
3. Kwantitatieve cijfers interpreteren of toelichten
4. Er is weinig informatie over het onderwerp beschikbaar
5. Beschrijving van complexe/veranderende situaties
Kwalitatief onderzoek heeft, naast de focus op woorden, afbeeldingen en objecten, drie kenmerken:
1. Kwalitatief onderzoek heeft een inductieve kijk op de relatie tussen theorie en onderzoek, deze kijk
houdt in dat theorie gegenereerd wordt op basis van data.
2. Kwalitatief onderzoek heeft een interpretatieve visie, dit betekent dat kwalitatief onderzoek de
sociale wereld probeert te begrijpen door de interpretatie van mensen over deze sociale wereld te
onderzoeken.
3. Kwalitatief onderzoek heeft een constructivistische/ontologische kijk op de sociale wereld, dit houdt
in dat kwalitatief onderzoek sociale kenmerken ziet als producten van interacties tussen individuen.
Kwalitatief onderzoek is moeilijk te beschrijven, Bryman en Burgess geven hier drie redenen voor:
1. Sommigen impliceren dat er geen numerieke data is bij kwalitatief onderzoek en dat dit het
onderscheidende aspect van kwalitatief onderzoek is, maar dit is niet zo.
2. Er zijn verschillende tradities en perspectieven binnen kwalitatief onderzoek en er zijn ook
verschillende benaderingen die gebruikt kunnen worden.
3. Van kwalitatief onderzoek worden vaak de aspecten besproken die het niet heeft (bijvoorbeeld de
aspecten van kwantitatief onderzoek).
Traditions and perspectives in qualitative research
Denzin en Lincoln suggereren dat kwalitatief onderzoek zich in acht belangrijke perioden heeft ontwikkeld:
1. 1900-1945: de traditionele periode waarin grondige onderzoeken gedaan werden.
- Positivistische visie
2. 1945-1970: de modernistische periode waarin kwalitatief onderzoek meer rigoureus werd en er
gereflecteerd werd op het proces van onderzoek doen.
3. 1970-1986: blurred genres waarbij verschillende benaderingen en ideeën ontdekt werden.
- Er was nog steeds een positivistische visie maar het de interpretatieve visie kwam ook op.
4. 1980-onwards: crisis of representation waarbij er meer zelfbewustzijn was, inclusief het besef dat
kwalitatief onderzoek een manier is om de werkelijkheid te representeren.
5. 1990-onwards: de postmoderne periode van experimenteel etnografisch schrijven waarin
verschillende manieren van het opschrijven van bevindingen ontdekt werden.
6. 1995-2000: postexperimenteel onderzoek
7. 2000-2004: de methodologically contested present waarin er onenigheid was over hoe kwalitatief
onderzoek uitgevoerd moet worden en in welke richting dit soort onderzoek moet gaan.
8. 2004-onwards: de fractured future
, Key concept 16.1 – What is postmodernism?
De definitie van het postmodernisme bevat twee aspecten:
1. Het is een poging om de maatschappij en cultuur te begrijpen.
2. Het is een manier van denken over de natuur van sociale
wetenschappen en hun kennis van zaken.
Er is kritiek op de visie van Denzin en Lincoln:
1. De perioden worden gepresenteerd als verschillende, opeenvolgende perioden waarbij de ene
periode leidde tot de volgende periode.
Maar, eigenlijk bleven de verschillende perioden zich ontwikkelen en bestaan deze nog altijd
binnen het kwalitatief onderzoek.
2. Sommige perioden zijn geassocieerd met bepaalde gebeurtenissen.
Maar, dit is raar omdat eerdere perioden geassocieerd zijn met tientallen jaren.
3. De laatste perioden lijkt meer te maken hebben met sociaal onderzoek dan kwalitatief onderzoek.
4. De lijst met perioden stopt begin 2000 waardoor het de nieuwe ontwikkelingen niet bevat, deze zijn:
1. An emphasis on the sensory. Terwijl de zintuigen al lange tijd onderdeel zijn van de sociale
wetenschappen, is er recent opnieuw gefocust op het belang van zintuigen bij het
interpreteren van de werkelijkheid.
2. A questioning of normative concepts of identity and experience. De nadruk ligt op hoe
bepaalde posities kunnen reflecteren wie het beste bepaald onderzoek kan doen.
3. The use of creative and participatory approaches. Creatieve en participatief onderzoek
proberen machtsrelaties opnieuw te balanceren door onderzoeken uit te voeren ‘bij’ of ‘met’
participanten in plaats van ‘op’ participanten.
Data-collection methods in qualitative research
De meest gebruikt methoden om data verzamelen binnen kwalitatief onderzoek zijn:
1. Etnografie/participant observatie
2. Kwalitatief interviewen
3. Focus groepen
4. Een verzameling van teksten en documenten (conversatie en discourse analyse)
Tijdens een onderzoek kunnen er meerdere methoden gebruikt worden, dit wordt een multi-methode
benadering genoemd.
16.3 – The main preoccupations of qualitative researchers
Er zijn vijf veelvoorkomende bedenkingen van kwalitatieve onderzoekers:
1. Kijken door de ogen van de participanten.
2. Verstrekken van volledige beschrijvingen.
3. Het belang van processen in het sociale leven.
4. Prioriteiten stellen voor flexibiliteit.
5. Concepten en theorieën in data gronden.
16.4 – The main steps in qualitative research
Bij het doen van kwalitatief onderzoek worden er zes stappen doorlopen:
1. Algemene onderzoeksvraag opstellen
2. Relevante sites en participanten selecteren
3. Relevante data verzamelen
4. Data interpreteren
5. Conceptuele en theoretische werk
- Dit vormt samen met stap 4 de onderzoeksbevindingen.
5a. Onderzoeksvraag specificeren
5b. Aanvullende data verzamelen
6. Bevindingen/conclusies opschrijven
, Key concept 16.2 – What is grounded theory?
Strauss en Corbin definiëren geaarde theorieën als
theorieën die ontstaan vanuit data dat systematisch
verzameld en geanalyseerd is.
Geaarde theorieën hebben twee kenmerken:
16.5 – Theory and concepts in qualitative research 1. De theorie ontwikkelt zich vanuit data.
2. De theorie heeft een iteratieve benadering,
De meeste kwalitatieve onderzoekers benadrukken een voorkeur voor dit houdt in dat data verzamelen en
het zien van een theorie als iets dat informeert, en tegelijkertijd analyseren na elkaar gebeurt waarbij er
ontstaat uit data. steeds naar elkaar gerefereerd wordt.
- In het geval van geaarde theorieën ontstaan theorieën uit een iteratief proces van data verzamelen
en analyseren.
Silverman (2014) benadrukt dat kwalitatieve onderzoekers geïnteresseerd zijn in het gebruik van theorieën
om het onderzoek vorm te geven en hij suggereert dat dit een reflectie is van de groeiende ‘volwassenheid’
van kwalitatieve onderzoekers.
Volgens Blumer (1954) zijn er twee soorten concepten die binnen het kwalitatief onderzoek gebruikt worden:
1. Definitieve concepten waarbij indicatoren een concept vastleggen.
2. Sensitizing/richtinggevende concepten bieden een algemeen referentiekader waarin ruimte is voor
alternatieve zienswijzen.
16.6 – Research quality and qualitative research
Binnen kwalitatief onderzoek is meten niet het meest belangrijke, daarom worden er andere criteria gebruikt
om de validiteit en betrouwbaarheid van kwalitatief onderzoek te beschrijven:
1. Het gebruik van de termen ‘betrouwbaarheid’ en ‘validiteit’ in kwalitatief onderzoek.
- Mason (1996) stelde voor om de termen hetzelfde te gebruiken als bij kwantitatief onderzoek.
- LeCompte en Goetz (1982) stelden voor om nadruk van de termen meer af te laten stemmen
met de uitkomsten van kwalitatief onderzoek:
1. Externe betrouwbaarheid is de mate waarin een onderzoek gerepliceerd kan worden.
- Binnen kwalitatief onderzoek is dit moeilijk omdat de sociale setting continu
veranderd waardoor niet dezelfde onderzoek omstandigheden gecreëerd
kunnen worden.
2. Interne betrouwbaarheid is de mate waarin de observanten het met elkaar eens zijn.
Interne betrouwbaarheid is vergelijkbaar met inter-rater reliability.
3. Externe validiteit is de mate waarin bevindingen kunnen worden gegeneraliseerd.
4. Interne validiteit is de mate waarin er een goede match is tussen de observaties en de
ontwikkelde theoretische ideeën.
2. Het gebruik van andere criteria om kwalitatief onderzoek te evalueren.
- Lincoln en Guba (1985 & 1994) stelden twee criteria voor waarop kwalitatief onderzoek
beoordeeld kan worden:
1. Trustworthiness wat bestaat uit vier criteria: credibility (interne validiteit),
transferability (externe validiteit), dependability (betrouwbaarheid) en confirmability
(objectiviteit).
2. Authenticity wat bestaat uit vijf criteria:
1. Fairness: representeert het onderzoek eerlijk/fair verschillende meningen
tussen leden van een bepaalde sociale setting?
2. Ontological authenticity: helpt het onderzoek de leden van een bepaalde sociale
setting hun sociale setting beter te begrijpen?
3. Educative authenticity: helpt het onderzoek de leden van een bepaalde sociale
setting de meningen/perspectieven van anderen te waarderen?
4. Catalytic authenticity: heeft de onderzoeker de leden van een bepaalde sociale
setting gevraagd om actief hun situatie te veranderen?
5. Tactical authenticity: heeft het onderzoek de leden van een bepaalde sociale
setting de kracht gegeven om actie te ondernemen?
CHAPTER 16 – THE NATURE OF QUALITATIVE RESEARCH
16.2 – What is qualitative research?
Kwalitatief onderzoek is een vorm van onderzoek dat woorden, afbeeldingen en objecten benadrukt bij het
verzamelen en analyseren van data.
Kwalitatief onderzoek wordt gedaan wanneer de volgende dingen onderzocht willen worden:
1. Betekenisverlening
2. Achterliggende motivaties en interpretaties
3. Kwantitatieve cijfers interpreteren of toelichten
4. Er is weinig informatie over het onderwerp beschikbaar
5. Beschrijving van complexe/veranderende situaties
Kwalitatief onderzoek heeft, naast de focus op woorden, afbeeldingen en objecten, drie kenmerken:
1. Kwalitatief onderzoek heeft een inductieve kijk op de relatie tussen theorie en onderzoek, deze kijk
houdt in dat theorie gegenereerd wordt op basis van data.
2. Kwalitatief onderzoek heeft een interpretatieve visie, dit betekent dat kwalitatief onderzoek de
sociale wereld probeert te begrijpen door de interpretatie van mensen over deze sociale wereld te
onderzoeken.
3. Kwalitatief onderzoek heeft een constructivistische/ontologische kijk op de sociale wereld, dit houdt
in dat kwalitatief onderzoek sociale kenmerken ziet als producten van interacties tussen individuen.
Kwalitatief onderzoek is moeilijk te beschrijven, Bryman en Burgess geven hier drie redenen voor:
1. Sommigen impliceren dat er geen numerieke data is bij kwalitatief onderzoek en dat dit het
onderscheidende aspect van kwalitatief onderzoek is, maar dit is niet zo.
2. Er zijn verschillende tradities en perspectieven binnen kwalitatief onderzoek en er zijn ook
verschillende benaderingen die gebruikt kunnen worden.
3. Van kwalitatief onderzoek worden vaak de aspecten besproken die het niet heeft (bijvoorbeeld de
aspecten van kwantitatief onderzoek).
Traditions and perspectives in qualitative research
Denzin en Lincoln suggereren dat kwalitatief onderzoek zich in acht belangrijke perioden heeft ontwikkeld:
1. 1900-1945: de traditionele periode waarin grondige onderzoeken gedaan werden.
- Positivistische visie
2. 1945-1970: de modernistische periode waarin kwalitatief onderzoek meer rigoureus werd en er
gereflecteerd werd op het proces van onderzoek doen.
3. 1970-1986: blurred genres waarbij verschillende benaderingen en ideeën ontdekt werden.
- Er was nog steeds een positivistische visie maar het de interpretatieve visie kwam ook op.
4. 1980-onwards: crisis of representation waarbij er meer zelfbewustzijn was, inclusief het besef dat
kwalitatief onderzoek een manier is om de werkelijkheid te representeren.
5. 1990-onwards: de postmoderne periode van experimenteel etnografisch schrijven waarin
verschillende manieren van het opschrijven van bevindingen ontdekt werden.
6. 1995-2000: postexperimenteel onderzoek
7. 2000-2004: de methodologically contested present waarin er onenigheid was over hoe kwalitatief
onderzoek uitgevoerd moet worden en in welke richting dit soort onderzoek moet gaan.
8. 2004-onwards: de fractured future
, Key concept 16.1 – What is postmodernism?
De definitie van het postmodernisme bevat twee aspecten:
1. Het is een poging om de maatschappij en cultuur te begrijpen.
2. Het is een manier van denken over de natuur van sociale
wetenschappen en hun kennis van zaken.
Er is kritiek op de visie van Denzin en Lincoln:
1. De perioden worden gepresenteerd als verschillende, opeenvolgende perioden waarbij de ene
periode leidde tot de volgende periode.
Maar, eigenlijk bleven de verschillende perioden zich ontwikkelen en bestaan deze nog altijd
binnen het kwalitatief onderzoek.
2. Sommige perioden zijn geassocieerd met bepaalde gebeurtenissen.
Maar, dit is raar omdat eerdere perioden geassocieerd zijn met tientallen jaren.
3. De laatste perioden lijkt meer te maken hebben met sociaal onderzoek dan kwalitatief onderzoek.
4. De lijst met perioden stopt begin 2000 waardoor het de nieuwe ontwikkelingen niet bevat, deze zijn:
1. An emphasis on the sensory. Terwijl de zintuigen al lange tijd onderdeel zijn van de sociale
wetenschappen, is er recent opnieuw gefocust op het belang van zintuigen bij het
interpreteren van de werkelijkheid.
2. A questioning of normative concepts of identity and experience. De nadruk ligt op hoe
bepaalde posities kunnen reflecteren wie het beste bepaald onderzoek kan doen.
3. The use of creative and participatory approaches. Creatieve en participatief onderzoek
proberen machtsrelaties opnieuw te balanceren door onderzoeken uit te voeren ‘bij’ of ‘met’
participanten in plaats van ‘op’ participanten.
Data-collection methods in qualitative research
De meest gebruikt methoden om data verzamelen binnen kwalitatief onderzoek zijn:
1. Etnografie/participant observatie
2. Kwalitatief interviewen
3. Focus groepen
4. Een verzameling van teksten en documenten (conversatie en discourse analyse)
Tijdens een onderzoek kunnen er meerdere methoden gebruikt worden, dit wordt een multi-methode
benadering genoemd.
16.3 – The main preoccupations of qualitative researchers
Er zijn vijf veelvoorkomende bedenkingen van kwalitatieve onderzoekers:
1. Kijken door de ogen van de participanten.
2. Verstrekken van volledige beschrijvingen.
3. Het belang van processen in het sociale leven.
4. Prioriteiten stellen voor flexibiliteit.
5. Concepten en theorieën in data gronden.
16.4 – The main steps in qualitative research
Bij het doen van kwalitatief onderzoek worden er zes stappen doorlopen:
1. Algemene onderzoeksvraag opstellen
2. Relevante sites en participanten selecteren
3. Relevante data verzamelen
4. Data interpreteren
5. Conceptuele en theoretische werk
- Dit vormt samen met stap 4 de onderzoeksbevindingen.
5a. Onderzoeksvraag specificeren
5b. Aanvullende data verzamelen
6. Bevindingen/conclusies opschrijven
, Key concept 16.2 – What is grounded theory?
Strauss en Corbin definiëren geaarde theorieën als
theorieën die ontstaan vanuit data dat systematisch
verzameld en geanalyseerd is.
Geaarde theorieën hebben twee kenmerken:
16.5 – Theory and concepts in qualitative research 1. De theorie ontwikkelt zich vanuit data.
2. De theorie heeft een iteratieve benadering,
De meeste kwalitatieve onderzoekers benadrukken een voorkeur voor dit houdt in dat data verzamelen en
het zien van een theorie als iets dat informeert, en tegelijkertijd analyseren na elkaar gebeurt waarbij er
ontstaat uit data. steeds naar elkaar gerefereerd wordt.
- In het geval van geaarde theorieën ontstaan theorieën uit een iteratief proces van data verzamelen
en analyseren.
Silverman (2014) benadrukt dat kwalitatieve onderzoekers geïnteresseerd zijn in het gebruik van theorieën
om het onderzoek vorm te geven en hij suggereert dat dit een reflectie is van de groeiende ‘volwassenheid’
van kwalitatieve onderzoekers.
Volgens Blumer (1954) zijn er twee soorten concepten die binnen het kwalitatief onderzoek gebruikt worden:
1. Definitieve concepten waarbij indicatoren een concept vastleggen.
2. Sensitizing/richtinggevende concepten bieden een algemeen referentiekader waarin ruimte is voor
alternatieve zienswijzen.
16.6 – Research quality and qualitative research
Binnen kwalitatief onderzoek is meten niet het meest belangrijke, daarom worden er andere criteria gebruikt
om de validiteit en betrouwbaarheid van kwalitatief onderzoek te beschrijven:
1. Het gebruik van de termen ‘betrouwbaarheid’ en ‘validiteit’ in kwalitatief onderzoek.
- Mason (1996) stelde voor om de termen hetzelfde te gebruiken als bij kwantitatief onderzoek.
- LeCompte en Goetz (1982) stelden voor om nadruk van de termen meer af te laten stemmen
met de uitkomsten van kwalitatief onderzoek:
1. Externe betrouwbaarheid is de mate waarin een onderzoek gerepliceerd kan worden.
- Binnen kwalitatief onderzoek is dit moeilijk omdat de sociale setting continu
veranderd waardoor niet dezelfde onderzoek omstandigheden gecreëerd
kunnen worden.
2. Interne betrouwbaarheid is de mate waarin de observanten het met elkaar eens zijn.
Interne betrouwbaarheid is vergelijkbaar met inter-rater reliability.
3. Externe validiteit is de mate waarin bevindingen kunnen worden gegeneraliseerd.
4. Interne validiteit is de mate waarin er een goede match is tussen de observaties en de
ontwikkelde theoretische ideeën.
2. Het gebruik van andere criteria om kwalitatief onderzoek te evalueren.
- Lincoln en Guba (1985 & 1994) stelden twee criteria voor waarop kwalitatief onderzoek
beoordeeld kan worden:
1. Trustworthiness wat bestaat uit vier criteria: credibility (interne validiteit),
transferability (externe validiteit), dependability (betrouwbaarheid) en confirmability
(objectiviteit).
2. Authenticity wat bestaat uit vijf criteria:
1. Fairness: representeert het onderzoek eerlijk/fair verschillende meningen
tussen leden van een bepaalde sociale setting?
2. Ontological authenticity: helpt het onderzoek de leden van een bepaalde sociale
setting hun sociale setting beter te begrijpen?
3. Educative authenticity: helpt het onderzoek de leden van een bepaalde sociale
setting de meningen/perspectieven van anderen te waarderen?
4. Catalytic authenticity: heeft de onderzoeker de leden van een bepaalde sociale
setting gevraagd om actief hun situatie te veranderen?
5. Tactical authenticity: heeft het onderzoek de leden van een bepaalde sociale
setting de kracht gegeven om actie te ondernemen?
