Literatuurgeschiedenis - Literatuur uit de 19e eeuw
Tijdens de romantiek staat gevoel en emotie centraal, hart staat centraal, alles vanuit gevoel en vanuit jezelf naar dingen kijken,
niet meer vanuit het hoofd. De ideeën van de Verlichting blijven doorgaan. Verlichtingsideeën leiden tot grote politieke
veranderingen (Franse revolutie)
- Eind 18e eeuw/begin 19e eeuw: de industriële revolutie begon in Engeland.
- 1850: de industriële revolutie in Nederland.
Industriële revolutie: handenarbeid werd vervangen door machines.
Historische context
De industriële revolutie bracht economische bloei voor de burgerij (met name de rijke burgers). Hierdoor werd de burgerij rijk, maar
het gewone volk arm. De industrialisatie zorgde voor een kloof tussen arm en rijk en er ontstond kinderarbeid.
● Slechte werkomstandigheden.
● Geen sociale voorzieningen.
● Lange werkdagen.
● Huisvesting was niet best (slechte huizen/krottenwijken)
Eind 19e eeuw ontstond de sociale wetgeving. Door het groeien van de steden ontstond individualisering en vervreemding.
Kolonialisme leidde tot uitbuiting van inlandse arbeiders in Nederlands-Indië.
1848: herziening van de grondwet/grondwetswijziging door Thorbecke. Dit houdt in dat:
● De koning onschendbaar is. De koning staat niet boven de wet.
● De kamer rechtstreeks wordt gekozen.
● Er vrijheid van godsdienst en onderwijs is.
● De minister verantwoording moet afleggen aan de wetgevende macht (het Parlement)
1874: kinderwetje van Van Houten.
- Kinderen tot 12 jaar mochten niet werken in fabrieken, maar door de grote armoede moesten de kinderen wel werken.
1900: de leerplichtwet.
- Kinderen van 12 tot 16 jaar moesten verplicht onderwijs volgen.
Culturele context
Filosofie en wetenschap:
● Karl Marx: stelde het communistische manifest op > economie is bepalend voor het hele leven. Je wordt vervreemd van
jezelf door alles wat moet.
○ Vervreemding, proletariaat (arbeiders), kapitaal (bourgeoisie) & socialisme.
○ Positivisme: wetenschap bedrijven door te experimenteren. August Comte bedacht het positivisme. Het houdt in
dat je dingen moet bewijzen door te verwijzen naar de feiten. Je kan bewijzen door te experimenteren.
○ Nietzsche, Übermensch: een übermensch is iemand die puur mens kan zijn en zich bevrijdt van de
vervreemding. Het laat het vervreemde leven achter zich.
○ Natuurwetenschappen zorgden voor een evolutietheorie (The Origins of Species). De evolutietheorie is het
ontstaan en de ontwikkeling van soorten.
Karl Marx ziet een tweedeling:
● De loonarbeiders (proletariaat)
● Mensen met kapitaal (bourgeoisie)
Kunst
Kunst werd koopbaar door de rijke burgerij. Door kunst te kopen lieten ze zien hoe rijk ze waren.
Er waren twee soorten kunstenaars (tweedeling in de kunst):
- Kunstenaars die zich aanpassen aan de burgerij. Ze maakten wat van hen gevraagd werd.
- Kunstenaars met artistieke vrijheid. Ze verwerken hun eigen opvattingen in de kunst.
Er waren drie soorten stromingen in de kunst:
1. Romantische kunst
2. Realisme
3. Impressionisme
Romantische kunst
● Expressie van eigen gevoelens. Er was veel aandacht voor het persoonlijke (het gevoel van de kunstenaar)
● Vrijheidsdrang (niet houden aan de regels)
● Er was een kloof tussen wat de kunstenaar wilde (ideaal) en hoe het was (werkelijkheid)
● Sehnsucht, Weltschmerz & engagement.
○ Sehnsucht: verlangen van de kunstenaar naar iets dat niet zal lukken.
○ Als de kloof blijft, lijdt je aan het bestaan = Weltschmerz.
○ Engagement: houdt zich bezig met wat er aan de hand is in de wereld.
● Vluchten in: verleden, natuur en exotische.
Realisme: het realisme is gericht op de werkelijkheid. Het beeld mensen in slechte omstandigheden en lagere milieus uit.
Impressionisme (Vincent van Gogh): het impressionisme legt plotselinge indrukken vast.
1