NOVA NASK 1|2 Havo|Vwo Deel A
Hoofdstuk 1 Stoffen
1.1 Stoffen in huis
Stoffen zijn bijvoorbeeld keukenzout, azijn, suiker, tandpasta, paracetamol etc.
Sommige stoffen lijken op elkaar, je kan ze niet meteen onderscheiden (vb. wasbenzine en alcohol; beide
kleurloos). Hoe zie je dan het verschil?
Stofeigenschappen: eigenschappen waaraan je een stof kan herkennen en onderscheiden
Noem 4 voorbeelden van stofeigenschappen die gebruikt worden om stoffen te herkennen:
1) GEUR: alcohol heeft een andere geur dan benzine
2) KLEUR: koper is rood-oranje, goud is geel en lood is grijs
3) SMAAK: suiker is zoet en keukenzout is zout
4) BRANDBAARHEID: benzine is brandbaar maar water niet
Stoffen kunnen gevaarlijk zijn als je ze bijvoorbeeld inademt, inslikt, op je huid/ogen komt, brandbaar zijn
of als je ze met een andere stof mengt.
Op verpakkingen staan waarschuwingen voor GEVAARLIJKE STOFFEN.
Bekende gevarensymbolen met hun betekenis:
PLUS: H-ZINNEN EN P-ZINNEN
Op een etiket staan naast een pictogram ook H-zinnen en P-zinnen.
H-zinnen : H= Hazard (=gevaar) geeft bijvoorbeeld aan dat je ernstige oogirritatie kan krijgen
P-zinnen. : P=Precaution (voorzorgsmaatregel) geeft aan dat je oogbescherming moet gebruiken
, 1.2 Zuivere stoffen en mengsels
Wat is het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel?
Zuivere stof:
Één soort stof met één soort stofeigenschap (kan dus nooit een mengsel zijn!), bestaat uit 1 soort moleculen.
Er bestaan miljoenen moleculen.
Voorbeelden zuivere stoffen:
Kristalsuiker, keukenzout (zonder toegevoegde jodium)
Mengsel:
Bestaat uit 2 of meer stoffen, bestaat uit 2 of meer verschillende soorten moleculen.
Voorbeelden mengsels:
icetea, cola, thee
Meeste producten bestaan uit mengsels. Kijk je op de ingrediëntendeclaratie (lijst ingrediënten op een etiket)
kan je zien in welke verhouding.
Hoe herken je een zuivere stof/mengsel?
Aan zijn stofeigenschap(pen)! Zie paragraaf 1.1
Welke stofeigenschappen ken je?
* dichtheid (paragraaf 1.4)
* temperatuur bij kookpunt, smeltpunt (thermometer)
Een zuivere stof heeft een smeltpunt en een kookpunt
Een mengsel heeft een smelttraject en een kooktraject.
* geur
* kleur
* fase/aggregatietoestand bij kamertemperatuur (g/s/l/a)
* brandbaarheid
* oplosbaarheid, mengbaarheid (transparant of niet)
* (smaak)
Een zuivere stof heeft 1 soort heeft één stofeigenschap.
Een mengsel meerdere stofeigenschappen.
Wat is een molecuul?
Hele kleine deeltjes waaruit een stof bestaat. Een zuivere stof bestaat uit 1 soort molecuul, alle moleculen
zijn aaan elkaar gelijk (zuiver water bestaat enkel uit watermoleculen). Een mengsel bestaat uit 2 of meer
soorten moleculen (een glaasje cola bestaat uit water, suikermoleculen en koolstofdioxide).
Note: hoe hoger de temperatuur hoe sneller moleculen bewegen
Hoofdstuk 1 Stoffen
1.1 Stoffen in huis
Stoffen zijn bijvoorbeeld keukenzout, azijn, suiker, tandpasta, paracetamol etc.
Sommige stoffen lijken op elkaar, je kan ze niet meteen onderscheiden (vb. wasbenzine en alcohol; beide
kleurloos). Hoe zie je dan het verschil?
Stofeigenschappen: eigenschappen waaraan je een stof kan herkennen en onderscheiden
Noem 4 voorbeelden van stofeigenschappen die gebruikt worden om stoffen te herkennen:
1) GEUR: alcohol heeft een andere geur dan benzine
2) KLEUR: koper is rood-oranje, goud is geel en lood is grijs
3) SMAAK: suiker is zoet en keukenzout is zout
4) BRANDBAARHEID: benzine is brandbaar maar water niet
Stoffen kunnen gevaarlijk zijn als je ze bijvoorbeeld inademt, inslikt, op je huid/ogen komt, brandbaar zijn
of als je ze met een andere stof mengt.
Op verpakkingen staan waarschuwingen voor GEVAARLIJKE STOFFEN.
Bekende gevarensymbolen met hun betekenis:
PLUS: H-ZINNEN EN P-ZINNEN
Op een etiket staan naast een pictogram ook H-zinnen en P-zinnen.
H-zinnen : H= Hazard (=gevaar) geeft bijvoorbeeld aan dat je ernstige oogirritatie kan krijgen
P-zinnen. : P=Precaution (voorzorgsmaatregel) geeft aan dat je oogbescherming moet gebruiken
, 1.2 Zuivere stoffen en mengsels
Wat is het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel?
Zuivere stof:
Één soort stof met één soort stofeigenschap (kan dus nooit een mengsel zijn!), bestaat uit 1 soort moleculen.
Er bestaan miljoenen moleculen.
Voorbeelden zuivere stoffen:
Kristalsuiker, keukenzout (zonder toegevoegde jodium)
Mengsel:
Bestaat uit 2 of meer stoffen, bestaat uit 2 of meer verschillende soorten moleculen.
Voorbeelden mengsels:
icetea, cola, thee
Meeste producten bestaan uit mengsels. Kijk je op de ingrediëntendeclaratie (lijst ingrediënten op een etiket)
kan je zien in welke verhouding.
Hoe herken je een zuivere stof/mengsel?
Aan zijn stofeigenschap(pen)! Zie paragraaf 1.1
Welke stofeigenschappen ken je?
* dichtheid (paragraaf 1.4)
* temperatuur bij kookpunt, smeltpunt (thermometer)
Een zuivere stof heeft een smeltpunt en een kookpunt
Een mengsel heeft een smelttraject en een kooktraject.
* geur
* kleur
* fase/aggregatietoestand bij kamertemperatuur (g/s/l/a)
* brandbaarheid
* oplosbaarheid, mengbaarheid (transparant of niet)
* (smaak)
Een zuivere stof heeft 1 soort heeft één stofeigenschap.
Een mengsel meerdere stofeigenschappen.
Wat is een molecuul?
Hele kleine deeltjes waaruit een stof bestaat. Een zuivere stof bestaat uit 1 soort molecuul, alle moleculen
zijn aaan elkaar gelijk (zuiver water bestaat enkel uit watermoleculen). Een mengsel bestaat uit 2 of meer
soorten moleculen (een glaasje cola bestaat uit water, suikermoleculen en koolstofdioxide).
Note: hoe hoger de temperatuur hoe sneller moleculen bewegen