Aantekeningen Hoorcolleges Ontwikkelingspsychologie Deeltentamen 2

Hoorcollege 5 OWP
Invloeden op schools presteren
Schools presteren is belangrijk
 Toekomstperspectief: vervolgopleiding en werk
 Draagt bij aan zowel toekomstig financieel als emotioneel welbevinden
 Kinderen brengen 25-30 uur per week op school door
 Belangrijke plek voor diverse ontwikkelterreinen: cognitief, sociaal,
emotioneel en gedragsmatig


1. Intelligentie
We hebben veel ideeën over intelligentie
Waarom willen we intelligentie bepalen?
 Om mensen (en onszelf) in te kunnen delen en te kunnen onderscheiden
 Om verwachtingen op te kunnen baseren:
 Om te bepalen wat kinderen cognitief kunnen
 Om schoolproblemen te verklaren
 Om inzicht in iemands’ neurologisch functioneren te krijgen
 Om te voorspellen/selecteren of iemand het goed of minder goed gaat
doen op school of een (werk)situatie
Maar wat is nu eigenlijk intelligentie?
 Het overkoepelend vermogen van iemand om de wereld te kunnen
begrijpen en ermee om te kunnen gaan (Wechsler)
 Set vaardigheden waarmee je succesvol door het leven gaat, die zich
ontwikkelen gedurende het leven (Sternberg)
 Intelligentie is een conglomeraat van verstandelijke vermogens, processen
en vaardigheden (Resing & Drenth)
 De bekwaamheid om te leren en om problemen op te lossen (Gardner)
Wat is de structuur van intelligentie?
 Spearman: (factor analytic approach): 1 general factor (g) ( een
generieke factor die mensen slim of minder slim maakt) and specific
factors (s) ( specifieke dingen waar mensen goed of minder goed in
kunnen zijn)
 Cattell: 2 typen: Fluide ( je verwerking, hoe je met nieuwe dingen
omgaat) en gekristalliseerde (wat je al geleerd hebt in je leven, wat je al
weet) intelligentie
 Thurstone: 7 primaire vaardigheden: verbal meaning, perceptual speed,
reasoning, number, rote memory, word fluency and spatial visualization.
 Sternberg: 3 belangrijke componenten voor intelligentie: information
processing skills, experience with a given task, ability to tailor to demand
of context

, Gardner: meervoudige intelligentie





 Meest gebruikte model voor intelligentie: CHC model
 IQ (intelligentiequotiënt): een score die aangeeft hoe iemand op een
gestandaardiseerde test presteert in relatie tot vergelijkbare anderen
 Voor kinderen: Wechsler Intelligence Scale for Children
 WISC-III





 WISC-IV: 4 factoren
o Verbaal begrip
o Perceptuele redeneerfactor
o Werkgeheugen
o Verwerkingssnelheid
 Ravens standard progressive matrices:





 Andere intelligentietests:
o WPPSI
o RAKIT
o CAS
o Bayley scales of infant development
o Son-R
 Resultaat = IQ-score
 Verschillen tussen tests:
o Inhoud & structuur

, o Meetpretentie
o Taalvaardigheid
o Culturele bias
 Dus: scores zijn niet 1 op 1 te vergelijken
 Intelligentie is normaal verdeeld
 IQ is onstabiel gedurende levensloop
 Een IQ
o Ligt binnen een bepaalde range: een betrouwbaarheidsinterval
o Is niet vrij van systematische (bias) en onsystematische meetfouten
o Is aan verandering onderhevig gedurende levensloop
o Voorspelt (school)prestaties wel, maar er spelen ook andere
factoren mee
 Controverse: nature vs nurture
 Relevante omgevingsfactoren:
o Thuisomgeving
o Schoolomgeving
o Vrienden
o Socio-economische status
o De optelsom van risicofactoren
o Niet voor iedereen hebben omgevingsfactoren evenveel invloed
 Creativiteit is niet direct gelinkt aan hoog IQ
o Convergent vs divergent thinking
o Spelen stimuleert divergent thinking
 Hoe je zelf over intelligentie denkt is heel belangrijk
o Experiment  leren over hersenen die groeien bij veel oefenen leidt
tot betere resultaten


2. Motivatie en attributie
 Dweck





 Motivatie volgens Deci Ryan:
o Amotivatie
o Extrinsieke motivatie
o Intrinsieke motivatie