Europese Integratie; integratietheorieën
Theorie geeft antwoord op vraag ‘Waarom integratie?’ en ‘Hoe komt beleid tot stand?’.
Elke theorie ziet andere sturende krachten (materieel, economie, macht) en actoren (staten,
instituties, individuen, bedrijven, organisaties etc.).
Neofunctionalisme
- Tevens handleiding voor onomkeerbaar integratieproces.
- Verklaart motieven van Monnet en Schuman (bij oprichting EGKS).
- Stapsgewijze integratie, samenwerking op apolitiek terrein (economie)
- Spill-over: integratie op één terrein veroorzaakt samenwerking op andere terreinen. (Ook
geografisch: succesvolle samenwerking oefent aantrekkingskracht uit op buurlanden).
- Europese Integratie krijgt eigen dynamiek zodra je het in werking zet. Politieke eenheid met
eigen belangen ontstaat -> integratieproces dijt uit als olievlek.
- Actoren: non-gouvernmentele (economische) belanghebbenden, vertegenwoordigers van
nationale staten en supranationale bestuurders.
Federalisme
- Handleiding voor onomkeerbaar integratieproces, meer ideaal dan theorie.
- Europa als (democratische) superstaat, bestaande uit de staten die op sommige terreinen
soeverein zijn, en op grotere terreinen soevereiniteit afstaan aan Europa.
(Marxisme)
- Amerikaanse plannen voor Europa ter bevordering van verplaatsing van het eigen kapitaal.
Neorealisme
- Voortgekomen uit realisme (staten streven naar macht) en intergouvernmentalisme (staten
werken alleen samen als dit politiek-economisch eigenbelang dient).
- Allan Milward: nationale staten als actoren.
- Staten handelen op basis van binnenlandse economisch-politieke belangen.
- Tegengestelde belangen leidden tot stagnatie in integratie (zoals lege-stoelcrisis).
- Er is geen einddoel (superstaat), zoals federalisten en functionalisten wel menen.
- Verwijderen handelsbarrières -> grote afzetsmarkt -> economische groei.
- ‘Europa’ niet als doel, maar als middel om eigen legitimiteit te versterken.
- Drijvende kracht; creatie van sociaaldemocratische veiligheid na WO II.
Liberaal-intergouvernmentalisme
- Ontstaan in de jaren ‘80, na de economische crisis.
- Belangrijkste voordenker: Andrew Moravcsik.
- Integratie vindt alleen plaats als het de economische belangen van de lidstaten voldoende
behartigt. -> doorbraak patstelling tussen intergouvernmentalisme en neofunctionalisme
- ‘Realpolitik’ van veto’s, uitruil van belangen, en afgedwongen compensaties.
- Het functioneren van supranationale organisaties wordt verklaart vanuit convergerende
vastgestelde nationale belangen.
- Grote lidstaten kiezen Europa als middel om hun gemeenschappelijke belangen te
consolideren.
Theorie geeft antwoord op vraag ‘Waarom integratie?’ en ‘Hoe komt beleid tot stand?’.
Elke theorie ziet andere sturende krachten (materieel, economie, macht) en actoren (staten,
instituties, individuen, bedrijven, organisaties etc.).
Neofunctionalisme
- Tevens handleiding voor onomkeerbaar integratieproces.
- Verklaart motieven van Monnet en Schuman (bij oprichting EGKS).
- Stapsgewijze integratie, samenwerking op apolitiek terrein (economie)
- Spill-over: integratie op één terrein veroorzaakt samenwerking op andere terreinen. (Ook
geografisch: succesvolle samenwerking oefent aantrekkingskracht uit op buurlanden).
- Europese Integratie krijgt eigen dynamiek zodra je het in werking zet. Politieke eenheid met
eigen belangen ontstaat -> integratieproces dijt uit als olievlek.
- Actoren: non-gouvernmentele (economische) belanghebbenden, vertegenwoordigers van
nationale staten en supranationale bestuurders.
Federalisme
- Handleiding voor onomkeerbaar integratieproces, meer ideaal dan theorie.
- Europa als (democratische) superstaat, bestaande uit de staten die op sommige terreinen
soeverein zijn, en op grotere terreinen soevereiniteit afstaan aan Europa.
(Marxisme)
- Amerikaanse plannen voor Europa ter bevordering van verplaatsing van het eigen kapitaal.
Neorealisme
- Voortgekomen uit realisme (staten streven naar macht) en intergouvernmentalisme (staten
werken alleen samen als dit politiek-economisch eigenbelang dient).
- Allan Milward: nationale staten als actoren.
- Staten handelen op basis van binnenlandse economisch-politieke belangen.
- Tegengestelde belangen leidden tot stagnatie in integratie (zoals lege-stoelcrisis).
- Er is geen einddoel (superstaat), zoals federalisten en functionalisten wel menen.
- Verwijderen handelsbarrières -> grote afzetsmarkt -> economische groei.
- ‘Europa’ niet als doel, maar als middel om eigen legitimiteit te versterken.
- Drijvende kracht; creatie van sociaaldemocratische veiligheid na WO II.
Liberaal-intergouvernmentalisme
- Ontstaan in de jaren ‘80, na de economische crisis.
- Belangrijkste voordenker: Andrew Moravcsik.
- Integratie vindt alleen plaats als het de economische belangen van de lidstaten voldoende
behartigt. -> doorbraak patstelling tussen intergouvernmentalisme en neofunctionalisme
- ‘Realpolitik’ van veto’s, uitruil van belangen, en afgedwongen compensaties.
- Het functioneren van supranationale organisaties wordt verklaart vanuit convergerende
vastgestelde nationale belangen.
- Grote lidstaten kiezen Europa als middel om hun gemeenschappelijke belangen te
consolideren.