TEKENEN
Veel kunst is vergaan doordat mensen niet op 1 plek woonden én omdat er geen
schriftelijke bronnen waren mensen waren analfabetisch.
Grotschilderingen waren onduidelijk.
Grieken (800 – 150 v.Chr.) filosofen, hoogontwikkelde cultuur, veel schrijvers.
Veel info nog intact. Ze houden van een harmonieuze verhouding (evenwichtigheid)
terug te zien in bouwkunst wat vaak anatomisch perfect is uitgewerkt.
Veel originele kunst van Grieken is vergaan, kennen ze nog door de
kopieën van de Romeinen. Romeinen maken gebruik van propaganda
d.m.v. portretten op munt zetten.
Grieken bekend om politiek (democratie), grondleggers van wiskunde,
sterrenkunde, filosofie en theater, Olympische spelen.
Grieken vinden de rest van wereld primitief en beschouwen zichzelf boven de rest
van mensheid, Bij elke overwinning, groeit hun zelfvertrouwen. Grieken vinden geloof
in de kracht van mens even belangrijk als geloof in goden. Ze hadden een systeem
van goden, halfgoden en helden: De Griekse Mythologie. wetenschap en verstand
staat centraal.
Tijd Griekse beschaving ingedeeld in 3 periodes:
1. Archaïsche periode (800 - 480 v.Chr.)
- Vooral geometrische patronen op gebruiksvoorwerpen (ruitjes, vierkantjes,
meanders), beelden zijn statisch weergeven.
- Amforen beschilderd gekenmerkt met strakke patronen, onder de rand
vaak een strook met herten, tussen de handvatten zijn enkele mensfiguren
in hoekige stijl. Ze zijn gestileerd (vereenvoudigd). Simpel weergeven.
- Zwartfigurige vazen (vanaf 700 v.Chr.). De zwarte delen zijn met kleislib
met een kwast op de vaas geschilderd. Bij bakken wordt kleislib zwart. De
fijne rode lijntjes zijn gemaakt door zwarte kleislib weg te krassen.
- Roodfigurige vazen (vanaf 530 v.Chr.). Achtergrond wordt zwart gemaakt,
rode figuren worden uitgespaard. Zwarte lijnen worden met penseeltje
gemaakt.
- Beeldhouwkunst kenmerken: frontaal weergegeven, starende
vooruitkijkende ogen, archaïsche glimlach, stijve houding, armen langs het
lijf met gebalde vuisten, linkervoet iets verder naar voren geplaatst.
2. Klassieke periode (480 - 323v.Chr.)
- Periode begint wnr Grieken de Perzen verslaan.
- Mensfiguren werden realistischer.
- Kunst vooral bekend door kopieën Romeinen.
- Periode eindigt met de dood van Alexander de Grote.
- Beeldhouwkunst kenmerken: bewegelijker en dynamische uitstraling,
contraposthouding, gestrekt standbeen waar gewicht op rust (en een
‘speelbeen’), beeld meer tot leven, hoofd meer gedraaid, meer aandacht
Veel kunst is vergaan doordat mensen niet op 1 plek woonden én omdat er geen
schriftelijke bronnen waren mensen waren analfabetisch.
Grotschilderingen waren onduidelijk.
Grieken (800 – 150 v.Chr.) filosofen, hoogontwikkelde cultuur, veel schrijvers.
Veel info nog intact. Ze houden van een harmonieuze verhouding (evenwichtigheid)
terug te zien in bouwkunst wat vaak anatomisch perfect is uitgewerkt.
Veel originele kunst van Grieken is vergaan, kennen ze nog door de
kopieën van de Romeinen. Romeinen maken gebruik van propaganda
d.m.v. portretten op munt zetten.
Grieken bekend om politiek (democratie), grondleggers van wiskunde,
sterrenkunde, filosofie en theater, Olympische spelen.
Grieken vinden de rest van wereld primitief en beschouwen zichzelf boven de rest
van mensheid, Bij elke overwinning, groeit hun zelfvertrouwen. Grieken vinden geloof
in de kracht van mens even belangrijk als geloof in goden. Ze hadden een systeem
van goden, halfgoden en helden: De Griekse Mythologie. wetenschap en verstand
staat centraal.
Tijd Griekse beschaving ingedeeld in 3 periodes:
1. Archaïsche periode (800 - 480 v.Chr.)
- Vooral geometrische patronen op gebruiksvoorwerpen (ruitjes, vierkantjes,
meanders), beelden zijn statisch weergeven.
- Amforen beschilderd gekenmerkt met strakke patronen, onder de rand
vaak een strook met herten, tussen de handvatten zijn enkele mensfiguren
in hoekige stijl. Ze zijn gestileerd (vereenvoudigd). Simpel weergeven.
- Zwartfigurige vazen (vanaf 700 v.Chr.). De zwarte delen zijn met kleislib
met een kwast op de vaas geschilderd. Bij bakken wordt kleislib zwart. De
fijne rode lijntjes zijn gemaakt door zwarte kleislib weg te krassen.
- Roodfigurige vazen (vanaf 530 v.Chr.). Achtergrond wordt zwart gemaakt,
rode figuren worden uitgespaard. Zwarte lijnen worden met penseeltje
gemaakt.
- Beeldhouwkunst kenmerken: frontaal weergegeven, starende
vooruitkijkende ogen, archaïsche glimlach, stijve houding, armen langs het
lijf met gebalde vuisten, linkervoet iets verder naar voren geplaatst.
2. Klassieke periode (480 - 323v.Chr.)
- Periode begint wnr Grieken de Perzen verslaan.
- Mensfiguren werden realistischer.
- Kunst vooral bekend door kopieën Romeinen.
- Periode eindigt met de dood van Alexander de Grote.
- Beeldhouwkunst kenmerken: bewegelijker en dynamische uitstraling,
contraposthouding, gestrekt standbeen waar gewicht op rust (en een
‘speelbeen’), beeld meer tot leven, hoofd meer gedraaid, meer aandacht