Het afweersysteem beschermt het lichaam tegen ziekteverwekkers, zoals bacteriën, virussen,
schimmels en parasieten. Het lichaam is in staat deze ziekteverwekkers te herkennen aan bepaalde
moleculen op de ziekteverwekkers. Deze herkenningsmoleculen noemen we antigenen.
Het lichaam herkent de antigenen als lichaamsvreemd en zet zo de afweerreactie in gang.
Het afweersysteem is onder te verdelen in twee systemen
niet specifieker of aangeboren afweer
specifieke of verworven afweer
Niet specifieke afweer is aangeboren. Deze vorm van afweer is al aanwezig wanneer iemand
geboren wordt. De niet specifieke afweer vormt de eerste verdedigingslinie van het lichaam. De niet
specifieke afweer bestaat uit een externe en de interne niet specifieke afweer. Met de externe niet
specifieke afweer bedoelen we de huid en de slijmvliezen. Verschillende witte bloedcellen
(leukocyten) vormen er interne en niet specifieke afweer. Witte bloedcellen die behoren tot niet
specifieke afweer zijn; monocyten, neurtrofielen, eosinofielen, basofielen en naturakiller-cellen.
,
schimmels en parasieten. Het lichaam is in staat deze ziekteverwekkers te herkennen aan bepaalde
moleculen op de ziekteverwekkers. Deze herkenningsmoleculen noemen we antigenen.
Het lichaam herkent de antigenen als lichaamsvreemd en zet zo de afweerreactie in gang.
Het afweersysteem is onder te verdelen in twee systemen
niet specifieker of aangeboren afweer
specifieke of verworven afweer
Niet specifieke afweer is aangeboren. Deze vorm van afweer is al aanwezig wanneer iemand
geboren wordt. De niet specifieke afweer vormt de eerste verdedigingslinie van het lichaam. De niet
specifieke afweer bestaat uit een externe en de interne niet specifieke afweer. Met de externe niet
specifieke afweer bedoelen we de huid en de slijmvliezen. Verschillende witte bloedcellen
(leukocyten) vormen er interne en niet specifieke afweer. Witte bloedcellen die behoren tot niet
specifieke afweer zijn; monocyten, neurtrofielen, eosinofielen, basofielen en naturakiller-cellen.
,