Examenopdrachten Financieel 3

Examenopdrachten Financieel 3 deel 1

Opdracht 1
Van een onderneming is bekend:
 Eigen vermogen op 31 december € 150.000
 Nettowinst € 60.000
 Privé-opnamen € 40.000
 Vaste activa op 1 januari € 70.000
 Vaste activa op 31 december € 60.000

In het afgelopen jaar zijn er geen investeren gedaan. Met overige gegevens hoef je geen rekening te
houden.
Bereken de cashflow over het afgelopen jaar. Schrijf de berekening op.

Opdracht 2
Kledinggroothandel De kledingkast geeft leverancierskrediet aan een kledingwinkel. Deze
kledingwinkel koopt jaarlijks € 1.694.000 inclusief 21% btw aan kleding en accessoires in bij de
kledingkast. Het gemiddelde crediteurensaldo dat de De kledingkast aan de kledingwinkel toestaat,
bedraagt € 30.000,-.

Hoeveel dagen is de krediettermijn? Een jaar heeft 360 dagen. Schrijf je berekening op.

Opdracht 3
John en Anita starten op 1 mei een onderneming. In het ondernemingsplan staat het volgende:
 Benodigde Inventaris: € 10.000
 Bestelauto € 20.000
 Voorraad (volledig op rekening gekocht) € 7.500
 Vooruit te betalen huur (2 maanden) € 8.000
 Kassa € 3.000
 Kas € 500
 Feest opening € 1.500
 Kortlopende schulden € 1.500

De bank wil John en Anita maximaal € 25.000. Voorwaarde is wel dat de solvabiliteit minimaal 43%
bedraagt.

A. Bereken de vermogensbehoefte van de onderneming
B. Hoeveel moeten John en Anita minimaal aan eigen vermogen hebben als zij de lening van
bank willen krijgen?
C. John en Anita brengen in totaal € 25.000 aan eigen vermogen in. Stel de volledige
openingsbalans op in liquiditeitsopstelling.




Opdracht 4

1