ABCDE methodiek
Is een systematische benadering van de acuut zieke of gewonde patiënt.
Met een duidelijke prioritering: Treat First What Kills First.
Wat houdt de primary en secondary survey in.
De primary survey: omvat de stabilisatie van de vitale functies van de patiënt.
De secondary survey: omvat de meer traditionele benadering met de bedoeling een diagnose te
stellen en verder behandeling in te zetten.
Wat is het verschil tussen de primary en secondary survey.
Bij de patiënt dat in kritieke toestand verkeert, mag de hulpverlener nooit verder gaan dan de eerste
beoordeling (primary survey). De nadruk ligt hierbij op een snelle eerste beoordeling, het
ondersteunen van de vitale functies.
Bij de tweede beoordeling wordt de patiënt door de professioneel van top tot teen onderzocht. Het
doel van de tweede beoordeling is, verwondingen of andere problemen te achterhalen die bij de
eerste beoordeling niet ontdekt zijn.
Fasen:
1e onderzoekfase (primary assessment/ ABCDE) levensbedreigende problemen
2e onderzoeksfase (secondary assessment/ FGHIJ) top tot teen, familie, anamnese
Wat zijn de uitgangspunten van de ABCD methodiek.
A= Airway + CWK + Get help
- Observatie van kijken en luisteren.
- Kijken naar de beweging van de thoraxwand.
- Spreek de patiënt aan.
- Spreekt met heldere stem, intacte ademweg.
- Heesheid en afonie: oedeem van de glottis.
- Luisteren naar de ademhaling
- Gedeeltelijke obstructie: rochelen, snurken, piepen of gieren.
- Volledige obstructie geen ademgeruis uit de mond hoorbaar
- Inspecteer de mond
- Tong obstructie, losse tanden, bloed, braken ect.
Interventies bij obstructie
- Uitzuigen, tang
- Mayotube (afmeten van mondhoek naar oorlel, met tongspatel op tong en mayotube er over heen
schuiven);
- Nasopharyngeale tube;
- Over weeg endotracheale intubatie (oraal of nasaal);
- Intubatie of spoed coniotomie
CWK:
- immobiliseer de nek als nekletsel niet uitgesloten is
1
, ABCDE methodiek
B= Breathing
- Observeer eerste indruk van de patiënt.
- Is er een spontane ademhaling.
- Houding, uitputting, gebruik van hulpademhalingsspieren, intrekkingen of neus vleugelen,
kan de patiënt een hele zin spreken zonder naar lucht te happen, cyanotisch, symmetrie
thoraxexcursies, ademfrequentie: diepte, patroon, snelheid.
- Palpatie: beoordeling trachea in midline + beoordeling gestuwde hals venen. (bij
spanningspneu)
- Percussie: afwijkend door aanwezigheid vocht (demping) of lucht (hypersonore percusisie)
- Auscultatie: aanwezigheid ademgeruis en/of bijgeluiden zoals crepetaties (longoedeem) en
piepen (wheezing) (bronchoconstrictie)
- Saturatie.
Stabiliserende acties:
- Zuurstof geven (15 liter/min met non-rebreather)
- Drainage
- Zuigende thoraxwonden afplakken (3/4 afplakken zodat er geen lucht van buitenaf in kan)
- Spanningspneumothorax: naalddecompressie.
- Overweeg beademing met masker en ballon.
- Overweeg intubatie en ventilatie.
Ineffectieve Breathing;
- Cyanose;
- Dalende saturatie;
- Verhoogde of verlaagde frequentie;
- Paradoxale beweging van thoraxwand;
- Stridor/ geluiden bij ademhaling;
- Hulpademhalingsspieren.
Redenen voor ineffectieve Breathing:
- Pneumonie;
- Aspiratie;
- Spanningspneu;
- Obstructie/ longembolie/ COPD;
- Pneumothorax.
C = Circulatie
- Kijk of er een circulatie is:
- Observeer de patiënt: zieke indruk, bewustzijn, hevig bloedverlies, huidskleur, centraal veneuze
druk.
- Palpeer de centrale en perifere pulsaties: symmetrie, kracht, regelmaat en frequentie, beoordeel
temperatuur perifeer op gevoel, capillaire refill, beoordeel buik op drukpijnlijkheid, stabiliteit van
het bekken en de femora testen bij trauma.
- Ausculteer het hart: extra tonen bij een galopritme of zachte tonen bij een hart tamponade
- Meet de bloeddruk (arterieel / NIBD)
- Voelen output: carotis. > voldoende flow naar de hersenen. Of de femoralis.
- Tekenen uitwendig bloedverlies.
- Urineproductie.
2