Zintuigen= Tractus Sensorius
Bevatten: sensoren= receptoren= zintuigcellen. Hebben een drempel (pijn). Zijn maar gevoelig voor 1
soort prikkel. Zetten deze prikkel om. Elektrisch!!
Sensoren zetten prikkels om in elektriciteit. Zenuwen vervoeren elektrische prikkels van de zenuwen
naar de hersenen toe.
Zintuigen (arts)= KNO + oog
(5 zintuigen: reuk, smaak, gevoel, oog, oor (evenwicht), KNO + oog)
Reukorgaan:
(gele dunne draadjes) Ligging: in slijmvlies van neusholte. Chemosensoren (reuksensoren (reageren
op chemische stoffen) zetten chemische prikkels om in elektrische prikkels via zeefbeen (kleine
gaatjes in de neus bot) door middel van reuk zenuw naar hersenen. Functie: signaleren, proeven,
sociale functie.
Smaakorgaan:
Ligging zintuigcellen: op de tong, gehemelte en strottenklepje. Smaakpapillen= chemosensoren voor:
zoet, zuur, zout, bitter, umami (pittig). Via de smaakzenuw naar de hersenen.
,Gevoel= sensibiliteit
Gevoelssensoren liggen voornamelijk in huid: tast (glad of ruw), druk( hard of zacht), temperatuur
(koud of warm), pijn (heeft een nuttige functie).
Senoriek (zintuigen/alles)
Sensibel (gevoel)
Gezichtsvermogen: Ogen= Visus:
Ligging: oogkas(sen)= Orbita(e).
Oogbol: 3 lagen:
1. Harde oogrok: Sclera
2. Vaatvlies (er zitten bloedvaten in)= Choroidea
3. Netvlies (komt licht binnen, licht wordt omgezet in elektriciteit, elektriciteit wordt verzamelt
in de oogzenuw en komt naar de hersenen, bevat kegeltjes en staafjes)= Retina
, Netvlies: Retina:
Elektromagnetisch
Bevat zintuigcellen:
Kegeltjes (hebben een hoge drempelwaarde): scherpte/kleuren
Staafjes (hebben geen hoge drempelwaarde): nacht/ zwart-wit
Macula lutea= gele vlek meeste kegeltjes en centraal (recht) achter pupil.
Papil= blinde vlek. Uittreed plaats van de oogzenuw. Bevat geen zintuigcellen.
Overige structuren oog:
A. voorste oogkamer (vocht in je oog= kamervocht)
B. hoornvlies (buitenkant) = cornea
C. pupil (een gat waar het licht door heen kan)
D. regenboogvlies = iris (bepaalt de kleuren van je ogen)
E. corpus ciliaris (zorgt ervoor dat de lens boller of platter wordt) = straallichaam
F. musculus ciliaris = kringspier van het straalvormig lichaam
G. lens
H. gele vlek = macula
I. papil = blinde vlek
J. vaatvlies = choroidea
K. harde oogrok = sclera
Bevatten: sensoren= receptoren= zintuigcellen. Hebben een drempel (pijn). Zijn maar gevoelig voor 1
soort prikkel. Zetten deze prikkel om. Elektrisch!!
Sensoren zetten prikkels om in elektriciteit. Zenuwen vervoeren elektrische prikkels van de zenuwen
naar de hersenen toe.
Zintuigen (arts)= KNO + oog
(5 zintuigen: reuk, smaak, gevoel, oog, oor (evenwicht), KNO + oog)
Reukorgaan:
(gele dunne draadjes) Ligging: in slijmvlies van neusholte. Chemosensoren (reuksensoren (reageren
op chemische stoffen) zetten chemische prikkels om in elektrische prikkels via zeefbeen (kleine
gaatjes in de neus bot) door middel van reuk zenuw naar hersenen. Functie: signaleren, proeven,
sociale functie.
Smaakorgaan:
Ligging zintuigcellen: op de tong, gehemelte en strottenklepje. Smaakpapillen= chemosensoren voor:
zoet, zuur, zout, bitter, umami (pittig). Via de smaakzenuw naar de hersenen.
,Gevoel= sensibiliteit
Gevoelssensoren liggen voornamelijk in huid: tast (glad of ruw), druk( hard of zacht), temperatuur
(koud of warm), pijn (heeft een nuttige functie).
Senoriek (zintuigen/alles)
Sensibel (gevoel)
Gezichtsvermogen: Ogen= Visus:
Ligging: oogkas(sen)= Orbita(e).
Oogbol: 3 lagen:
1. Harde oogrok: Sclera
2. Vaatvlies (er zitten bloedvaten in)= Choroidea
3. Netvlies (komt licht binnen, licht wordt omgezet in elektriciteit, elektriciteit wordt verzamelt
in de oogzenuw en komt naar de hersenen, bevat kegeltjes en staafjes)= Retina
, Netvlies: Retina:
Elektromagnetisch
Bevat zintuigcellen:
Kegeltjes (hebben een hoge drempelwaarde): scherpte/kleuren
Staafjes (hebben geen hoge drempelwaarde): nacht/ zwart-wit
Macula lutea= gele vlek meeste kegeltjes en centraal (recht) achter pupil.
Papil= blinde vlek. Uittreed plaats van de oogzenuw. Bevat geen zintuigcellen.
Overige structuren oog:
A. voorste oogkamer (vocht in je oog= kamervocht)
B. hoornvlies (buitenkant) = cornea
C. pupil (een gat waar het licht door heen kan)
D. regenboogvlies = iris (bepaalt de kleuren van je ogen)
E. corpus ciliaris (zorgt ervoor dat de lens boller of platter wordt) = straallichaam
F. musculus ciliaris = kringspier van het straalvormig lichaam
G. lens
H. gele vlek = macula
I. papil = blinde vlek
J. vaatvlies = choroidea
K. harde oogrok = sclera