3.1 Klimaten wereldwijd
Het tropisch regenwoudklimaat ligt dicht bij de evenaar en het wordt er nooit echt koud
maar het regent er wel bijna elke dag. En er verdampt veel water door de hoge temperatuur
en daardoor is de lucht vochtig.
In het savanneklimaat valt na een droge warme periode zo veel regen dat het alle stof
wegspoelt en alles weer groen wordt en er groeien veel bomen.
In het steppeklimaat is weinig regen, er groeien bijna geen bomen en er wonen weinig
mensen.
In het woestijnklimaat vind je vooral rotswoestijnen en soms alleen zand.
Bij het landklimaat is het elke zomer heel warm en elke winter heel koud.
In het toendraklimaat groeien geen bomen en de grond is bevroren, een deel van de bodem
ontdooit nooit en dat heet permafrost.
In het poolklimaat is het het hele jaar door onder nul.
Bij het hooggebergteklimaat bijna het hele jaar onder nul en het gebied ligt boven de
1500m.
Een gematigd zeeklimaat is dat het in de zomer niet te warm is en in de winter niet te koud,
dat komt door de invloed van de zee.
Klimaten op lage breedte liggen in de buurt van de evenaar en het weer is daar zeer
voorspelbaar, meestal is het het hele jaar door warm, het grote verschil zit in de hoeveelheid
neerslag.
Op hoge breedte heb je meer afwisselende klimaten en hebben ze een zomer- en
winterseizoen. Het verschil tussen deze klimaten zit vooral in hoogte van de zomer- en
wintertemperatuur en in de lengte van het groeiseizoen.
De begroeiing is niet op elk klimaat hetzelfde omdat het weer heel erg verschilt en niet elk
klimaat geschikt is voor begroeiing van planten of bomen.
3.2 Temperatuurverschillen op aarde
De aarde is niet te warm of je koud omdat we een ´deken´ om de aarde hebben, de
atmosfeer. De zonnestralen verwarmen hierdoor de lucht indirect. De kortgolvige straling
van de zon gaat dwars door de atmosfeer heen, maar veel van deze straling kaatst terug
waardoor het niet te warm of te koud is op aarde. De stralen die de aarde bereiken
verwarmen eerst het aardoppervlak en vervolgens straalt de verwarmde grond langgolvige
straling wat daarna door de lucht wordt verwarmd. De atmosfeer wordt dus vanonder
opgewarmd. Daardoor kan er op sommige gebergtes geen begroeiing groeien! De
temperatuur neemt met gemiddeld 6 graden af per kilometer.
Het tropisch regenwoudklimaat ligt dicht bij de evenaar en het wordt er nooit echt koud
maar het regent er wel bijna elke dag. En er verdampt veel water door de hoge temperatuur
en daardoor is de lucht vochtig.
In het savanneklimaat valt na een droge warme periode zo veel regen dat het alle stof
wegspoelt en alles weer groen wordt en er groeien veel bomen.
In het steppeklimaat is weinig regen, er groeien bijna geen bomen en er wonen weinig
mensen.
In het woestijnklimaat vind je vooral rotswoestijnen en soms alleen zand.
Bij het landklimaat is het elke zomer heel warm en elke winter heel koud.
In het toendraklimaat groeien geen bomen en de grond is bevroren, een deel van de bodem
ontdooit nooit en dat heet permafrost.
In het poolklimaat is het het hele jaar door onder nul.
Bij het hooggebergteklimaat bijna het hele jaar onder nul en het gebied ligt boven de
1500m.
Een gematigd zeeklimaat is dat het in de zomer niet te warm is en in de winter niet te koud,
dat komt door de invloed van de zee.
Klimaten op lage breedte liggen in de buurt van de evenaar en het weer is daar zeer
voorspelbaar, meestal is het het hele jaar door warm, het grote verschil zit in de hoeveelheid
neerslag.
Op hoge breedte heb je meer afwisselende klimaten en hebben ze een zomer- en
winterseizoen. Het verschil tussen deze klimaten zit vooral in hoogte van de zomer- en
wintertemperatuur en in de lengte van het groeiseizoen.
De begroeiing is niet op elk klimaat hetzelfde omdat het weer heel erg verschilt en niet elk
klimaat geschikt is voor begroeiing van planten of bomen.
3.2 Temperatuurverschillen op aarde
De aarde is niet te warm of je koud omdat we een ´deken´ om de aarde hebben, de
atmosfeer. De zonnestralen verwarmen hierdoor de lucht indirect. De kortgolvige straling
van de zon gaat dwars door de atmosfeer heen, maar veel van deze straling kaatst terug
waardoor het niet te warm of te koud is op aarde. De stralen die de aarde bereiken
verwarmen eerst het aardoppervlak en vervolgens straalt de verwarmde grond langgolvige
straling wat daarna door de lucht wordt verwarmd. De atmosfeer wordt dus vanonder
opgewarmd. Daardoor kan er op sommige gebergtes geen begroeiing groeien! De
temperatuur neemt met gemiddeld 6 graden af per kilometer.