H1
De verschillende organisatieniveau’s:
Cel: de kleinste levende eenheden in het lichaam (hartspiercel)
Weefsel: bestaat uit cellen van hetzelfde type die samenwerken om een specifieke functie uit te voeren
(harspierweefsel)
Orgaan: bestaat uit twee of meer verschillende weefsels die samenwerken om een specifieke functie uit te
voeren (hart)
Orgaanstelsel: de samenwerking tussen bepaalde organen (cardiovasculaire stelsel)
Verhouding collageen / calcium:
Hoe meer collageen er t.o.v. calcium in het bot aanwezig is, hoe buigzamer en minder sterk het bot wordt.
Collageen is bindweefsel en houdt alles bij elkaar, dit zorgt dus voor buigzaamheid en calcium zorgt voor
sterkte.
Orgaanstelsels:
Orgaanstelsel Vertaling Functie Voorbeelden
Tractus circulatorius Hart- en bloedvaten Rondpompen bloed (en Cor, aorta, VCI
dus ook zuurstof)
Tractus respiratorius Ademhalingsstelsel Opnamen zuurstof, Trachea, Pulmones
uitscheiding CO2
Tractus digestivus Maag- darmstelsel Opname voedingsstoffen Gaster, Rectum
Tractus uropoeticus Nieren en urinewegen Uitscheiden afvalstoffen Ren, Vesica urinaria
Tractus genitalis Voortplantingsstelsel Voortplanten Penis, Ovarium
Tractus locomotorius Bewegingsapparaat Bewegen Humerus, Ulna
(spieren + botten)
Zenuwstelsel Signalen ontvangen en Cerebrum, cerebellum
versturen
Hormoonstelsel Homeostase Hypofyse, Glandula
thyreoidea
Onder de Nederlandse benaming bloedvat valt
zowel arterie als vena. Van het cor naar een orgaan
lopen arteries en van de organen naar het cor lopen
venen. Van het cor naar de pulomes lopen venen
en van de pulmones naar het cor lopen arteries.
In een arterie zit veel zuurstof, maar weinig
voedingsstoffen. In de venen uit de organen zit
weinig zuurstof maar veel voedingsstoffen.
Homeostase is de stabiliteit van de inwendige
toestand van het lichaam. Deze toestand wordt
gehandhaafd door fysiologische regelsystemen. Bij
homeostatische regulering is meestal een receptor
betrokken die gevoelig is voor een bepaalde prikkel
en een effector, de activiteit van deze effector heeft
invloed op dezelfde prikkel.
Negatieve terugkoppeling is een
correctiemechanisme dat een activiteit omvat
waardoor een afwijking buiten de normale grenzen
,direct wordt tegengewerkt. Bij positieve terugkoppeling brengt de aanvankelijke prikkel een reactie teweeg
die de prikkel versterkt.
De orgaanstelsels:
• Huid
• Skelet
• Spierstelsel
• Endocriene stelsel (reguleert langdurige veranderingen in de activiteit van andere orgaanstelsels
(hormonen))
• Zenuwstelsel
• Cardiovasculaire stelsel
• Lymfestelsel (verdedigt tegen infecties en ziekten en zorgt voor terugkeer weefselsvocht naar de
bloedsomloop)
• Spijsverteringsstelsel
• Ademhalingsstelsel
• Urinaire stelsel
• Voortplantingsstelsel
Anatomische oriëntatiepunten:
, H6
Functies van beenderen:
Ondersteuning
Opslag
Hematopoesie (aanmaak rode bloedcellen)
Bescherming
Beweging
Soorten beenderen:
Lange beenderen
Korte beenderen (zijn korter dan dat ze breed zijn, bv handwortelbeentjes of voetwortelbeentjes)
Platte beenderen (bv schedel, ribben, schouderbladeren)
Onregelmatige botten (bv wervels)
Sesam beenderen (zitten niet vast aan andere botten maar aan kraakbeen
Opbouw beenderen:
Uiteinden zijn de epifyse: buitenste laag bestaat uit compact bot met daarbinnen spongieus bot.
Het midden van het bot heet de diafyse (ook wel de schacht): bestaat voornamelijk uit compact bot met
daarin een centrale holte (mergholte) waarin het beenmerg zit.
De overgang van epifyse naar diafyse heet de metafyse. Bij kinderen is de scheiding tussen de metafyse en
de epifyse de epifisaire schijf (groeischijf).
Om het bot heen zit het periost ofwel het beenvlies.
Dit bestat uit twee lagen, de buitenste laag is stevig
en zorgt voor bescherming van het bot, de
binnenste laag bestaat uit osteoblasten en
osteoclasten. Dit zijn de cellen die zorgen voor bot
aanmaak en botafbraak.
Botten hebben zelf geen pijnreceptoren maar het
periost heeft dat wel.
Botweefsel is een soort bindweefsel en
bindweefsel bestaat uit cellen, vezels en matrix.
Osteblasten zijn er voor de botopbouw, ze maken
de botmatrix en zijn er om calcium en fosfaat af
te zetten. Ze zitten in de binnenste laag van her
periost, in de groeischijf en als een bot is
gebroken zitten ze bij de fractuur.
Osteocyten zijn rijpe botcellen (volwassen
botcellen). Ze handhaven de stofwisseling zoals
uitwisseling van voeding en afvalstoffen. De
osteocyten zitten in het beenweefsel in kleine
groepjes, de lacunen. Deze lacunen zijn te vinden
tussen dunne laagjes gecalcificeerde matrix die
De verschillende organisatieniveau’s:
Cel: de kleinste levende eenheden in het lichaam (hartspiercel)
Weefsel: bestaat uit cellen van hetzelfde type die samenwerken om een specifieke functie uit te voeren
(harspierweefsel)
Orgaan: bestaat uit twee of meer verschillende weefsels die samenwerken om een specifieke functie uit te
voeren (hart)
Orgaanstelsel: de samenwerking tussen bepaalde organen (cardiovasculaire stelsel)
Verhouding collageen / calcium:
Hoe meer collageen er t.o.v. calcium in het bot aanwezig is, hoe buigzamer en minder sterk het bot wordt.
Collageen is bindweefsel en houdt alles bij elkaar, dit zorgt dus voor buigzaamheid en calcium zorgt voor
sterkte.
Orgaanstelsels:
Orgaanstelsel Vertaling Functie Voorbeelden
Tractus circulatorius Hart- en bloedvaten Rondpompen bloed (en Cor, aorta, VCI
dus ook zuurstof)
Tractus respiratorius Ademhalingsstelsel Opnamen zuurstof, Trachea, Pulmones
uitscheiding CO2
Tractus digestivus Maag- darmstelsel Opname voedingsstoffen Gaster, Rectum
Tractus uropoeticus Nieren en urinewegen Uitscheiden afvalstoffen Ren, Vesica urinaria
Tractus genitalis Voortplantingsstelsel Voortplanten Penis, Ovarium
Tractus locomotorius Bewegingsapparaat Bewegen Humerus, Ulna
(spieren + botten)
Zenuwstelsel Signalen ontvangen en Cerebrum, cerebellum
versturen
Hormoonstelsel Homeostase Hypofyse, Glandula
thyreoidea
Onder de Nederlandse benaming bloedvat valt
zowel arterie als vena. Van het cor naar een orgaan
lopen arteries en van de organen naar het cor lopen
venen. Van het cor naar de pulomes lopen venen
en van de pulmones naar het cor lopen arteries.
In een arterie zit veel zuurstof, maar weinig
voedingsstoffen. In de venen uit de organen zit
weinig zuurstof maar veel voedingsstoffen.
Homeostase is de stabiliteit van de inwendige
toestand van het lichaam. Deze toestand wordt
gehandhaafd door fysiologische regelsystemen. Bij
homeostatische regulering is meestal een receptor
betrokken die gevoelig is voor een bepaalde prikkel
en een effector, de activiteit van deze effector heeft
invloed op dezelfde prikkel.
Negatieve terugkoppeling is een
correctiemechanisme dat een activiteit omvat
waardoor een afwijking buiten de normale grenzen
,direct wordt tegengewerkt. Bij positieve terugkoppeling brengt de aanvankelijke prikkel een reactie teweeg
die de prikkel versterkt.
De orgaanstelsels:
• Huid
• Skelet
• Spierstelsel
• Endocriene stelsel (reguleert langdurige veranderingen in de activiteit van andere orgaanstelsels
(hormonen))
• Zenuwstelsel
• Cardiovasculaire stelsel
• Lymfestelsel (verdedigt tegen infecties en ziekten en zorgt voor terugkeer weefselsvocht naar de
bloedsomloop)
• Spijsverteringsstelsel
• Ademhalingsstelsel
• Urinaire stelsel
• Voortplantingsstelsel
Anatomische oriëntatiepunten:
, H6
Functies van beenderen:
Ondersteuning
Opslag
Hematopoesie (aanmaak rode bloedcellen)
Bescherming
Beweging
Soorten beenderen:
Lange beenderen
Korte beenderen (zijn korter dan dat ze breed zijn, bv handwortelbeentjes of voetwortelbeentjes)
Platte beenderen (bv schedel, ribben, schouderbladeren)
Onregelmatige botten (bv wervels)
Sesam beenderen (zitten niet vast aan andere botten maar aan kraakbeen
Opbouw beenderen:
Uiteinden zijn de epifyse: buitenste laag bestaat uit compact bot met daarbinnen spongieus bot.
Het midden van het bot heet de diafyse (ook wel de schacht): bestaat voornamelijk uit compact bot met
daarin een centrale holte (mergholte) waarin het beenmerg zit.
De overgang van epifyse naar diafyse heet de metafyse. Bij kinderen is de scheiding tussen de metafyse en
de epifyse de epifisaire schijf (groeischijf).
Om het bot heen zit het periost ofwel het beenvlies.
Dit bestat uit twee lagen, de buitenste laag is stevig
en zorgt voor bescherming van het bot, de
binnenste laag bestaat uit osteoblasten en
osteoclasten. Dit zijn de cellen die zorgen voor bot
aanmaak en botafbraak.
Botten hebben zelf geen pijnreceptoren maar het
periost heeft dat wel.
Botweefsel is een soort bindweefsel en
bindweefsel bestaat uit cellen, vezels en matrix.
Osteblasten zijn er voor de botopbouw, ze maken
de botmatrix en zijn er om calcium en fosfaat af
te zetten. Ze zitten in de binnenste laag van her
periost, in de groeischijf en als een bot is
gebroken zitten ze bij de fractuur.
Osteocyten zijn rijpe botcellen (volwassen
botcellen). Ze handhaven de stofwisseling zoals
uitwisseling van voeding en afvalstoffen. De
osteocyten zitten in het beenweefsel in kleine
groepjes, de lacunen. Deze lacunen zijn te vinden
tussen dunne laagjes gecalcificeerde matrix die