AFT
• Spijsverterteringskanaal.
• Klieren van het spijsverteringsstelsel.
• Ademhalingssysteem en de huid.
• Nieren en bijnieren.
• Mannelijk genitaal stelsel.
• Vrouwelijk genitaal stelsel.
Spijsverteringskanaal
Functies van het spijsverteringskanaal:
1. Ingestie.
2. Digestie.
3. Absorptie.
4. Eliminatie.
,Basiskennis latijn:
Onderwerp Enkelvoud Meervoud
Mannelijk Villus Villi
Canaliculus Canaliculi
Testis Testes
Vrouwelijk Area Areae
Foveola Foveolae
Onzijdig Antibioticum Antibiotica
Tractus digestivus:
• Mucosa.
▪ Epitheel.
▪ Lamina propria.
▪ Muscularis mucosae.
• Submucosa.
▪ Plexus van Meissner.
▪ Klieren.
▪ Lymfoïd weefsel.
• Muscularis externa.
▪ Plexus van Auerbach.
• Serosa.
▪ Bindweefsel.
▪ Mesotheel.
Zenuw plexi:
De Plexus van Meissner
stuurt de muscularis
mucosae aan en ligt
hier net onder.
Plexus van Auerbach ligt tussen de
spierlagen in en is erg belangrijk
voor de darm- en maagbeweging.
,Oesophagus:
De oesophagus zit het dichtst bij de buitenkant
(bovenkant), hier is een overgang van de huid (buiten) naar
binnen toe. Hierdoor heeft de oesophagus als enige een
meerlagig plaveiselepitheel.
Het verschil is dat deze niet verhoornend is in tegenstelling
tot de huid. Een dikke epitheel laag heeft als voordeel dat
deze de oesophagus beschermt tegen scherp voedsel.
Het submucosa bevat veel slijmklieren die slijm
uitscheiden, met als functie de oesophagus vochtig te
houden zodat voedsel kan passeren. Vlak bij de overgang
van de oesophagus naar de maag worden er klieren
aangetroffen in de lamina propria, (deze zijn slecht te zien)
die lysozym produceren. Dit heeft te maken met de afbraak
van bacteriën. Lysozym wordt in de maag zelf ook
geproduceerd. Deze klieren bestaan uit slijmvormende
cellen die er als lange cilinders uitzien.
Glandulae propriae (muceuze klieren) : In hele oesophagus.
Cardia klieren: Bij overgang maag.
Bouw oesophagus:
• Mucosa:
▪ Epitheel.
➢ Meerlagig niet verhoornend plaveisel, glad oppervlak.
▪ Lamina propria.
➢ Cardia klieren.
▪ Muscularis mucosae.
➢ Matig ontwikkeld, bij farynx dwarsgestreept.
• Submucosa:
▪ Plexus van Meissner.
▪ Klieren.
➢ Glandulae propriae: slijm voor smering.
▪ Lymfoïd weefsel.
➢ Rond uitvoergang glandulae.
• Muscularis externa:
▪ Plexus van Auerbach.
• Serosa:
▪ Ontbreekt bij oesophagus.
, Functie maag
• Vocht toevoegen:
▪ Bolus (spijsbrok) → chymus.
• Mechanische digestie.
• Chemische digestie:
▪ Eiwitten (pepsine).
▪ Vet (lipase).
De maag heeft een zure pH om bacteriën te doden. Ook eiwitten die nodig zijn voor chemische
digestie worden afgegeven als inactieve enzym afgegeven en worden pas omgezet tot actief enzym
onder invloed van een zuur milieu. Verder denatureert eiwitten, hierbij wordt het eiwit een lange
aminozuurketen waardoor de pepsine gemakkelijk erbij kan om hierin te knippen.
Doden bacteriën - Denatureren eiwitten – Activeren pepsine.
Maag klieropbouw epitheel:
In de diepe zone zitten de klieren die pepsiongeen en HCl
afgeven. Deze zijn het langste in de corpus, dit is het
grootste deel van de maag. In de cardia en de pylorus
wordt meer slijm geproduceerd en minder zuur en
pepsinogeen.
Maagzuur wordt afgegeven door gastric pits. De belangrijkste cellen zitten onderin deze gastric pits
en worden chief cells (zymogene cellen) genoemd. Deze produceren pepsinogeen en de pariëtale
cellen maken het zuur (HCl). Verder naar boven worden de muceuze halscellen aangetroffen. Deze
produceren vooral slijm. In de
gastric pits zitten ook stamcellen,
wanneer deze naar boven migreren,
zullen deze slijmsnapcellen en
wanneer deze naar beneden
migreren zullen deze muceuze
halscellen, wandcellen, hoofdcellen
of entero endocriene cellen.
• Spijsverterteringskanaal.
• Klieren van het spijsverteringsstelsel.
• Ademhalingssysteem en de huid.
• Nieren en bijnieren.
• Mannelijk genitaal stelsel.
• Vrouwelijk genitaal stelsel.
Spijsverteringskanaal
Functies van het spijsverteringskanaal:
1. Ingestie.
2. Digestie.
3. Absorptie.
4. Eliminatie.
,Basiskennis latijn:
Onderwerp Enkelvoud Meervoud
Mannelijk Villus Villi
Canaliculus Canaliculi
Testis Testes
Vrouwelijk Area Areae
Foveola Foveolae
Onzijdig Antibioticum Antibiotica
Tractus digestivus:
• Mucosa.
▪ Epitheel.
▪ Lamina propria.
▪ Muscularis mucosae.
• Submucosa.
▪ Plexus van Meissner.
▪ Klieren.
▪ Lymfoïd weefsel.
• Muscularis externa.
▪ Plexus van Auerbach.
• Serosa.
▪ Bindweefsel.
▪ Mesotheel.
Zenuw plexi:
De Plexus van Meissner
stuurt de muscularis
mucosae aan en ligt
hier net onder.
Plexus van Auerbach ligt tussen de
spierlagen in en is erg belangrijk
voor de darm- en maagbeweging.
,Oesophagus:
De oesophagus zit het dichtst bij de buitenkant
(bovenkant), hier is een overgang van de huid (buiten) naar
binnen toe. Hierdoor heeft de oesophagus als enige een
meerlagig plaveiselepitheel.
Het verschil is dat deze niet verhoornend is in tegenstelling
tot de huid. Een dikke epitheel laag heeft als voordeel dat
deze de oesophagus beschermt tegen scherp voedsel.
Het submucosa bevat veel slijmklieren die slijm
uitscheiden, met als functie de oesophagus vochtig te
houden zodat voedsel kan passeren. Vlak bij de overgang
van de oesophagus naar de maag worden er klieren
aangetroffen in de lamina propria, (deze zijn slecht te zien)
die lysozym produceren. Dit heeft te maken met de afbraak
van bacteriën. Lysozym wordt in de maag zelf ook
geproduceerd. Deze klieren bestaan uit slijmvormende
cellen die er als lange cilinders uitzien.
Glandulae propriae (muceuze klieren) : In hele oesophagus.
Cardia klieren: Bij overgang maag.
Bouw oesophagus:
• Mucosa:
▪ Epitheel.
➢ Meerlagig niet verhoornend plaveisel, glad oppervlak.
▪ Lamina propria.
➢ Cardia klieren.
▪ Muscularis mucosae.
➢ Matig ontwikkeld, bij farynx dwarsgestreept.
• Submucosa:
▪ Plexus van Meissner.
▪ Klieren.
➢ Glandulae propriae: slijm voor smering.
▪ Lymfoïd weefsel.
➢ Rond uitvoergang glandulae.
• Muscularis externa:
▪ Plexus van Auerbach.
• Serosa:
▪ Ontbreekt bij oesophagus.
, Functie maag
• Vocht toevoegen:
▪ Bolus (spijsbrok) → chymus.
• Mechanische digestie.
• Chemische digestie:
▪ Eiwitten (pepsine).
▪ Vet (lipase).
De maag heeft een zure pH om bacteriën te doden. Ook eiwitten die nodig zijn voor chemische
digestie worden afgegeven als inactieve enzym afgegeven en worden pas omgezet tot actief enzym
onder invloed van een zuur milieu. Verder denatureert eiwitten, hierbij wordt het eiwit een lange
aminozuurketen waardoor de pepsine gemakkelijk erbij kan om hierin te knippen.
Doden bacteriën - Denatureren eiwitten – Activeren pepsine.
Maag klieropbouw epitheel:
In de diepe zone zitten de klieren die pepsiongeen en HCl
afgeven. Deze zijn het langste in de corpus, dit is het
grootste deel van de maag. In de cardia en de pylorus
wordt meer slijm geproduceerd en minder zuur en
pepsinogeen.
Maagzuur wordt afgegeven door gastric pits. De belangrijkste cellen zitten onderin deze gastric pits
en worden chief cells (zymogene cellen) genoemd. Deze produceren pepsinogeen en de pariëtale
cellen maken het zuur (HCl). Verder naar boven worden de muceuze halscellen aangetroffen. Deze
produceren vooral slijm. In de
gastric pits zitten ook stamcellen,
wanneer deze naar boven migreren,
zullen deze slijmsnapcellen en
wanneer deze naar beneden
migreren zullen deze muceuze
halscellen, wandcellen, hoofdcellen
of entero endocriene cellen.