De opbouw van glazuur
Glazuur= opgebouwd uit glazuurprisma’s= regelmatige, staafvormige structuren met een diameter v. ±4
μm, die zich uitstrekken v.a. de glazuur-dentinegrens tot aan het tandoppervlak.
• Deze staafjes liggen dicht opeengepakt, maar er is nog ruimte voor een interprismatische
substantie-> zowel de prisma’s als de interprismatische ruimten zijn gevuld met miljoenen zeer
kleine hydroxylapatietkristallen (Ca10(PO4)6(OH)2)= kristallieten genoemd.
Ondanks de overeenkomst in bouwstenen verschillen de prisma’s en de interprismatische substantie in
vele opzichten:
• De ordening v/d kristallieten& het gehalte aan water en organische bestanddelen is verschillend.
• Tezamen leidt dit ertoe dat de poreusheid v/d interprismatische materie groter is dan die v/d
prisma’s-> stoffen (ionen) die glazuur willen binnendringen hebben daarom de meeste kans dit te
doen tussen de prisma’s-> dus: diffusie v. ionen vindt vooral plaats via de interprismatische
substantie-> dit geldt ook voor zuren (gevormd in tandplaque) die het glazuur aanvallen.
Hydroxyapatiet (Ca10(PO4)6(OH)2)= (anorganisch) calciumfosfaatmineraal dat demineraliseert wanneer de
omgevings-pH lager wordt dan ±5,5 wanneer geen fluoride wordt gebruikt of 5,0 wanneer dagelijks
fluoride wordt gebruikt-> bij herstel omgevings-pH: opgelost calcium en fosfaat weer kunnen neerslaan op
de overgebleven minerale kristallen= remineralisatie (langzamer proces dan demineralisatie):
• Remineralisatie genoeg tijd: schade veroorzaakt tijden demineralisatie opheffen.
• Remineralisatie onvoldoende tijd: cariësproces doorgaan en een laesie ontwikkelen.
• Dentine is kwetsbaarder dan glazuur: door de structurele verschillen (poreuzer v. structuur en een
groter kristaloppervlak) en door verontreinigingen in het kristalrooster.
Glazuur Dentine
Grote kristallen Kleine kristallen: bij hoger pH sneller in oplossing
Ameloblasten= cellen die glazuur maken Odontoblasten= cellen die dentine maken
Anorganisch: door hydroxylapatiet Mineraalgehalte rond 50%
Oplossing zuurgraad pH 5,5 Oplossing zuurgraad ±pH 6,4
Type-I-collageen
Glazuur Dentine
Organisch materiaal Eiwitten, lipiden Eiwitten, lipiden
Anorganisch materiaal Hydroxylapatiet 50% Type-I-collageen, 50 % Hydroxylapatiet
Glazuur Dentine
Hydroxylapatiet 85% 45-47%
Eiwitten en lipiden 3% 30-33%
Water 12% 20-21%
De structuur van dentine
Tubuli= kanaaltjes met een diameter v. ±1 – 3 μm die gevuld zijn met de uitlopers v/d odontoblasten=
deze vormen het ‘behang’ v/d pulpakamer-> de tubuli hebben een S-vormige baan en nemen daarbij in
diameter toe v/d glazuur-dentinegrens tot aan de pulpakamer.
• Rond de tubuli ligt een schil v. peritubulair dentine= heeft een hogere mineraaldichtheid dan het
intertubulaire dentine en ontstaat door mineraalafzetting v.u. de tubuli-> kan op den duur leiden
tot het geheel geoblitereerd raken v. deze kanaaltjes.
, Het mineraalgehalte v. dentine ligt rond de 50% volume-%-> is aanmerkelijk lager dan de minerale fractie
v. glazuur-> een belangrijk 2e bestanddeel v. dentine is type-I-collageen= neemt ook ±50% v/h volume in.
• Het mineraal v. dentine is het hydroxylapatiet= is in dentine in veel kleinere kristallieten aanwezig
dan in glazuur-> waarschijnlijk is dit 1 v/d redenen dat dentine al bij een veel hogere pH, vergeleken
met glazuur, in oplossing gaat-> kritieke pH glazuur: ±5,5; voor dentine ±6,4.
Primaire dentine= aangelegd toen je een baby was; tand nog niet doorgekomen (↑beschreven).
Secundair dentine= wordt door de odontoblasten afgezet op de grens v. pulpakamer en dentine-> leidt tot
het geleidelijk kleiner worden v/d pulpakamer-> wordt je hele leven afgezet door dentinetubuli.
Tertiair/ reparatief dentine= afweermechanisme (door chemische/ mechanische prikkels)-> odontoblasten
worden gestimuleerd tot de vorming v. dentine-> belangrijk afweermechanisme v/h lichaam: hierdoor
wordt de afstand tussen het gevoelige pulpaweefsel en de ‘bedreiging’ (zoals cariës) groter.
Ø Secundair en tertiair ontstaan nadat de tand is doorgekomen!!
Doorbraakschema
Doorbraakvolgorde melkgebit: geen onderscheid boven-& onderkaak.
Doorbraakvolgorde permanente elementen: maxilla en mandibula verschillend!!
Meisjes tussen 6-12 jr. liggen 2,5 – 14 maanden voor bij het doorbreken v/d permanente elementen.
Centrale incisief= I1/ i1 à Laterale incisief= I2/ i2.
Cariës etiologie
Het proces van demineralisatie en remineralisatie
Demineralisatie= het onttrekken v. Ca+-ionen uit de tand-> glazuur lost op.
• Iets eten/ drinken; bacteriën in tandplaque suikers omzetten in zuren-> zuurproductie; pH in de
mond omlaaggaan-> door zuur; Ca2+-ionen uit de glazuurprisma’s oplossen/ uit het
glazuuroppervlak onttrekken= demineralisatie-> als het lang doorgaat en niet wordt gevolgd door
remineralisatie (=teruggaan v/d Ca2+-ionen in het glazuur-oppervlak); dan cariës ontstaan.
• Glazuur kan alleen functioneren bij een pH v. 5,5 of hoger-> pH onder de 5,5; glazuur oplossen.
• Beginnen bij het ‘uithollen’ v. hydroxylapatietkristallen.
Remineralisatie= het neerslaag v. Ca+-ionen in het glazuur.
• Na demineralisatie: Ca+-ionen blijven/ zitten in het speeksel-> zuurtegraad weer boven de kritieke
pH-waarde komen (bufferende werking speeksel); opgeloste glazuurbestanddelen/ ionen weer
neerslaan op de nog aanwezige apatietkristallieten-> hierdoor niet snel een gaatje krijgen; tand
hersteld als het ware weer.
• Remineralisatie genoeg tijd krijgen; schade veroorzaakt gedurende de demineralisatie opheffen.
• Remineralisatie remt het cariësproces af.
• Remineralisatie door voorraad mineralen in speeksel+ langzamer proces dan demineralisatie.