Hoofdstuk 12
Je kunt het kernconcept staatsvorming opnoemen, uitleggen, herkennen uit en toepassen
op een context, en je kunt een context met dit concept analyseren.
- Staatsvorming: De institutionalisering van politieke macht tot een staat.
Je kunt de kernconcepten macht, ideologie, socialisatie, representatie, politieke
institutie, samenwerking, en representativiteit opnoemen, uitleggen, herkennen uit en
toepassen op een context, en je kunt een context met dit concept analyseren
- Macht: Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te
bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
- Ideologie: Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal
uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke
verhoudingen.
- Socialisatie: Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep
en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding,
opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
- Representatie: De vertegenwoordiging van een groep in (politieke) organisaties
door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden.
- Politieke institutie: Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag
van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en politieke
besluitvorming reguleren.
- Samenwerking: Het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen
om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.
- Representativiteit: De mate waarin de (politieke) besluiten, de standpunten of
achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die van de
groep die vertegenwoordigd wordt.
Je kunt de dimensies van Hofstede over culturen opnoemen, uitleggen, herkennen, en
toepassen op een context.
- Grote machtsafstand vs kleine machtsafstand: de mate waarin minder machtigen
accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.
- Individualistisch vs collectivistisch: collectivistische samenleving als het belang
van de groep voor gaat op eigen belang, er zijn dan ook meestal sterke groepen.
- Lage onzekerheidsmijding vs hoge onzekerheidsmijding: De mate waarin de
dragers van cultuur zich bedreigd voelen door onzekere situaties.
- Langetermijngerichtheid vs korte termijngerichtheid: Lange Termijn streeft naar
beloningen in de toekomst terwijl korte termijn juist op nu gericht is.
- Masculien vs feminien: Masculien als rol tussen man en vrouw duidelijk
geschreven is en mensen voor zichzelf opkomen ongeacht gevoelens van de ander.
Bij een feminiene samenleving overlapt de sekserollen elkaar en wordt bijna altijd
naar samenwerking en consensus gestreefd.
Je kunt de vier paradigma's toepassen op het kernconcept (politieke) socialisatie.
- Functionalisme paradigma: vooral het voortbestaan van de (politieke) cultuur wordt
bestudeerd. Men is geïnteresseerd in hoe de waarden en normen, opvattingen en
gedragspatronen worden verworven. Identiteit is dus een product van de
samenleving. Socialisatie is het middel om cultuur over te dragen en te laten
bestaan.
, - Conflict paradigma: legt nadruk hoe (politieke) socialisatie betekenis geeft aan de
sociale ongelijkheid in de samenleving.
- Sociaal-constructivisme paradigma: Vooral uit individu geredeneerd. Individu
construeert een beeld van de werkelijkheid maar niet in isolement. Het proces wordt
beïnvloed door omgeving.
- Rationele-actor paradigma: geen onderzoek naar socialisatie
Je kunt de drie visies (modellen) op representatie in een democratie opnoemen, uitleggen,
en toepassen.
- Afspiegelingsmodel: de volksvertegenwoordiging moet zoveel mogelijk lijken op het
volk zelf.
- Rolmodel: standpunten moeten lijken op die van het volk
- Partijenmodel: Politieke partijen spelen een sleutelrol in democratie omdat
verschillende partijen verschillende standpunten hebben.
Je kunt de zes vereisten voor een democratie noemen, uitleggen, en toepassen.
6 Kenmerken democratie:
- vrijheid van meningsuiting
- vrijheid van vereniging
- inclusief burgerschap: gelijkheid
- verkiezingen
- controleren regering
- informatie verkrijgen
Je kunt de drie probleemgebieden die socioloog Kees Schuyt onderscheidt op het gebied
van politieke cohesie opnoemen, uitleggen, en toepassen.
- Politieke betrokkenheid: binding tussen burgers en politiek is verminderd.
- Bestuurlijke schaalvergroting: bestuur vindt ver weg plaats (eu) burgers kunnen
hierdoor losraken van politici die belangrijke beslissingen neemt.
- Gemankeerde communicatie: Veel politci spreekt een taal die de normale burger
niet begrijpt.
Je kunt uitleggen wat het poldermodel inhoudt.
- Poldermodel: De Nederlandse variant van het consensus of harmonie model.
Conflicten behoren te worden opgelost door compromissen te sluiten in
onderhandelingen.
Je kunt de ideologieën communisme, socialisme, liberalisme, conservatisme, en fascisme
plaatsen op de links-rechts-verdeling.
- Communisme: extreemlinks
- Socialisme: links
- Conservatisme: rechts
- Fascisme: extreem rechts
Je kunt het verschil uitleggen tussen de ideologieën socialisme/sociaal-democratie,
liberalisme, en confessionalisme, en je kunt uitleggen hoe de ideologieën denken over de
onderwerpen zoals genoemd op p. 19 van het tekstboek.
Je kunt het kernconcept staatsvorming opnoemen, uitleggen, herkennen uit en toepassen
op een context, en je kunt een context met dit concept analyseren.
- Staatsvorming: De institutionalisering van politieke macht tot een staat.
Je kunt de kernconcepten macht, ideologie, socialisatie, representatie, politieke
institutie, samenwerking, en representativiteit opnoemen, uitleggen, herkennen uit en
toepassen op een context, en je kunt een context met dit concept analyseren
- Macht: Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te
bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
- Ideologie: Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal
uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke
verhoudingen.
- Socialisatie: Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep
en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding,
opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
- Representatie: De vertegenwoordiging van een groep in (politieke) organisaties
door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden.
- Politieke institutie: Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag
van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en politieke
besluitvorming reguleren.
- Samenwerking: Het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen
om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.
- Representativiteit: De mate waarin de (politieke) besluiten, de standpunten of
achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die van de
groep die vertegenwoordigd wordt.
Je kunt de dimensies van Hofstede over culturen opnoemen, uitleggen, herkennen, en
toepassen op een context.
- Grote machtsafstand vs kleine machtsafstand: de mate waarin minder machtigen
accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.
- Individualistisch vs collectivistisch: collectivistische samenleving als het belang
van de groep voor gaat op eigen belang, er zijn dan ook meestal sterke groepen.
- Lage onzekerheidsmijding vs hoge onzekerheidsmijding: De mate waarin de
dragers van cultuur zich bedreigd voelen door onzekere situaties.
- Langetermijngerichtheid vs korte termijngerichtheid: Lange Termijn streeft naar
beloningen in de toekomst terwijl korte termijn juist op nu gericht is.
- Masculien vs feminien: Masculien als rol tussen man en vrouw duidelijk
geschreven is en mensen voor zichzelf opkomen ongeacht gevoelens van de ander.
Bij een feminiene samenleving overlapt de sekserollen elkaar en wordt bijna altijd
naar samenwerking en consensus gestreefd.
Je kunt de vier paradigma's toepassen op het kernconcept (politieke) socialisatie.
- Functionalisme paradigma: vooral het voortbestaan van de (politieke) cultuur wordt
bestudeerd. Men is geïnteresseerd in hoe de waarden en normen, opvattingen en
gedragspatronen worden verworven. Identiteit is dus een product van de
samenleving. Socialisatie is het middel om cultuur over te dragen en te laten
bestaan.
, - Conflict paradigma: legt nadruk hoe (politieke) socialisatie betekenis geeft aan de
sociale ongelijkheid in de samenleving.
- Sociaal-constructivisme paradigma: Vooral uit individu geredeneerd. Individu
construeert een beeld van de werkelijkheid maar niet in isolement. Het proces wordt
beïnvloed door omgeving.
- Rationele-actor paradigma: geen onderzoek naar socialisatie
Je kunt de drie visies (modellen) op representatie in een democratie opnoemen, uitleggen,
en toepassen.
- Afspiegelingsmodel: de volksvertegenwoordiging moet zoveel mogelijk lijken op het
volk zelf.
- Rolmodel: standpunten moeten lijken op die van het volk
- Partijenmodel: Politieke partijen spelen een sleutelrol in democratie omdat
verschillende partijen verschillende standpunten hebben.
Je kunt de zes vereisten voor een democratie noemen, uitleggen, en toepassen.
6 Kenmerken democratie:
- vrijheid van meningsuiting
- vrijheid van vereniging
- inclusief burgerschap: gelijkheid
- verkiezingen
- controleren regering
- informatie verkrijgen
Je kunt de drie probleemgebieden die socioloog Kees Schuyt onderscheidt op het gebied
van politieke cohesie opnoemen, uitleggen, en toepassen.
- Politieke betrokkenheid: binding tussen burgers en politiek is verminderd.
- Bestuurlijke schaalvergroting: bestuur vindt ver weg plaats (eu) burgers kunnen
hierdoor losraken van politici die belangrijke beslissingen neemt.
- Gemankeerde communicatie: Veel politci spreekt een taal die de normale burger
niet begrijpt.
Je kunt uitleggen wat het poldermodel inhoudt.
- Poldermodel: De Nederlandse variant van het consensus of harmonie model.
Conflicten behoren te worden opgelost door compromissen te sluiten in
onderhandelingen.
Je kunt de ideologieën communisme, socialisme, liberalisme, conservatisme, en fascisme
plaatsen op de links-rechts-verdeling.
- Communisme: extreemlinks
- Socialisme: links
- Conservatisme: rechts
- Fascisme: extreem rechts
Je kunt het verschil uitleggen tussen de ideologieën socialisme/sociaal-democratie,
liberalisme, en confessionalisme, en je kunt uitleggen hoe de ideologieën denken over de
onderwerpen zoals genoemd op p. 19 van het tekstboek.