Samenvatting economie
Toets 1 november
Hoofdstuk 1: Omgevingsfactoren en micro-economie
Op alle niveaus in de samenleving wordt de spanning gevoeld tussen
onbegrensde behoeften aan de ene kant, en de beperkte middelen aan de
andere kant. Deze spanning tussen behoeften en middelen heet schaarste.
Prisoners'dilemma:
-Uitkomst is niet de beste uitkomst
-Twee partijen
-Onvolledige informatie, geen overleg mogelijk
Economische wetenschap: bestudeert hoe mensen keuzeproblemen
aanpakken. Bevat de volgende elementen:
- Analyseren van menselijk handelen
- Bestaan van doelstellingen
- Wens deze te bereiken
- Schaarste van beschikbare middelen
- Alternatieve gebruiksmogelijkheden v.d. Middelen
Welvaart: mate waarin mensen erin slagen hun persoonlijke behoeften zoveel
mogelijk te vervullen. Subjectief begrip.
Niet schaarse goederen: vrije goederen.
Onbeperkte beschikking, bijvoorbeeld water, of zonlicht.
Produceren: voortbrengen van goederen en diensten.
Kapitaalgoederen: worden gebruikt voor productie van andere goederen of
diensten, bijvoorbeeld machines, vrachtwagens.
Consumptiegoederen: kapitaal goed dat wordt gekocht door de consument.
Productiefactoren: Natuur, kapitaalgoederen en arbeid.
Productieproces: Wordt waarde toegevoegd aan ingekochte grondsto en.
Participanten: Ondernemersleiding, werknemers, vermogensverscha ers,
leveranciers, afnemers en overheid.
ffff
, Omgevingsfactoren in enge zin:
-Concurrentieverhoudingen: Worden bepaald door de markvorm en het
marktgedrag. Marktvorm: aantal vragers en aanbieders, aard van de
goederen, mate waarin de markt is afgeschermd voor mogelijke toetreders.
Marktgedrag: in welke mate concurenten elkaar bestrijden of afspraken
maken.
- De economische situatie: Stand van de conjuntuur belangrijk. Ook de
toestand op de nanciële markten.
- Betrekkingen met het buitenland.
- Economische orde: In Nederland is de economie ingericht als een
georiënteerde markteconomie. Consumenten en producenten zijn vrij in het
nemen van hun consumptie- en productie beslissingen, maar moeten wel aan
de volgens de overheid opgelegde randvoorwaarden voldoen.
Omgevingsfactoren in ruime zin (data): hebbeninvloed op onderneming en
participanten, maar worden niet door de economie verklaard.
- Demogra sche ontwikkeling
- Ontwikkeling van techniek
- Normen en waarden
- Politieke systeem
- Rechtsorde
Het onderzoek van de omgeving van de onderneming bestaat uit een intern
onderzoek en een extern onderzoek. Bij een extern onderzoek gaat het om
een analyse van kansen en bedreigingen die buiten de onderneming liggen.
Dit zijn de omgevingsfactoren in enge zin en die in ruime zin. Het intern
onderzoek gaat over de sterke en zwakke punten in de onderneming. Gaat
daarbij om drie dingen: Structuur (manier waarop de onderneming is
georganiseerd), cultuur (normen en waarden van de mensen) en de
productiemiddelen ( mensen en vakbekwaamheid, nanciële middelen, enz).
Bij zo'n onderzoek wordt een SWOT-analyse gebruikt.
Bedrijfseconomie: Houdt zich bezig met keuze vraagstukken die voortkomen
uit de schaarste problemen waar bedrijven mee worden geconfronteerd.
fi fi fi
Toets 1 november
Hoofdstuk 1: Omgevingsfactoren en micro-economie
Op alle niveaus in de samenleving wordt de spanning gevoeld tussen
onbegrensde behoeften aan de ene kant, en de beperkte middelen aan de
andere kant. Deze spanning tussen behoeften en middelen heet schaarste.
Prisoners'dilemma:
-Uitkomst is niet de beste uitkomst
-Twee partijen
-Onvolledige informatie, geen overleg mogelijk
Economische wetenschap: bestudeert hoe mensen keuzeproblemen
aanpakken. Bevat de volgende elementen:
- Analyseren van menselijk handelen
- Bestaan van doelstellingen
- Wens deze te bereiken
- Schaarste van beschikbare middelen
- Alternatieve gebruiksmogelijkheden v.d. Middelen
Welvaart: mate waarin mensen erin slagen hun persoonlijke behoeften zoveel
mogelijk te vervullen. Subjectief begrip.
Niet schaarse goederen: vrije goederen.
Onbeperkte beschikking, bijvoorbeeld water, of zonlicht.
Produceren: voortbrengen van goederen en diensten.
Kapitaalgoederen: worden gebruikt voor productie van andere goederen of
diensten, bijvoorbeeld machines, vrachtwagens.
Consumptiegoederen: kapitaal goed dat wordt gekocht door de consument.
Productiefactoren: Natuur, kapitaalgoederen en arbeid.
Productieproces: Wordt waarde toegevoegd aan ingekochte grondsto en.
Participanten: Ondernemersleiding, werknemers, vermogensverscha ers,
leveranciers, afnemers en overheid.
ffff
, Omgevingsfactoren in enge zin:
-Concurrentieverhoudingen: Worden bepaald door de markvorm en het
marktgedrag. Marktvorm: aantal vragers en aanbieders, aard van de
goederen, mate waarin de markt is afgeschermd voor mogelijke toetreders.
Marktgedrag: in welke mate concurenten elkaar bestrijden of afspraken
maken.
- De economische situatie: Stand van de conjuntuur belangrijk. Ook de
toestand op de nanciële markten.
- Betrekkingen met het buitenland.
- Economische orde: In Nederland is de economie ingericht als een
georiënteerde markteconomie. Consumenten en producenten zijn vrij in het
nemen van hun consumptie- en productie beslissingen, maar moeten wel aan
de volgens de overheid opgelegde randvoorwaarden voldoen.
Omgevingsfactoren in ruime zin (data): hebbeninvloed op onderneming en
participanten, maar worden niet door de economie verklaard.
- Demogra sche ontwikkeling
- Ontwikkeling van techniek
- Normen en waarden
- Politieke systeem
- Rechtsorde
Het onderzoek van de omgeving van de onderneming bestaat uit een intern
onderzoek en een extern onderzoek. Bij een extern onderzoek gaat het om
een analyse van kansen en bedreigingen die buiten de onderneming liggen.
Dit zijn de omgevingsfactoren in enge zin en die in ruime zin. Het intern
onderzoek gaat over de sterke en zwakke punten in de onderneming. Gaat
daarbij om drie dingen: Structuur (manier waarop de onderneming is
georganiseerd), cultuur (normen en waarden van de mensen) en de
productiemiddelen ( mensen en vakbekwaamheid, nanciële middelen, enz).
Bij zo'n onderzoek wordt een SWOT-analyse gebruikt.
Bedrijfseconomie: Houdt zich bezig met keuze vraagstukken die voortkomen
uit de schaarste problemen waar bedrijven mee worden geconfronteerd.
fi fi fi