Samenvatting KT 1 Stage ouderen 65+
Klinisch redeneren
Klinisch redeneren = het continue kritisch nadenken-meedenken over de situatie van de patiënt en
de kleine en grote beslissingen die voortvloeiende daaruit genomen moeten worden met betrekking
tot de bestaande en de te verwachten problematiek en de zorg.
Essentie van klinisch redeneren drie vragen: wat heeft de patiënt?, hoe gaat het met…? En wat
kunnen we doen…?
Werkdiagnose zonder onderzoek te doen een diagnose verwachten.
Medische diagnose door onderzoek te doen blijkt de verwachting te kloppen.
Ervaringsleren = iedere patiënt is een casus en geeft weer nieuwe informatie.
3 O’s van redeneren = het denkproces bestaat uit drie onderdelen. Dit maakt het bewust denken en
het beroepsmatig nemen van beslissingen, inzichtelijk, controleerbaar en bespreekbaar voor
anderen.
1. Observeren: allerlei mogelijke feiten die je waarneemt, zoals symptomen en bloedwaarden.
2. Ordenen: aan de hand van observaties ga je de gedachten ordenen.
3. (Be-)Oordelen: diagnosticeren, constateren en vaststellen. Dit kan via het stoplichtsysteem:
Rood: stop. Je signaleert een probleem waar actie ondernomen moet worden.
Oranje: waarschuwing. Je signaleert een verhoogd risico.
Groen: er is geen probleem.
4. Overdenken: dit is een extra ‘O’. Je controleert of het redeneren wel klopt.
6-stappen-methodiek = ontwikkeld om het redeneren gestructureerd te laten verlopen.
Essentie van de stap Redeneerhulp
1 Oriëntatie op de situatie/klinisch beeld SBAR-methode
De actuele gezondheidssituatie/ klinisch EWS-score
beeld van de patiënt in kaart brengen SIRS-criteria
2 Klinische probleemstellingen Zorgthema’s ProActive Nursing-model
Duidelijk maken wat de gevolgen van de SCEGS
ziekte of aandoening voor het ABCDE methodiek
functioneren van de patiënt zijn
3 Aanvullend klinisch onderzoek ALTIS methode
Meedenken over welke onderzoeken Onderzoeksmethoden
gedaan moeten worden om aan de
ontbrekende informatie te komen
4 Klinisch beleid Zorgthema’s ProActive Nursing-model
Beredeneren welke zorg er nodig is SCEGS
ABCDE-volgorde
5 Klinisch verloop Zorgthema’s ProActive Nursing-model
Kijken naar bijvoorbeeld eventuele
fouten en ongewenste effecten
6 Nabeschouwing VMS-thema’s patiëntveiligheid
Afstand nemen van casus en d.m.v. Kwaliteit van beroepsuitoefening
evaluatie en reflectie naar Principlistisch model ethiek
gebeurtenissen kijken
,IJsberg-model = de symptomen en klachten van de patiënt zijn slechts het topje van de ijsberg. Het
deel dat onderwater ligt is de aandoening of ziekte, de mogelijke disfuncties, stoornissen en
beperkingen die bij de ziekte komen kijken.
Stap 1: Oriëntatie op de situatie/klinisch beeld
SBAR methode = wordt gebruikt bij overdracht, professioneel overleg over gewijzigd
lichamelijk/geestelijk beeld en consultaanvraag. Het is een model voor communicatie.
Situation: geef aan wie je bent, om welke patiënt het gaat en wat het probleem is.
Background: geef aan wat de diagnose, voorgeschiedenis en medische behandeling is.
Assessment: meld recente uitslagen en geef een oordeel over het probleem.
Recommendation: geef aan wat je wilt dat er gebeurt en wanneer.
AMPLE = redeneerhulp die veel in het ziekenhuis voorkomt.
Allergie.
Medication: huidige medicatie.
Past illness: ziektegeschiedenis.
Last meal: laatste maaltijd.
Event: wat er gebeurde vóór het ongeval/de ziekte (aanleiding).
EWS-score = Early Warning Signs-score is ontwikkeld om vitaal bedreigde patiënten in een vroeg
stadium op te kunnen sporen. De bedoeling is dat er tijdens routine metingen, zoals de bloeddruk
meting of hart- en ademfrequentie, wordt gekeken of de uitslag van zo’n meting uitkomt op een
normale waarde. Hoe sterker de afwijking, hoe hoger de score. De optelsom van de scores is de
uiteindelijke EWS-score.
, SIRS-criteria = worden gebruikt in het Assessmentdeel van de SBAR. SIRS (Systemic Inflammatory
Response Syndrome) is een systematisch ontstekingssyndroom. SIRS is aanwezig wanneer twee of
meer van de volgende criteria positief scoort.
Temperatuur: >38°C of <36°C.
Hartfrequentie: >90 per minuut.
Tachypneu: >20 ademhalingen per minuut.
Leukocyten aantal: >20x109 of <4x109.
Stap 2: Klinische probleemstellingen
SCEGS-psychosociale status = redeneerhulp voor het in kaart brengen van de psychosociale situatie
van de patiënt. De gegevens worden verkregen via interviews en door te observeren. Het is bedoeld
om de relatie tussen lichamelijke klachten, de psychische en de sociale omgeving te verduidelijken,
via een psychosociaal interview.
Signalen en klachten: hoe worden klachten ervaren.
Cognitief: omvat alles wat de patiënt over zijn klacht denkt, weet, fantaseert.
Emotioneel: zijn op te maken uit non-verbaal gedrag, zoals gezichtsuitdrukking en
lichaamshouding.
Gedragsmatig: wat de patiënt doet of juist vermijdt in relatie tot zijn klachten en emoties.
Sociaal systeem: de reacties van partner, kinderen, ouders, begeleiders, collega’s enzovoort.
Zorgthema’s ProActive Nursing-model = bestaat uit een verzameling van aandachtsgebieden in het
mentaal, lichamelijk en sociaal-maatschappelijk functioneren van de mens die we zorgthema’s
noemen. Van elk thema wordt een mindmap gemaakt, hiermee kan een status worden bepaald per
thema.
Ademhaling Endocrien systeem
Circulatie Psychosociaal functioneren
Zuurstofbalans myocard Zelfzorgfuncties
Vocht- & Elektrolytenbalans Psychisch functioneren
Bloed Sensorische functies en pijn
Neurologisch systeem Stem en spraak
Thermoregulatie Activiteiten en participatie
Afweersysteem Psychosociaal functioneren
Digestief systeem Zelfmanagement
ABCDE-methodiek = ‘treat first what kills first’.
Airway (luchtwegen)
Breathing (ademhaling)
Ciculation (circulatie)
Disability (neurologisch systeem)
Exposure (thermoregulatie)
Stap 3: Aanvullend onderzoek
Klinisch redeneren
Klinisch redeneren = het continue kritisch nadenken-meedenken over de situatie van de patiënt en
de kleine en grote beslissingen die voortvloeiende daaruit genomen moeten worden met betrekking
tot de bestaande en de te verwachten problematiek en de zorg.
Essentie van klinisch redeneren drie vragen: wat heeft de patiënt?, hoe gaat het met…? En wat
kunnen we doen…?
Werkdiagnose zonder onderzoek te doen een diagnose verwachten.
Medische diagnose door onderzoek te doen blijkt de verwachting te kloppen.
Ervaringsleren = iedere patiënt is een casus en geeft weer nieuwe informatie.
3 O’s van redeneren = het denkproces bestaat uit drie onderdelen. Dit maakt het bewust denken en
het beroepsmatig nemen van beslissingen, inzichtelijk, controleerbaar en bespreekbaar voor
anderen.
1. Observeren: allerlei mogelijke feiten die je waarneemt, zoals symptomen en bloedwaarden.
2. Ordenen: aan de hand van observaties ga je de gedachten ordenen.
3. (Be-)Oordelen: diagnosticeren, constateren en vaststellen. Dit kan via het stoplichtsysteem:
Rood: stop. Je signaleert een probleem waar actie ondernomen moet worden.
Oranje: waarschuwing. Je signaleert een verhoogd risico.
Groen: er is geen probleem.
4. Overdenken: dit is een extra ‘O’. Je controleert of het redeneren wel klopt.
6-stappen-methodiek = ontwikkeld om het redeneren gestructureerd te laten verlopen.
Essentie van de stap Redeneerhulp
1 Oriëntatie op de situatie/klinisch beeld SBAR-methode
De actuele gezondheidssituatie/ klinisch EWS-score
beeld van de patiënt in kaart brengen SIRS-criteria
2 Klinische probleemstellingen Zorgthema’s ProActive Nursing-model
Duidelijk maken wat de gevolgen van de SCEGS
ziekte of aandoening voor het ABCDE methodiek
functioneren van de patiënt zijn
3 Aanvullend klinisch onderzoek ALTIS methode
Meedenken over welke onderzoeken Onderzoeksmethoden
gedaan moeten worden om aan de
ontbrekende informatie te komen
4 Klinisch beleid Zorgthema’s ProActive Nursing-model
Beredeneren welke zorg er nodig is SCEGS
ABCDE-volgorde
5 Klinisch verloop Zorgthema’s ProActive Nursing-model
Kijken naar bijvoorbeeld eventuele
fouten en ongewenste effecten
6 Nabeschouwing VMS-thema’s patiëntveiligheid
Afstand nemen van casus en d.m.v. Kwaliteit van beroepsuitoefening
evaluatie en reflectie naar Principlistisch model ethiek
gebeurtenissen kijken
,IJsberg-model = de symptomen en klachten van de patiënt zijn slechts het topje van de ijsberg. Het
deel dat onderwater ligt is de aandoening of ziekte, de mogelijke disfuncties, stoornissen en
beperkingen die bij de ziekte komen kijken.
Stap 1: Oriëntatie op de situatie/klinisch beeld
SBAR methode = wordt gebruikt bij overdracht, professioneel overleg over gewijzigd
lichamelijk/geestelijk beeld en consultaanvraag. Het is een model voor communicatie.
Situation: geef aan wie je bent, om welke patiënt het gaat en wat het probleem is.
Background: geef aan wat de diagnose, voorgeschiedenis en medische behandeling is.
Assessment: meld recente uitslagen en geef een oordeel over het probleem.
Recommendation: geef aan wat je wilt dat er gebeurt en wanneer.
AMPLE = redeneerhulp die veel in het ziekenhuis voorkomt.
Allergie.
Medication: huidige medicatie.
Past illness: ziektegeschiedenis.
Last meal: laatste maaltijd.
Event: wat er gebeurde vóór het ongeval/de ziekte (aanleiding).
EWS-score = Early Warning Signs-score is ontwikkeld om vitaal bedreigde patiënten in een vroeg
stadium op te kunnen sporen. De bedoeling is dat er tijdens routine metingen, zoals de bloeddruk
meting of hart- en ademfrequentie, wordt gekeken of de uitslag van zo’n meting uitkomt op een
normale waarde. Hoe sterker de afwijking, hoe hoger de score. De optelsom van de scores is de
uiteindelijke EWS-score.
, SIRS-criteria = worden gebruikt in het Assessmentdeel van de SBAR. SIRS (Systemic Inflammatory
Response Syndrome) is een systematisch ontstekingssyndroom. SIRS is aanwezig wanneer twee of
meer van de volgende criteria positief scoort.
Temperatuur: >38°C of <36°C.
Hartfrequentie: >90 per minuut.
Tachypneu: >20 ademhalingen per minuut.
Leukocyten aantal: >20x109 of <4x109.
Stap 2: Klinische probleemstellingen
SCEGS-psychosociale status = redeneerhulp voor het in kaart brengen van de psychosociale situatie
van de patiënt. De gegevens worden verkregen via interviews en door te observeren. Het is bedoeld
om de relatie tussen lichamelijke klachten, de psychische en de sociale omgeving te verduidelijken,
via een psychosociaal interview.
Signalen en klachten: hoe worden klachten ervaren.
Cognitief: omvat alles wat de patiënt over zijn klacht denkt, weet, fantaseert.
Emotioneel: zijn op te maken uit non-verbaal gedrag, zoals gezichtsuitdrukking en
lichaamshouding.
Gedragsmatig: wat de patiënt doet of juist vermijdt in relatie tot zijn klachten en emoties.
Sociaal systeem: de reacties van partner, kinderen, ouders, begeleiders, collega’s enzovoort.
Zorgthema’s ProActive Nursing-model = bestaat uit een verzameling van aandachtsgebieden in het
mentaal, lichamelijk en sociaal-maatschappelijk functioneren van de mens die we zorgthema’s
noemen. Van elk thema wordt een mindmap gemaakt, hiermee kan een status worden bepaald per
thema.
Ademhaling Endocrien systeem
Circulatie Psychosociaal functioneren
Zuurstofbalans myocard Zelfzorgfuncties
Vocht- & Elektrolytenbalans Psychisch functioneren
Bloed Sensorische functies en pijn
Neurologisch systeem Stem en spraak
Thermoregulatie Activiteiten en participatie
Afweersysteem Psychosociaal functioneren
Digestief systeem Zelfmanagement
ABCDE-methodiek = ‘treat first what kills first’.
Airway (luchtwegen)
Breathing (ademhaling)
Ciculation (circulatie)
Disability (neurologisch systeem)
Exposure (thermoregulatie)
Stap 3: Aanvullend onderzoek