100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
College aantekeningen

Aantekeningen van Levenfasen!

Beoordeling
-
Verkocht
1
Pagina's
21
Geüpload op
25-10-2021
Geschreven in
2018/2019

aantekeningen van de hoorcolleges van het vak levensfasen uit het 1e jaar van Social Work.











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
25 oktober 2021
Aantal pagina's
21
Geschreven in
2018/2019
Type
College aantekeningen
Docent(en)
Anouk van rossem
Bevat
Alle colleges

Voorbeeld van de inhoud

Levensfasen van de psychologie
Hoorcollege 1
De levensfasen (levenslooppsychologie)
1. De prenatale periode
2. De geboorte en de eerste 6 maanden
3. Van 6 maanden tot 2 jaar
4. Van 2 tot 6 jaar
5. Van 6 tot 12 jaar (basisschool)
6. De puberteit of adolescentie
7. De jong volwassene (22-40)
8. De rijpere volwassene (40-60)
9. De oudere volwassene (vanaf 60)
10. De dood

Levensfasen
 In Nederland is de gemiddelde levensduur zo’n 80 jaar. Vrouwen worden vaak ouder omdat
ze een gezonder levensstijl hebben dan mannen. Bv. minder werk, minder stress.
 In de 80 jaar doorloop je verschillende levensfasen.
 Elke levensfase heeft zijn eigen kenmerken
 De levenslooppsychologie houdt zich bezig met de psychologische ontwikkelingen die
mensen doormaken tijdens een normale levensloop.

Theorieën met hun kernbegrip:
 Hechtingstheorie (Bowlby): hechting. Is heel belangrijk voor het aangaan van sociale
contacten later in iemands leven. Hechting is vooral in eerste maanden van belang. Daarom
bij adoptie ook extra investeren in hechting. Bv. cadeautjes bij adoptiekinderen, beste is om
door de ouders te geven, dan gaan ze zich daaraan hechten. Kinderen kunnen zich ongeveer
aan 3 mensen hechten, later wordt dat meer. Op een rare manier contact leggen is
kenmerkend voor een mindere hechting.
 Psychoseksuele ontwikkeling (Freud): het onbewuste. Ons gedrag, waar we ons bewust van
zijn, is het topje van de ijsberg. Het grootste gedeelte van ons gedrag, onderbewust, ligt
onder water. Door opvoeding en socialisatie weten we hoe we met ons onderbewuste om
moeten gaan. Je gaat terug naar het onderbewuste.
 Cognitieve ontwikkeling (Piaget): equilibrium (er moet evenwicht zijn in jou cognitieve
denkschema’s. Als er een verschil ontstaat, zijn er twee processen die optreden. Assimilatie
 datgene wat je hoort voeg je toe aan je bestaande denkschema en accommodatie  je
maakt een heel nieuw of aangepast denkschema.) Hoe kan het dat kinderen tot 7 jaar in
Sinterklaas geloven. Dan begrijpen ze de wereld niet helemaal, wat ze niet begrijpen, vullen
ze aan met fantasie. Tot 6/7 jaar ongeveer, daarna gaan ze logischer denken. Ook bv. met
tekenen, ze gaan dan realistischer tekenen, bv een bruin paard i.p.v. roze. Daarvoor kan je de
kinderen meer wijsmaken omdat ze dus de rest aanvullen met fantasie.
 Morele ontwikkeling (Kohlberg): moraliteit. Het internaliseren van normen en waarden.
Wanneer gaan kinderen zich schuldig voelen, wanneer krijg je een geweten?
 Persoonlijkheidsontwikkeling (Erikson): crisis. Iedere levensfase kom je voor een crisis/taak
te staan. Bv, mijn leeftijd  enerzijds op je eigen benen staan. Ander kant leunen op je
ouders.
 Ontwikkelingstaken (Havighurst): ontwikkelingstaken. In ieder levenfase heb je bepaalde
levenstaken, zijn bepaald door je cultuur. Bv. trouwen. Maar is in nederland relatief hoge
leeftijd, in ander landen al rond je 20 e. De taken waar voor jij staat per levensfase. Leren
lezen, een baan vinden, kinderen krijgen.

,  Sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling (Feldman): conformisme en zelfbeeld. Hoe wij ons
als persoon ontwikkelen heeft te maken met zelfbeeld. In hoeverre jij je aanpast aan je
omgeving, normen en heersende ideeën. Als jij een zelfstandig individu wilt worden moet je
je confirmeren (aanpassen) maar ook jezelf blijven (een goed zelfbeeld hebben).
Belangrijk!!

De prenatale periode
De fase voor de geboorte.
Bevruchte eicel  zygote. De twee weken dat de zygote gaat innestelen heet de germinale fase.
Twee weken naar de bevruchting is het een embryo. Na twaalf weken is het foetus, dan zit alles er
op.
Lichamelijke ontwikkeling:
- Het hart klopt met vijf weken
- Armpjes en beentjes.
- De embryo in nu 4 mm lang en heeft al (primitieve) ogen en oren.
- Na drie weken begint de hersenontwikkeling. Begint bij de hersenstam.

Lichamelijke ontwikkeling
 Na twaalf weken zijn alle roganen in principe gevormd.
 Vorming organen
 Foetus
 Bewegen en reflexen. Tussen de 4-6 maanden staat dit centraal.
 Snelle gewichtstoename en externe prikkels onderscheiden, licht en donker en geluiden van
buitenaf onderscheiden. Hebben de voorkeur aan zoete smaken.

Jongens en meisjesbrein
 Jongens meer testosteron, meiden meer oestrogenen.
 Voorgeprogrammeerd om een bepaald speelgoed te kiezen.
 Enig bewijs dat jongens een sterker ruimtelijk oriëntatie vermogen ontwikkelen en meisjes
sterkere contactuele en taalvaardige vermogens.

Reflexen
 Reflexen: onwillekeurige bewegingen.
 Ontwikkelen zich al vroeg en verdwijnen ook weer.
 Ontwikkelingsstoornissen
 Ongeboren kind heeft acht reflexen. 2 bekende: grijpreflex en sucking reflex

Prenatale invloeden
 De ongeboren baby wordt gevoed door stoffen in het bloed van de moeder.
 Schadelijke stoffen die de moeder in haar lichaam heeft kunnen de baby bereiken.
Voorbeelden: Alcohol, Drugs (nicotine), Medicijnen en Chemicaliën




Levensfasen psychologie
Hoorcollege 2

, De geboorte tot zes jaar.
Geboorte

- Als de bloedsuikerspiegel van de baby daalt, de moeder geeft niet meer voldoende
voedingsstoffen aan de baby, dan komt de geboorte in gang. Hormoon oxcitscine, wordt
afgegeven, weeën komen in gang. Bij meerlingen is de geboorte vaak eerder, i.v.m. dat de
bloedsuikerspiegel daalt.
- Bij geboorte kan de baby meteen horen en kan de stem van de moeder onderscheiden. De
baby ziet eerst zwart/wit, na twee weken kan de gezichten onderscheiden, baby heeft dan
nog geen kegeltjes. De aanleg komt pas na de geboorte. Na vier maanden onderscheid
tussen mens en voorwerp. Na zes maanden ook de primaire kleuren. Baby kan meteen
ruiken en voelen. Meisjes kunnen beter voelen dan jongens, omdat de huid van meisjes
eerder gerijpt is, daardoor worden meisjes eerder geknuffeld worden dan jongens. Baby’s
kunnen ook meteen proeven, hebben voorkeur aan zoete stoffen.

Motorische ontwikkeling

De volgende reflexen verdwijnen relatief snel, is goed, dan ontwikkeld centraal zenuwstelsel zich
- De snuffel-zoek reflex ( rooting-reflex), hoofd wordt gedraaid, mond gaat open en de lippen
klemmen om een voorwerp. Gaat op zoek naar tepel voor voeding. Verdwijnt na ¾ maanden.
- Loopreflex, maakt wat stapjes. Met hulp!! Verdwijnt eerst, komt daarna weer terug.
Verdwijnt rond 6 maanden,
- Zwemreflex, gaan automatisch met benen en armen spartelen. Heel risicovol omdat hoofd
zwaarder is dan rest van het lichaam. Dus kan snel verdrinken. Verdwijnt na 6 maanden.
- Bijtreflex, het feit dat de kaak van de baby ritmisch heen en weer gaat als die gaat eten. Ook
wel kauw beweging.
- Wurg-kokhalsreflex, verdwijnt rond een jaar. Verdwijnt niet maar veranderd. Baby’s hebben
de kokhalsreflex in de gehele mond. Vanaf een jaar gaat die naar achter in de mond.
- Mororereflex, verdwijnt rond de 2 maanden. Als je kindje ‘laat vallen’, gaan de armen uit
elkaar. Benen en handen ook spreiden.
- Zuigreflex, lijkt op buitreflex. Als er een voorwerp in de mond komt, gaat hij heel hard zuigen.
- Babinskyreflex, als je bij een pasgeboren baby onder de voet gaat strijken, gaat de grote teen
omhoog en de rest van de tenen spreiden zich. Verdwijnt rond ½ jaar. Wordt vervangen door
voedselreflex, hierdoor kan je lopen. Gaat andersom, je tenen gaan in een , i.p.v. spreiden.
- Tonische reflex, is van belang bij geboorte. Als je een baby om je hand legt, met rug naar
boven. Als je met de hand over de linkenhand over de wervelkolom strijkt, draait de baby
naar links. En als je over de rechterkant strijkt, gaat de baby naar rechts. Is heel handig bij de
geboorte, aangezien je baby dan kan ‘sturen’ door het geboortekanaal.

Motorische ontwikkeling

- Groei: toename cellen. Voornamelijk genetisch bepaald.
- Rijping: nieuwe functies. Wanneer een kind in staat is om zelfstandig te zitten of lopen.
Hierbij grote verschillen tussen verschillende kinderen.
- Leren: blijvende verandering, grote invloed vanuit de omgeving.
- Cefalocaudale groeirichting. Het kind groeit van boven naar beneden. Het hoofd groeit als
eerste, daarna armen en daarna beneden. Is wel verhoudingsgewijs. Kind kan eerst zijn
hoofd omhoog houden.

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
brittelshof Saxion Hogeschool
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
17
Lid sinds
7 jaar
Aantal volgers
13
Documenten
7
Laatst verkocht
9 maanden geleden

3,5

2 beoordelingen

5
0
4
1
3
1
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen