Inleiding in de biologie
Paragraaf 1: Wat is biologie?
Stofwisseling= alle chemische reacties in organismes
Enzymen versnellen chemische reacties van stofwisselingsprocessen -> katalyseren
Organisatieniveaus:
1. Molecuul
2. Cel organel
3. Cel
4. Weefsel
5. Orgaan
6. Orgaanstelsel
7. Organisme
8. Populatie
9. Levensgemeenschap
10. Ecosysteem
11. Biosfeer
Als op een hoger organisatieniveau -> nieuwe eigenschap die er op het lagere organisatieniveau niet
is = emergente eigenschap
Paragraaf 2: Organen, weefsels en cellen
Aantal organen die zelfde functie uitoefent -> orgaanstelsel
Orgaanstelsels:
1. de Huid
2. het beenderenstelsel
3. het Spierstelsel
4. het Hormoonstelsel
5. het Imuunstelsel
6. het Voortplantingstelsel
7. het Ademhalingstelsel
8. het Bloedvatenstelsel
9. het Zenuwstelsel
10. het Lymfestelsel
11. het Spijsverteringstelsel
12. het Uitscheidingsstelsel
Organen zijn opgebouwd uit weefsels -> groep cellen met zelfde vorm + functie
Weefsels:
1. Dekweefsel -> bekleedt + beschermt inwendige/uitwendige lichaamsoppervlakken (in holle
organen heet dit slijmvlies) -> rechthoekige dichtbij elkaar liggende cellen
2. Zenuwweefsel -> in organen van zenuwstelsel (hersenen/ruggenmerg/zenuwen) ->
zenuwcellen geven info door -> ster
3. Spierweefsel -> langgerekte cellen die kunnen samentrekken
4. Bindweefsel -> steun + vorm aan organismes/organen + verbindt lichaamsdelen + vult
ruimten tussen organen -> cellen verder uit elkaar met daartussen vezels + tussencelstof ->
type/dichtheid vezels + tussencelstof -> bepalen functie van bindweefsel
Kraakbeen + been bestaat uit bindweefsel wat steunweefsel wordt genoemd
Weefsel dat niet tegen elkaar aan liggen -> tussencelstof -> soort tussencelstof hangt samen met
functie van weefsel. Tussencelstof is goed voor versteviging
Paragraaf 1: Wat is biologie?
Stofwisseling= alle chemische reacties in organismes
Enzymen versnellen chemische reacties van stofwisselingsprocessen -> katalyseren
Organisatieniveaus:
1. Molecuul
2. Cel organel
3. Cel
4. Weefsel
5. Orgaan
6. Orgaanstelsel
7. Organisme
8. Populatie
9. Levensgemeenschap
10. Ecosysteem
11. Biosfeer
Als op een hoger organisatieniveau -> nieuwe eigenschap die er op het lagere organisatieniveau niet
is = emergente eigenschap
Paragraaf 2: Organen, weefsels en cellen
Aantal organen die zelfde functie uitoefent -> orgaanstelsel
Orgaanstelsels:
1. de Huid
2. het beenderenstelsel
3. het Spierstelsel
4. het Hormoonstelsel
5. het Imuunstelsel
6. het Voortplantingstelsel
7. het Ademhalingstelsel
8. het Bloedvatenstelsel
9. het Zenuwstelsel
10. het Lymfestelsel
11. het Spijsverteringstelsel
12. het Uitscheidingsstelsel
Organen zijn opgebouwd uit weefsels -> groep cellen met zelfde vorm + functie
Weefsels:
1. Dekweefsel -> bekleedt + beschermt inwendige/uitwendige lichaamsoppervlakken (in holle
organen heet dit slijmvlies) -> rechthoekige dichtbij elkaar liggende cellen
2. Zenuwweefsel -> in organen van zenuwstelsel (hersenen/ruggenmerg/zenuwen) ->
zenuwcellen geven info door -> ster
3. Spierweefsel -> langgerekte cellen die kunnen samentrekken
4. Bindweefsel -> steun + vorm aan organismes/organen + verbindt lichaamsdelen + vult
ruimten tussen organen -> cellen verder uit elkaar met daartussen vezels + tussencelstof ->
type/dichtheid vezels + tussencelstof -> bepalen functie van bindweefsel
Kraakbeen + been bestaat uit bindweefsel wat steunweefsel wordt genoemd
Weefsel dat niet tegen elkaar aan liggen -> tussencelstof -> soort tussencelstof hangt samen met
functie van weefsel. Tussencelstof is goed voor versteviging