Groepsdynamiek h11.4 en h10 en 14.1, 14.2 en 14.6
H11.4
Procesrollen:
1. Aanmoedigingen: Vriendelijk zijn, belangstelling tonen, waarderen en accepteren.
2. Deuropeners/wegbereider: Het voor een ander groepslid mogelijk maken om ook een
groepsbijdrage te leveren. Zodat iedereen een kans krijgt.
3. Formuleren van de regels en procedures: Formuleren van groepsnormen en regels voor de
besluiten, werkwijze of evaluaties.
4. Volgen: Meegaan met besluiten, accepteren, luisterpubliek.
5. Onder woorden brengen van het groepsgevoel: samenvatten van wat voor gevoel er in de
groep is, voorstellen en ideeën opperen.
H10 Feedback
Feedback: een mededeling die iemand informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen,
begrepen en ervaren. De mate waarin feedback gegeven wordt en de effectiviteit ervan wordt sterk
bepaald door de sfeer van vertrouwen in de groep.
De positieve werking van feedback: Het ondersteunt en bevordert positief gedrag; het corrigeert
gedrag dat de groep niet verder werkt; het verduidelijkt relaties tussen personen en helpt een ander
beter te begrijpen.
Regels:
1. Beschrijvend: het beschrijft, en evalueert, veroordeeld en interpreteert niet. Door dit niet te
doen, verminder je de behoefte van de ander om defensief en verdedigend te reageren. Je
beschrijft je reactie en je laat de ander vrij te doen wat hij met deze info wilt.
2. Specifiek: Met algemene info kan iemand niet iets concreets mee doen. Leg het breder uit.
3. Rekening houden met de behoeften van zowel de ontvanger als de gever van de feedback: Het
kan destructief zijn als het alleen je eigen behoeften dient en geen rekening houdt met de
behoeften van een ander.
4. Bruikbaar: Hij moet er iets (concreets) mee kunnen doen. Vaak gericht op gedrag. Je hebt niets
aan feedback waar je niets mee kan, dan raak je juist gefrustreerd.
5. Gewenst: het is gewent ipv afgedwongen. Dan is het het meest zinvol.
6. Op het juiste moment: Het is effectiever als de tijd tussen het gedrag en de feedback kort is.
Houd wel rekening met de omstandigheden.
7. Duidelijk en precies geformuleerd: concrete en heldere feedback.
8. Correct: Je kan kijken in hoeverre de feedback klopt in een groep, door in een groep te checken
om hun indrukken.
Het johari-venster
Een model dat de veranderingen verduidelijkt in hoe iemand zichzelf ziet en hoe hij door anderen
gezien wordt in de loop van een groepsproces.
4 kwadranten:
1. Kwadrant A: Vrije activiteit: Je kan je vrij bewegen in je dagelijks optreden, gedrag en motivaties.
Deze zien andere van mij en ben ik zelf bewust van.
2. Kwadrant B: Privépersoon: Het gedrag dat ik van mezelf ken, maar nog niet aan anderen heb
laten zien.
3. Kwadrant C: Blinde vlek: gedeelte van mijn gedrag is zichtbaar en bekend aan anderen, maar ben
ik me niet zelf bewust van.
4. Kwadrant D: Onbekend: processen van het onbewuste, die aan niemand bekend zijn.
Gebied A wordt groter door zelfonthulling aan anderen over informatie over mezelf en door feedback
vragen en krijgen.
H11.4
Procesrollen:
1. Aanmoedigingen: Vriendelijk zijn, belangstelling tonen, waarderen en accepteren.
2. Deuropeners/wegbereider: Het voor een ander groepslid mogelijk maken om ook een
groepsbijdrage te leveren. Zodat iedereen een kans krijgt.
3. Formuleren van de regels en procedures: Formuleren van groepsnormen en regels voor de
besluiten, werkwijze of evaluaties.
4. Volgen: Meegaan met besluiten, accepteren, luisterpubliek.
5. Onder woorden brengen van het groepsgevoel: samenvatten van wat voor gevoel er in de
groep is, voorstellen en ideeën opperen.
H10 Feedback
Feedback: een mededeling die iemand informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen,
begrepen en ervaren. De mate waarin feedback gegeven wordt en de effectiviteit ervan wordt sterk
bepaald door de sfeer van vertrouwen in de groep.
De positieve werking van feedback: Het ondersteunt en bevordert positief gedrag; het corrigeert
gedrag dat de groep niet verder werkt; het verduidelijkt relaties tussen personen en helpt een ander
beter te begrijpen.
Regels:
1. Beschrijvend: het beschrijft, en evalueert, veroordeeld en interpreteert niet. Door dit niet te
doen, verminder je de behoefte van de ander om defensief en verdedigend te reageren. Je
beschrijft je reactie en je laat de ander vrij te doen wat hij met deze info wilt.
2. Specifiek: Met algemene info kan iemand niet iets concreets mee doen. Leg het breder uit.
3. Rekening houden met de behoeften van zowel de ontvanger als de gever van de feedback: Het
kan destructief zijn als het alleen je eigen behoeften dient en geen rekening houdt met de
behoeften van een ander.
4. Bruikbaar: Hij moet er iets (concreets) mee kunnen doen. Vaak gericht op gedrag. Je hebt niets
aan feedback waar je niets mee kan, dan raak je juist gefrustreerd.
5. Gewenst: het is gewent ipv afgedwongen. Dan is het het meest zinvol.
6. Op het juiste moment: Het is effectiever als de tijd tussen het gedrag en de feedback kort is.
Houd wel rekening met de omstandigheden.
7. Duidelijk en precies geformuleerd: concrete en heldere feedback.
8. Correct: Je kan kijken in hoeverre de feedback klopt in een groep, door in een groep te checken
om hun indrukken.
Het johari-venster
Een model dat de veranderingen verduidelijkt in hoe iemand zichzelf ziet en hoe hij door anderen
gezien wordt in de loop van een groepsproces.
4 kwadranten:
1. Kwadrant A: Vrije activiteit: Je kan je vrij bewegen in je dagelijks optreden, gedrag en motivaties.
Deze zien andere van mij en ben ik zelf bewust van.
2. Kwadrant B: Privépersoon: Het gedrag dat ik van mezelf ken, maar nog niet aan anderen heb
laten zien.
3. Kwadrant C: Blinde vlek: gedeelte van mijn gedrag is zichtbaar en bekend aan anderen, maar ben
ik me niet zelf bewust van.
4. Kwadrant D: Onbekend: processen van het onbewuste, die aan niemand bekend zijn.
Gebied A wordt groter door zelfonthulling aan anderen over informatie over mezelf en door feedback
vragen en krijgen.