OPZET CURSUS
1. SOCIALE THEORIEËN & KIJK OP BETEKENIS MEDIA
Receptie-geörienteerde theorieën (betekenisverlenend publiek)
Technologiegedetermineerde theorieën (McLuhan)
Marxisme: media & ideologie, macht & controle toegepast op media: Frankfurther
Schule
Media & de publieke sfeer (Habermas): fragmentatie/globalisatie
2. THEORETISCHE KANT VAN ANALYSE VAN MEDIATEKSTEN
Kwantitatieve inhoudsanalyse
Kwalitatieve inhoudsanalyse:
o Semiotische analyse (College 2)
o Argumentatieanalyse en retorische analyse (College 5)
o Narratieve analyse (College 6)
o Frame-analyse (College 7)
o (Kritische) discoursanalyse (College 8)
TEKSTANALYSE
Hughes, P. (2010). Text and textual analysis. In E. Devereux (ed.), Media Studies (pp.
249-265). London: Sage.
1
,DEFINITIE
Een tekst is:
o Een georganiseerde verzameling woorden
o Een literair product, bijv. gedicht
o Een georganiseerde verzameling tekens (woorden, klanken, beelden)
Tekstanalyse: Verwijst naar manieren waarmee kan worden geanalyseerd hoe
teksten mogelijk betekenissen creëren, en wat die betekenissen zijn.
o Bv. speech Barack Obama: het spreken is een kunst, er zit een boodschap
in
Ouderen: argumenten omtrent pensioen aanhalen
Jongeren: andere aanpak
-> rekening houden met publiek
Twee manieren van kijken:
o Media als spiegel
Teksten zijn reflecties van de wereld
Kwantitatieve methode
het is een representatieve voorstelling van de realiteit
o Media als creatie/”shaper”
Teksten zijn cultuurspecifieke en geïnterpreteerde constructies
Kwalitatief
Constructivistisch
Vb. Euthanasie in Thuis als schrijver vrij, creativiteit
o -> Niet noodzakelijk tegengesteld: mediarepresentaties zijn selectieve
creaties die publiek beïnvloeden.
Belangrijk: Tekst in context analyseren!
DOEL
Nut voor tekstanalyse in de sociale wetenschappen:
Theoretisch: teksten zijn een vorm van sociale actie/engagement (de
'constructivistische' aanpak)
o bv. Ice bucket challenge
ja zeggen op een contract: taal is niet vrijblijvend! Heeft consequenties
o Je moet een taal goed beheersen om te communiceren, online en offline
engagement is zeer verschillend! Offline (op plein demonstreren) is
gevaarlijker: je kan in een gevecht terechtkomen of opgepakt worden, het
resultaat is zeer belangrijk
Methodologisch: teksten zijn een belangrijke bron van bewijs voor de sociale
wetenschapper
o Voor mediamaker, voor historici, .. bron van bewijs en kennis
Historisch: teksten zijn barometers van sociale processen
o heel confronterend hoe gelijklopend vroegere situaties met huidige situaties
zijn (bv. vluchtelingen), we evolueren heel weinig
Politiek: teksten zijn loci van sociale controle en dominantie (ideologie)
o bv. China vs. hier censuur vs. vrij
Concrete vragen die men zich kan stellen bij elke mediatekst:
Wie heeft deze mediatekst gecreëerd?
Welke creatieve technieken zijn er gebruikt om mijn aandacht te trekken?
2
, Hoe zouden verschillende mensen deze mediatekst verschillend begrijpen?
Welke leefstijlen, waarden en gezichtspunten zijn gerepresenteerd of afwezig in deze
mediatekst?
Waarom bestaat deze mediatekst?
HOOFDSTUK 1: SOCIALE THEORIEËN EN KIJK OP BETEKENIS VAN MEDIA
Intro: rock als tegencultuur van de hegemonie
DRIE STROMINGEN DIE IN DEZE COLLEGEREEKS AAN BOD KOMEN:
Neo-marxisme & ideologie (Frankfurter Schule; GUMG; Hall)
Massamedia als facilitators voor een participatieve publieke sfeer (Habermas:
klassenverschillen bestaan nog)
Publieksonderzoek (U&G; Morley; Fiske; feminisme)
PROCESSCHOOL VS. SEMIOTIEK
Processchool: Communicatie als doorgeefluik van boodschappen
o Hoe zenders verpakken/encoderen & ontvangers vertalen/decoderen) →
stappen/fasen/acts
o wie zegt wat, langs welk kanaal en met welk effect? = lineair!
o Sociologische insteek
Structureel-semiotische school: Communicatie als productie & uitwisseling van
boodschappen (studie van tekst & cultuur) → werking (works)
o Bv reclame: achterhalen wat de achterliggende betekenis/bedoeling is van de
boodschap die gebracht wordt (te vgl met betekenis creatie school)
o Je hebt altijd kennis/bagage nodig. Hoe meer kennis: hoe hoger opgeleid
3
, DRIE PROCESTHEORIEËN VAN COMMUNICATIE
1. MODEL VAN SHANNON & WEAVER (1949)
-> lineair, processchool
Ruis: vervorming geluid, krakende radio, ‘sneeuw’ in beeld of iedere afleiding die de perceptie
kan beïnvloeden = vervorming van het signaal (zowel door technologisch falen of intellectueel
niet begrijpen) verstoren van vlotte communicatie, is een bron van miscommunicatie
Shannon & Weaver concentreren op technisch niveau (A).
o Het signaal (bits) is de fysieke vorm van een boodschap. Vb. slechte wifi
o Ons brein maakt binaire keuzes (via plussen en minnen maken we keuzes)
Op semantisch niveau (B) is de boodschap minder exact gedefinieerd als op niveau A
en moeilijker te meten.
o verder dan het model van Shannon en Weaver
o Bronnen van miscommunicatie, denk aan verschillende soorten taal bv. Spaans
in Spanje of in Argentinië
Op psychologisch vlak (C) wordt gekeken of de geproduceerde betekenis
daadwerkelijk is aangekomen zoals bedoeld.
o Iedereen verschilt, dus iedereen zal dezelfde teksten anders interpreteren
Drie probleemniveaus:
Technisch: hoe accuraat kunnen tekens van communicatie worden overgebracht?
Semantisch: hoe precies drukken de overgebrachte tekens de gewenste betekenis uit?
Effectief: hoe effectief leidt de ontvangen betekenis tot gewenst gedrag?
Redundantie vs. Entropie:
Sterk gerelateerd aan ‘informatie’ is het concept redundantie (redundancy), d.w.z. het
voorspelbare/conventionele in een boodschap.
Redundantie: -> herhaling
o Hoge voorspelbaarheid
o Lage informatiewaarde: want we wisten al wat er ging komen) weinig
verrassingseffect)
o bv. Nieuws ‘s avonds, je hebt het grotendeels ‘s ochtends en smiddags al
gehoord of gezien
Entropie -> maat voor wanorde in een systeem
o Lage voorspelbaarheid
o Hoge informatiewaarde
o Vb. film wil je niet te voorspelbaar hebben
-> Een balans van redundantie en entropie is zeer belangrijk!
2. MODEL VAN LASSWELL
4
1. SOCIALE THEORIEËN & KIJK OP BETEKENIS MEDIA
Receptie-geörienteerde theorieën (betekenisverlenend publiek)
Technologiegedetermineerde theorieën (McLuhan)
Marxisme: media & ideologie, macht & controle toegepast op media: Frankfurther
Schule
Media & de publieke sfeer (Habermas): fragmentatie/globalisatie
2. THEORETISCHE KANT VAN ANALYSE VAN MEDIATEKSTEN
Kwantitatieve inhoudsanalyse
Kwalitatieve inhoudsanalyse:
o Semiotische analyse (College 2)
o Argumentatieanalyse en retorische analyse (College 5)
o Narratieve analyse (College 6)
o Frame-analyse (College 7)
o (Kritische) discoursanalyse (College 8)
TEKSTANALYSE
Hughes, P. (2010). Text and textual analysis. In E. Devereux (ed.), Media Studies (pp.
249-265). London: Sage.
1
,DEFINITIE
Een tekst is:
o Een georganiseerde verzameling woorden
o Een literair product, bijv. gedicht
o Een georganiseerde verzameling tekens (woorden, klanken, beelden)
Tekstanalyse: Verwijst naar manieren waarmee kan worden geanalyseerd hoe
teksten mogelijk betekenissen creëren, en wat die betekenissen zijn.
o Bv. speech Barack Obama: het spreken is een kunst, er zit een boodschap
in
Ouderen: argumenten omtrent pensioen aanhalen
Jongeren: andere aanpak
-> rekening houden met publiek
Twee manieren van kijken:
o Media als spiegel
Teksten zijn reflecties van de wereld
Kwantitatieve methode
het is een representatieve voorstelling van de realiteit
o Media als creatie/”shaper”
Teksten zijn cultuurspecifieke en geïnterpreteerde constructies
Kwalitatief
Constructivistisch
Vb. Euthanasie in Thuis als schrijver vrij, creativiteit
o -> Niet noodzakelijk tegengesteld: mediarepresentaties zijn selectieve
creaties die publiek beïnvloeden.
Belangrijk: Tekst in context analyseren!
DOEL
Nut voor tekstanalyse in de sociale wetenschappen:
Theoretisch: teksten zijn een vorm van sociale actie/engagement (de
'constructivistische' aanpak)
o bv. Ice bucket challenge
ja zeggen op een contract: taal is niet vrijblijvend! Heeft consequenties
o Je moet een taal goed beheersen om te communiceren, online en offline
engagement is zeer verschillend! Offline (op plein demonstreren) is
gevaarlijker: je kan in een gevecht terechtkomen of opgepakt worden, het
resultaat is zeer belangrijk
Methodologisch: teksten zijn een belangrijke bron van bewijs voor de sociale
wetenschapper
o Voor mediamaker, voor historici, .. bron van bewijs en kennis
Historisch: teksten zijn barometers van sociale processen
o heel confronterend hoe gelijklopend vroegere situaties met huidige situaties
zijn (bv. vluchtelingen), we evolueren heel weinig
Politiek: teksten zijn loci van sociale controle en dominantie (ideologie)
o bv. China vs. hier censuur vs. vrij
Concrete vragen die men zich kan stellen bij elke mediatekst:
Wie heeft deze mediatekst gecreëerd?
Welke creatieve technieken zijn er gebruikt om mijn aandacht te trekken?
2
, Hoe zouden verschillende mensen deze mediatekst verschillend begrijpen?
Welke leefstijlen, waarden en gezichtspunten zijn gerepresenteerd of afwezig in deze
mediatekst?
Waarom bestaat deze mediatekst?
HOOFDSTUK 1: SOCIALE THEORIEËN EN KIJK OP BETEKENIS VAN MEDIA
Intro: rock als tegencultuur van de hegemonie
DRIE STROMINGEN DIE IN DEZE COLLEGEREEKS AAN BOD KOMEN:
Neo-marxisme & ideologie (Frankfurter Schule; GUMG; Hall)
Massamedia als facilitators voor een participatieve publieke sfeer (Habermas:
klassenverschillen bestaan nog)
Publieksonderzoek (U&G; Morley; Fiske; feminisme)
PROCESSCHOOL VS. SEMIOTIEK
Processchool: Communicatie als doorgeefluik van boodschappen
o Hoe zenders verpakken/encoderen & ontvangers vertalen/decoderen) →
stappen/fasen/acts
o wie zegt wat, langs welk kanaal en met welk effect? = lineair!
o Sociologische insteek
Structureel-semiotische school: Communicatie als productie & uitwisseling van
boodschappen (studie van tekst & cultuur) → werking (works)
o Bv reclame: achterhalen wat de achterliggende betekenis/bedoeling is van de
boodschap die gebracht wordt (te vgl met betekenis creatie school)
o Je hebt altijd kennis/bagage nodig. Hoe meer kennis: hoe hoger opgeleid
3
, DRIE PROCESTHEORIEËN VAN COMMUNICATIE
1. MODEL VAN SHANNON & WEAVER (1949)
-> lineair, processchool
Ruis: vervorming geluid, krakende radio, ‘sneeuw’ in beeld of iedere afleiding die de perceptie
kan beïnvloeden = vervorming van het signaal (zowel door technologisch falen of intellectueel
niet begrijpen) verstoren van vlotte communicatie, is een bron van miscommunicatie
Shannon & Weaver concentreren op technisch niveau (A).
o Het signaal (bits) is de fysieke vorm van een boodschap. Vb. slechte wifi
o Ons brein maakt binaire keuzes (via plussen en minnen maken we keuzes)
Op semantisch niveau (B) is de boodschap minder exact gedefinieerd als op niveau A
en moeilijker te meten.
o verder dan het model van Shannon en Weaver
o Bronnen van miscommunicatie, denk aan verschillende soorten taal bv. Spaans
in Spanje of in Argentinië
Op psychologisch vlak (C) wordt gekeken of de geproduceerde betekenis
daadwerkelijk is aangekomen zoals bedoeld.
o Iedereen verschilt, dus iedereen zal dezelfde teksten anders interpreteren
Drie probleemniveaus:
Technisch: hoe accuraat kunnen tekens van communicatie worden overgebracht?
Semantisch: hoe precies drukken de overgebrachte tekens de gewenste betekenis uit?
Effectief: hoe effectief leidt de ontvangen betekenis tot gewenst gedrag?
Redundantie vs. Entropie:
Sterk gerelateerd aan ‘informatie’ is het concept redundantie (redundancy), d.w.z. het
voorspelbare/conventionele in een boodschap.
Redundantie: -> herhaling
o Hoge voorspelbaarheid
o Lage informatiewaarde: want we wisten al wat er ging komen) weinig
verrassingseffect)
o bv. Nieuws ‘s avonds, je hebt het grotendeels ‘s ochtends en smiddags al
gehoord of gezien
Entropie -> maat voor wanorde in een systeem
o Lage voorspelbaarheid
o Hoge informatiewaarde
o Vb. film wil je niet te voorspelbaar hebben
-> Een balans van redundantie en entropie is zeer belangrijk!
2. MODEL VAN LASSWELL
4