Herhaling van jaar 1
MRI = magnetic resonance imaging = kernspintomografie of NMR (nucleaire magnetische
resonantie tomografie)
Werken met een magneet (M)
Resonantie (R) tussen waterstofprotonen
En radiofrequente imaging, beeldvorming (I)
Vlakken
In deze verschillende lichaamsvlakken kan een MRI beeld worden gemaakt
o Transversaal: links-rechts en voor-achter
o Coronaal: hoofd-voet en links-rechts
o Sagitaal : hoofd-voet en voor-achter
Verschillende wegingen
T1: vocht is zwart, vet is wit
T2: vocht is wit, vet is zwart tijd waarbij water veel signaal geeft, vet juist minder.
PD: veel grijs, want er is weinig contrast
De echotijd en repetitietijd zijn belangrijke contrastparameters
o Repetitietijd: de tijd die verloopt tussen 2 excitatiepulsen. (De repetitietijd
bepaald mede de scantijd).
o Echotijd: de tijd die verloopt tussen een excitatiepuls (90 graden puls) en het
meten van het signaal.
T1: korte echotijd + korte repetitietijd als je vet wilt zien moet je een korte echotijd
hebben
T2: lange echotijd + lange repetitietijd
PD: korte echotijd + lange repetitietijd
, PD: geen sterke contrasten. Signaal wordt mede bepaald door de lokale protonen dichtheid.
Lange repetitietijd zodat water en vet meedoen.
T1 gebruik je voor de anatomie
T2 gebruik je voor de pathologie
Magnetische materialen:
o Ferromagnetische – grote versterking lokaal magnetische veld
- wordt aangetrokken door magnetische veld
- magnetisatie
- ijzer, kobalt en nikkel
o Paramedische – kleine versterking lokaal magnetische veld
- wordt niet aangetrokken door magnetisch veld
- gadolinium (contrastvloeistof)
o Diamagnetische – kleine verzwakking lokaal magnetische veld
- wordt afgestoten door magnetisch veld
- grafiet
MRI-knie
o Wegingen:
Vet = wit
Water = zwart/ donkergrijs
Kraakbeen = donkergrijs
Cortex = zwart
Het is dus een T1w
vet = zwart/ donkergrijs
Water = wit
Kraakbeen = donkergrijs
Lucht = zwart
Het is dus een T2w