Antwoorden reader voorraden.
Onderdeel van het examen
Goederenstroom
Servicegraad............................................................................................................................................ 2
Bestelfrequentie ..................................................................................................................................... 2
Bestelpunt ............................................................................................................................................... 3
Technische voorraad, Economische voorraad, Derving.......................................................................... 3
De gemiddelde voorraad ........................................................................................................................ 4
omzetsnelheid......................................................................................................................................... 4
Omzetduur .............................................................................................................................................. 5
Voorraad en bestelkosten....................................................................................................................... 5
, Servicegraad
1 aantal aanwezige artikelen / normale voorraad (direct na levering)
2 x 100 = 83,33%
3 Stap 1 aanwezige voorraad berekenen: 85 – 20 = 65 stuks
stap 2 servicegraad berekenen: x 100 = 76,5%
4 x 100 = 76,90%
5 x 100 = 93,33%
6 Stap 1 aanwezige voorraad berekenen: 70 – 6 = 64 stuks
stap 2 servicegraad berekenen: x 100 = 91,4%
7 € 22. x 100 = € 25.000
8 € 265. x 95 = € 259.536,08
9 A € 520. x 95 = € 561.363,64
B hogere servicegraad betekend meer voorraad dus meer kosten voor o.a. het
aanhouden.
10 Stap 1 maximale afzet berekenen: 35 +11 = 46 stuks
stap 2 servicegraad berekenen: x 100 = 76,1%
11 € 850.000 / € 900.000 x 100 = 94,4%
12 x 100 = 88%
13 Stap 1 bereken hoeveel omzet direct uit voorraad leverbaar was:
€ 225.000 – 5.500 = € 219.500
stap 2 bereken de servicegraad: € 219..000 x 100 = 97,56%
Bestelfrequentie
14 5. = 50 keer. De bestelfrequentie is 50.
Dit betekend dat er 50 keer per jaar wordt besteld.
15 A 2. = 40 keer.
B stap 1 zoek uit hoe groot één eenheid is: één eenheid is 50 stuks.
stap 2 bereken de hoeveelheid te bestellen artikelen in één keer: 2. = 100 st.
stap 3 bereken hoeveel besteleenheden in één keer besteld moeten worden:
= 2 eenheden per bestelling.
16 Stap 1 bereken het bedrag dat in één keer wordt besteld: 3 x € 119 = € 357
stap 2 bereken de bestelfrequentie: € 17.850 / € 357 = 50 keer wordt er per jaar besteld.
17 = 24 keer per jaar wordt er besteld.
18 Stap 1 reken uit hoeveel de bestelgrootte in euro’s bedraagt: 10 x € 5 = € 50
stap 2 bereken de bestelfrequentie: € 12. = 240 keer wordt er per jaar besteld.
Onderdeel van het examen
Goederenstroom
Servicegraad............................................................................................................................................ 2
Bestelfrequentie ..................................................................................................................................... 2
Bestelpunt ............................................................................................................................................... 3
Technische voorraad, Economische voorraad, Derving.......................................................................... 3
De gemiddelde voorraad ........................................................................................................................ 4
omzetsnelheid......................................................................................................................................... 4
Omzetduur .............................................................................................................................................. 5
Voorraad en bestelkosten....................................................................................................................... 5
, Servicegraad
1 aantal aanwezige artikelen / normale voorraad (direct na levering)
2 x 100 = 83,33%
3 Stap 1 aanwezige voorraad berekenen: 85 – 20 = 65 stuks
stap 2 servicegraad berekenen: x 100 = 76,5%
4 x 100 = 76,90%
5 x 100 = 93,33%
6 Stap 1 aanwezige voorraad berekenen: 70 – 6 = 64 stuks
stap 2 servicegraad berekenen: x 100 = 91,4%
7 € 22. x 100 = € 25.000
8 € 265. x 95 = € 259.536,08
9 A € 520. x 95 = € 561.363,64
B hogere servicegraad betekend meer voorraad dus meer kosten voor o.a. het
aanhouden.
10 Stap 1 maximale afzet berekenen: 35 +11 = 46 stuks
stap 2 servicegraad berekenen: x 100 = 76,1%
11 € 850.000 / € 900.000 x 100 = 94,4%
12 x 100 = 88%
13 Stap 1 bereken hoeveel omzet direct uit voorraad leverbaar was:
€ 225.000 – 5.500 = € 219.500
stap 2 bereken de servicegraad: € 219..000 x 100 = 97,56%
Bestelfrequentie
14 5. = 50 keer. De bestelfrequentie is 50.
Dit betekend dat er 50 keer per jaar wordt besteld.
15 A 2. = 40 keer.
B stap 1 zoek uit hoe groot één eenheid is: één eenheid is 50 stuks.
stap 2 bereken de hoeveelheid te bestellen artikelen in één keer: 2. = 100 st.
stap 3 bereken hoeveel besteleenheden in één keer besteld moeten worden:
= 2 eenheden per bestelling.
16 Stap 1 bereken het bedrag dat in één keer wordt besteld: 3 x € 119 = € 357
stap 2 bereken de bestelfrequentie: € 17.850 / € 357 = 50 keer wordt er per jaar besteld.
17 = 24 keer per jaar wordt er besteld.
18 Stap 1 reken uit hoeveel de bestelgrootte in euro’s bedraagt: 10 x € 5 = € 50
stap 2 bereken de bestelfrequentie: € 12. = 240 keer wordt er per jaar besteld.