Diagnostiek en Behandeling: Theorie in Praktijk
College 2: Intelligentieonderzoek en neuropsychologisch onderzoek
Intelligentie
Definitie (Wechsler, 1944) = intelligentie is het vermogen van een individu om doelgericht te
handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te kunnen gaan
Meting intelligentietests (1975) = het vermogen van een individu om de wereld om hem heen te
begrijpen en zijn vindingrijk bij de omgang met de uitdagingen hierin
Maakt onderdeel uit van de verklarende analyse
Nederlandse intelligentietesten
- WPPSI-II (2;6-7;11 jr)
- WISC-II/ WISC-V-NL (6;0-16;11 jr)
- WAIS-IV (16;0+ jr)
- Rakit-2 (4;0-12;6 jr)
- GIT-2 (16+ jr)
- WNV (non-verbaal) (4;0-21;11 jr)
- SON-R (non-verbaal) (2½-7 jr en 6-40 jr)
CHC-model
Driestratumtheorie = hiërarchische opbouw met 3 niveaus
3de stratum = G; general factor, centraal cognitief proces
2de stratum = brede cognitieve vaardigheden; fluid intelligence en crystallized intelligence
Fluïde intelligentie:
(abstract) rederneren, niet-verbale conceptvorming en flexibiliteit
Oplossen van nieuwe problemen zonder terug te kunnen vallen op kennis en aangeleerde
vaardigheden
Cognitief potentieel
Gekristalliseerde intelligentie:
Verworven kennis, feiten en vaardigheden die zijn verworven door ervaring, formeel en
informeel
Afhankelijk van scholing en culturele vorming
Verwerkelijking van cognitief potentieel in vorm van cultuurspecifieke kennis en
vaardigheden
1ste stratum = specifieke cognitieve vaardigheden
,WISC-III vs. WISC-V
- WISC-V TIQ op basis van 7 kernsubtests, WISC-II 10 kernsubtests (kortere testduur)
- Kernsubtests WISC-V minder afhankelijk van snelheid van werken, taal en motoriek dan bij
WISC-III
- Nieuwe structuur bij WISC-V namelijk 5 primaire indexen en 5 aanvullende indexen
- Bij WISC-V is het TIQ sterker gericht op fluïde intelligentie i.p.v. gekristalliseerde
intelligentie
- Afname WISC-V mogelijk met pen en papier of digitaal
WISC-V-NL
Totale schaal
- Verbaal begrip
Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
- Visueel ruimtelijk
Blokpatronen
Figuur samenstellen
- Fluid redeneren
Matrix Redeneren
Gewichten
Rekenen
- Werkgeheugen
Cijferreeksen
Plaatjesreeksen
Cijfers en Letters Nazeggen
- Verwerkingssnelheid
Symbool Substitutie Coderen
Symbool Zoeken
Figuur Zoeken
Primaire indexen
Verbale begripsvaardigheden
Gc; crystallized intelligence
Wisselwerking tussen basale taalvaardigheden en verbale vaardigheden: complexe talige
probleemoplossingsvaardigheden en redeneren
Basale taalvaardigheden = fonologie (klanken)/ semantiek (woordbetekenis en
woordenschat) en syntax (grammatica)
Ontwikkeling kind op schoolgaande leeftijd: basale taalvaardigheden ontwikkeld
Lezen: basale taalvaardigheden verbonden aan visuele systeem
Verbale vaardigheden = redeneren, ophalen van semantische kennis, verbale expressie)
Voorwaarden:
- Verbale conceptvorming
- Verbaal redeneren
- Uitdrukkingsvaardigheid
, Verbaal Begrip Index (VBI)
Meetpretentie = het vermogen om toegang te krijgen tot de verworven woordkennis en deze
vervolgens toe te passen
Hoge score goed ontwikkeld verbaal redeneersysteem met een sterke woordenschat, het effectief
terug kunnen vinden van informatie, goed redeneervermogen en vermogen tot oplossen van verbale
vraagstukken en effectieve communicatie van kennis
Lage score beperkt ontwikkelde woordenschat/ moeite met ophalen van verworven informatie/
problemen met de verbale expressie/ problemen met redeneren en probleem oplossen
Visueel Ruimtelijke Vaardigheden
Gv; visual processing
Belangrijk voor lezen; het snel herkenning van letters en woorden (woordbeeld)
Voorwaarden:
- Visueel-ruimtelijk redeneren
- Integratie en synthese van deel-geheelrelaties
- Aandacht voor visuele details
- Visueel-ruimtelijk integratie
Visueel Ruimtelijke Index (VRI)
Meetpretentie = het vermogen om visuele details te evalueren en visueel-ruimtelijke relaties te
begrijpen
Hoge score goed ontwikkeld vermogen om ruimtelijk te redeneren en visuele details te analyseren
Lage score zwaktes op het gebied van ruimtelijke verwerking/ moeite met visueel
onderscheidingsvermogen/ beperkte visuele aandacht/ beperkingen op het gebied van visueel-
motorische integratie/ beperkt algemeen redeneervaardigheid
Fluïde redeneren
Gf; fluid intelligence
Onderscheiden van betekenisvolle patronen/ verbindingen, gerelateerd aan executief functioneren
Voorwaarden:
- Inductief en kwantitatief redeneren
- Brede visuele integratie
- Simultaan verwerken
- Abstract denkvermogen
Fluïde Rederneer Index (FRI)
Meetpretentie = het vermogen om de onderliggende conceptuele relatie tussen visuele objecten te zien
en om redeneervaardigheden te gebruiken bij de identificatie en toepassing van regels
Hoge score goed ontwikkeld vermogen om conceptuele informatie af te leiden uit visuele details
om deze kennis effectief toe te passen
Lage score problemen met identificeren van belangrijke visuele informatie/ moeite met het leggen
van verbanden tussen visuele informatie en abstracte concepten/ moeite met het begrijpen en
toepassen van conceptuele en kwantitatieve concepten/ beperkte algemene redeneervaardigheid
College 2: Intelligentieonderzoek en neuropsychologisch onderzoek
Intelligentie
Definitie (Wechsler, 1944) = intelligentie is het vermogen van een individu om doelgericht te
handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te kunnen gaan
Meting intelligentietests (1975) = het vermogen van een individu om de wereld om hem heen te
begrijpen en zijn vindingrijk bij de omgang met de uitdagingen hierin
Maakt onderdeel uit van de verklarende analyse
Nederlandse intelligentietesten
- WPPSI-II (2;6-7;11 jr)
- WISC-II/ WISC-V-NL (6;0-16;11 jr)
- WAIS-IV (16;0+ jr)
- Rakit-2 (4;0-12;6 jr)
- GIT-2 (16+ jr)
- WNV (non-verbaal) (4;0-21;11 jr)
- SON-R (non-verbaal) (2½-7 jr en 6-40 jr)
CHC-model
Driestratumtheorie = hiërarchische opbouw met 3 niveaus
3de stratum = G; general factor, centraal cognitief proces
2de stratum = brede cognitieve vaardigheden; fluid intelligence en crystallized intelligence
Fluïde intelligentie:
(abstract) rederneren, niet-verbale conceptvorming en flexibiliteit
Oplossen van nieuwe problemen zonder terug te kunnen vallen op kennis en aangeleerde
vaardigheden
Cognitief potentieel
Gekristalliseerde intelligentie:
Verworven kennis, feiten en vaardigheden die zijn verworven door ervaring, formeel en
informeel
Afhankelijk van scholing en culturele vorming
Verwerkelijking van cognitief potentieel in vorm van cultuurspecifieke kennis en
vaardigheden
1ste stratum = specifieke cognitieve vaardigheden
,WISC-III vs. WISC-V
- WISC-V TIQ op basis van 7 kernsubtests, WISC-II 10 kernsubtests (kortere testduur)
- Kernsubtests WISC-V minder afhankelijk van snelheid van werken, taal en motoriek dan bij
WISC-III
- Nieuwe structuur bij WISC-V namelijk 5 primaire indexen en 5 aanvullende indexen
- Bij WISC-V is het TIQ sterker gericht op fluïde intelligentie i.p.v. gekristalliseerde
intelligentie
- Afname WISC-V mogelijk met pen en papier of digitaal
WISC-V-NL
Totale schaal
- Verbaal begrip
Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
- Visueel ruimtelijk
Blokpatronen
Figuur samenstellen
- Fluid redeneren
Matrix Redeneren
Gewichten
Rekenen
- Werkgeheugen
Cijferreeksen
Plaatjesreeksen
Cijfers en Letters Nazeggen
- Verwerkingssnelheid
Symbool Substitutie Coderen
Symbool Zoeken
Figuur Zoeken
Primaire indexen
Verbale begripsvaardigheden
Gc; crystallized intelligence
Wisselwerking tussen basale taalvaardigheden en verbale vaardigheden: complexe talige
probleemoplossingsvaardigheden en redeneren
Basale taalvaardigheden = fonologie (klanken)/ semantiek (woordbetekenis en
woordenschat) en syntax (grammatica)
Ontwikkeling kind op schoolgaande leeftijd: basale taalvaardigheden ontwikkeld
Lezen: basale taalvaardigheden verbonden aan visuele systeem
Verbale vaardigheden = redeneren, ophalen van semantische kennis, verbale expressie)
Voorwaarden:
- Verbale conceptvorming
- Verbaal redeneren
- Uitdrukkingsvaardigheid
, Verbaal Begrip Index (VBI)
Meetpretentie = het vermogen om toegang te krijgen tot de verworven woordkennis en deze
vervolgens toe te passen
Hoge score goed ontwikkeld verbaal redeneersysteem met een sterke woordenschat, het effectief
terug kunnen vinden van informatie, goed redeneervermogen en vermogen tot oplossen van verbale
vraagstukken en effectieve communicatie van kennis
Lage score beperkt ontwikkelde woordenschat/ moeite met ophalen van verworven informatie/
problemen met de verbale expressie/ problemen met redeneren en probleem oplossen
Visueel Ruimtelijke Vaardigheden
Gv; visual processing
Belangrijk voor lezen; het snel herkenning van letters en woorden (woordbeeld)
Voorwaarden:
- Visueel-ruimtelijk redeneren
- Integratie en synthese van deel-geheelrelaties
- Aandacht voor visuele details
- Visueel-ruimtelijk integratie
Visueel Ruimtelijke Index (VRI)
Meetpretentie = het vermogen om visuele details te evalueren en visueel-ruimtelijke relaties te
begrijpen
Hoge score goed ontwikkeld vermogen om ruimtelijk te redeneren en visuele details te analyseren
Lage score zwaktes op het gebied van ruimtelijke verwerking/ moeite met visueel
onderscheidingsvermogen/ beperkte visuele aandacht/ beperkingen op het gebied van visueel-
motorische integratie/ beperkt algemeen redeneervaardigheid
Fluïde redeneren
Gf; fluid intelligence
Onderscheiden van betekenisvolle patronen/ verbindingen, gerelateerd aan executief functioneren
Voorwaarden:
- Inductief en kwantitatief redeneren
- Brede visuele integratie
- Simultaan verwerken
- Abstract denkvermogen
Fluïde Rederneer Index (FRI)
Meetpretentie = het vermogen om de onderliggende conceptuele relatie tussen visuele objecten te zien
en om redeneervaardigheden te gebruiken bij de identificatie en toepassing van regels
Hoge score goed ontwikkeld vermogen om conceptuele informatie af te leiden uit visuele details
om deze kennis effectief toe te passen
Lage score problemen met identificeren van belangrijke visuele informatie/ moeite met het leggen
van verbanden tussen visuele informatie en abstracte concepten/ moeite met het begrijpen en
toepassen van conceptuele en kwantitatieve concepten/ beperkte algemene redeneervaardigheid