Hoofdstuk 1 Scheiden en Reageren
Paragraaf 1
Coëfficiënt = het getal wat ervoor staat
Index = het getal wat erachter staat
Paragraaf 2
Zuivere stof = stof die uit maar een soort moleculen bestaat
Mengsel = stof die uit meerdere soorten moleculen bestaat
Oplossing = Heldere stof (ranja)
Suspensie = Mengsel van een vaste stof en een vloeistof, waarbij de vast stof niet oplost
(modder, roomijs)
Emulsie = Mengsel dat bestaat uit niet mengbare vloeistoffen (olie en water)
Tweelagensysteem = verschil in dichtheid van de twee vloeistoffen die niet met elkaar
mengen
Hydrofiele stoffen = stof die goed of redelijk met water mengt
Hydrofobe stoffen = stof die slecht of niet met water mengt
Met behulp van een emulgator kun je ervoor zorgen dat een emulsie niet ontmengt.
Paragraaf 3
Filtreren = scheiden doormiddel van deeltjes grootte
Bezinken = scheiden door het verschil in dichtheid
Indampen = scheiden door het verschil in kookpunt (er verdwijnt een stof)
Destilleren = scheiden door het verschil in kookpunt (alle stoffen blijven behouden)
Extraheren = scheiden door verschil in oplosbaarheid
Oplosmiddel heet extractiemiddel
Adsorptie = scheiden door verschil in adsorptievermogen (hechten aan oppervlak)
Voor het verwijderen van kleur-, geur- en smaakstoffen
Chromatografie = scheiden door verschil in adsorptievermogen en oplosbaarheid
Bijv. papierchromatografie, sommige stoffen lossen beter op in de loopvloeistof en
sommige stoffen hechten meer aan het papieroppervlak
Elke stof heeft bij een bepaalde temperatuur en loopvloeistof, een Rf-waarde
start van stof tot waar deze stof isblijven steken A
Rf-waarde = =
start van stof tot waar de loopvloeistof is opgetrokken B
Centrifugeren = sneller dan bezinken
Chromatografie = scheidingstechniek die berust op het verschil in oplosbaarheid en
adsorptievermogen. Eigenlijk een combinatie van extraheren en adsorberen
Paragraaf 4
Een chemische reactie kun je herkennen aan:
1. Er verdwijnen beginstoffen en er ontstaan reactieproducten
2. De wet van Lavoisier = de wet van behoud van massa
3. Stoffen reageren in een vaste massaverhouding
4. Er is altijd een bepaalde minimale temperatuur (reactietemperatuur) nodig
5. Er is een energie-effect: waarneembaar (exotherm en endotherm)
Endotherme reacties = ontleding (energie nodig)
Paragraaf 1
Coëfficiënt = het getal wat ervoor staat
Index = het getal wat erachter staat
Paragraaf 2
Zuivere stof = stof die uit maar een soort moleculen bestaat
Mengsel = stof die uit meerdere soorten moleculen bestaat
Oplossing = Heldere stof (ranja)
Suspensie = Mengsel van een vaste stof en een vloeistof, waarbij de vast stof niet oplost
(modder, roomijs)
Emulsie = Mengsel dat bestaat uit niet mengbare vloeistoffen (olie en water)
Tweelagensysteem = verschil in dichtheid van de twee vloeistoffen die niet met elkaar
mengen
Hydrofiele stoffen = stof die goed of redelijk met water mengt
Hydrofobe stoffen = stof die slecht of niet met water mengt
Met behulp van een emulgator kun je ervoor zorgen dat een emulsie niet ontmengt.
Paragraaf 3
Filtreren = scheiden doormiddel van deeltjes grootte
Bezinken = scheiden door het verschil in dichtheid
Indampen = scheiden door het verschil in kookpunt (er verdwijnt een stof)
Destilleren = scheiden door het verschil in kookpunt (alle stoffen blijven behouden)
Extraheren = scheiden door verschil in oplosbaarheid
Oplosmiddel heet extractiemiddel
Adsorptie = scheiden door verschil in adsorptievermogen (hechten aan oppervlak)
Voor het verwijderen van kleur-, geur- en smaakstoffen
Chromatografie = scheiden door verschil in adsorptievermogen en oplosbaarheid
Bijv. papierchromatografie, sommige stoffen lossen beter op in de loopvloeistof en
sommige stoffen hechten meer aan het papieroppervlak
Elke stof heeft bij een bepaalde temperatuur en loopvloeistof, een Rf-waarde
start van stof tot waar deze stof isblijven steken A
Rf-waarde = =
start van stof tot waar de loopvloeistof is opgetrokken B
Centrifugeren = sneller dan bezinken
Chromatografie = scheidingstechniek die berust op het verschil in oplosbaarheid en
adsorptievermogen. Eigenlijk een combinatie van extraheren en adsorberen
Paragraaf 4
Een chemische reactie kun je herkennen aan:
1. Er verdwijnen beginstoffen en er ontstaan reactieproducten
2. De wet van Lavoisier = de wet van behoud van massa
3. Stoffen reageren in een vaste massaverhouding
4. Er is altijd een bepaalde minimale temperatuur (reactietemperatuur) nodig
5. Er is een energie-effect: waarneembaar (exotherm en endotherm)
Endotherme reacties = ontleding (energie nodig)