Ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 6 – De cognitieve ontwikkeling in de babytijd
Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
- Visie Piaget: actie=kennis. Volgens Piaget doen kinderen geen kennis op via feiten die
gecommuniceerd worden door anderen of via sensatie en perceptie. Kennis is het resultaat
van direct motorisch gedrag. Baby’s leren vooral door te doen.
- Vaste volgorde 4 universele stadia:
- Sensomotorische stadium
- Preoperationele stadium
- Concreet operationele stadium
- Formeel operationele stadium
overgang van ene naar andere niveau door rijping en relevante ervaring
- Adaptie: eigenschap om zich aan te passen ligt ten grondslag aan de groei van schema’s.
- Assimilatie: iets nieuws plaatsen binnen wat we al weten
- Accommodatie: bijstelling denkschema
Stadium 1: sensomotorische stadium:
- 6 substadia:
1. Eenvoudige reflexen (0-1 maand) aangeboren reflexen (verschaft pasgeborene
informatie over objecten).
2. Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden) afzonderlijke
acties tot geïntegreerde activiteiten coördineren (bijv. staren naar iets terwijl hij het
aanraakt).
- Primaire circulaire reactie: als toevallige activiteit de interesse van baby
heeft gewekt, zal deze vaker herhaald worden. Bijv. herhaaldelijk duimzuigen.
Activiteit is gericht op zichzelf.
3. Secundaire circulaire reacties (4-8 maanden) inspelen op omgeving.
- Secundaire circulaire reacties: herhaalde acties die een gewenst resultaat
opleveren. Activiteit is gericht op buitenwereld.
4. Coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden)
- Intentioneel gedrag: verschillende schema’s combineren en coördineren tot
1 actie om probleem om te lossen.
- Objectpermanentie: besef dat mensen/objecten niet ophouden te bestaan,
ook al zijn ze onzichtbaar (object verstopt of mens de kamer uit).
5. Tertiaire circulaire reacties (12-18 maanden)
- Tertiaire circulaire reacties: schema’s die betrekking hebben op doelbewuste
variatie van acties die tot gewenste resultaten leiden; voeren mini-
experimenten uit om te zien wat de consequenties zijn. Belangstelling voor
het onverwachte.
6. Het begin van denken (18-24 maanden) vermogen tot mentale representatie of
symbolisch denken.
- Mentale representatie: innerlijke voorstelling van gebeurtenis of object.
- Indirecte imitatie: persoon die niet meer aanwezig is imiteren (kinderen
, kunnen bijv. doen alsof ze in auto zitten, een pop voeren of eten koken, enz).
Hoofdstuk 6 – De cognitieve ontwikkeling in de babytijd
Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
- Visie Piaget: actie=kennis. Volgens Piaget doen kinderen geen kennis op via feiten die
gecommuniceerd worden door anderen of via sensatie en perceptie. Kennis is het resultaat
van direct motorisch gedrag. Baby’s leren vooral door te doen.
- Vaste volgorde 4 universele stadia:
- Sensomotorische stadium
- Preoperationele stadium
- Concreet operationele stadium
- Formeel operationele stadium
overgang van ene naar andere niveau door rijping en relevante ervaring
- Adaptie: eigenschap om zich aan te passen ligt ten grondslag aan de groei van schema’s.
- Assimilatie: iets nieuws plaatsen binnen wat we al weten
- Accommodatie: bijstelling denkschema
Stadium 1: sensomotorische stadium:
- 6 substadia:
1. Eenvoudige reflexen (0-1 maand) aangeboren reflexen (verschaft pasgeborene
informatie over objecten).
2. Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden) afzonderlijke
acties tot geïntegreerde activiteiten coördineren (bijv. staren naar iets terwijl hij het
aanraakt).
- Primaire circulaire reactie: als toevallige activiteit de interesse van baby
heeft gewekt, zal deze vaker herhaald worden. Bijv. herhaaldelijk duimzuigen.
Activiteit is gericht op zichzelf.
3. Secundaire circulaire reacties (4-8 maanden) inspelen op omgeving.
- Secundaire circulaire reacties: herhaalde acties die een gewenst resultaat
opleveren. Activiteit is gericht op buitenwereld.
4. Coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden)
- Intentioneel gedrag: verschillende schema’s combineren en coördineren tot
1 actie om probleem om te lossen.
- Objectpermanentie: besef dat mensen/objecten niet ophouden te bestaan,
ook al zijn ze onzichtbaar (object verstopt of mens de kamer uit).
5. Tertiaire circulaire reacties (12-18 maanden)
- Tertiaire circulaire reacties: schema’s die betrekking hebben op doelbewuste
variatie van acties die tot gewenste resultaten leiden; voeren mini-
experimenten uit om te zien wat de consequenties zijn. Belangstelling voor
het onverwachte.
6. Het begin van denken (18-24 maanden) vermogen tot mentale representatie of
symbolisch denken.
- Mentale representatie: innerlijke voorstelling van gebeurtenis of object.
- Indirecte imitatie: persoon die niet meer aanwezig is imiteren (kinderen
, kunnen bijv. doen alsof ze in auto zitten, een pop voeren of eten koken, enz).