Geschiedenis CP
4.1
Lodewijk XIV was erg machtig en had grote uitgaven. De rente over de schulden bedroeg in 1786
ruim 40% van de uitgaven van het koningshuis. Daarom moest iedereen veel belasting gaan betalen:
1e stand (geestelijken): geen belasting
2e stand (adelen): geen belasting vanwege militaire hulp
3e stand (burgers + boeren): veel belasting
Lodewijk XVI betrad de troon wilde iets veranderen aan de schulden. Hij kon 4 maatregelen nemen:
De belastingen verhogen. Gevolg: de 3e stand zou nog zwaarder gedupeerd worden.
Ambten verkopen. Gevolg: burgers uit de 3e stand zouden voor geld in de 2e stand komen,
en dan hoefden die burgers minder belasting te betalen.
Nog meer geld lenen. Gevolg: meer schuld en dus meer rente.
Het systeem van belastingheffing wijzigen. Gevolg: hij moest hiervoor de Staten-Generaal bij
elkaar moeten roepen (hij wilde dit eigenlijk niet, want dan zou de 3e stand hun kans grijpen
en fel protesteren).
In salons bespraken rijke burgers het ‘hoe en waarom’ van alle veranderingen. De gesprekken vooral
over de volgende 3 personen:
Voltaire. Hij had kritiek op de bevoorrechte positie en het machtsmisbruik van de kerk.
Montesquieu. Hij wilde een dictatuur voorkomen door de drie machten (wetgevende,
uitvoerende en rechtsprekende macht, pag. 67 TB)
Rosseau. Hij was een voorstander van de volkssoevereiniteit.
Slechts een klein gedeelte van de Franse boeren had een eigen stuk land. De meerderheid bewerkte
het land van de adel en moest zich houden aan verplichtingen. In 1788 + 1789 werden de boeren
heel arm door misoogsten en hoge voedselprijzen. Terwijl de 1e en 2e stand in rijk waren, werd het
voor de 3e stand ondraagbaar. Ze moesten naast alles ook nog 10% belasting aan de kerk betalen.
In 1789 riep Lodewijk XVI toch maar de Staten-Generaal bij elkaar. De 1e stand werd
vertegenwoordigd door 300 geestelijken, de 2e door 300 edelen en de 3e door 600 burgers. Er was
een geschil over de manier van stemmen. De geestelijkheid wilde per stand stemmen en de burgerij
wilde hoofdelijk stemmen. Lodewijk XVI vond het te veel gedoe en ontbond de Staten-Generaal.
Maar de 3e stand weigerde weg te gaan voordat er een grondwet zou zijn. Deze opstandige daad
werd de Eed op de Kaatsbaan genoemd. Vanaf dit moment noemden ze zich de Nationale
Vergadering.
VW0: Een groot gedeelte van de 3e stand wilde hervormingen doorvoeren, alleen wisten ze niet
hoever. Er waren 2 verschillende stromingen:
Gematigde revolutionairen o.l.v. Mirabeau wilden een constitutionele monarchie i.p.v. het
absolutisme. Ze waren voorstander van democratie, maar niet van algemeen kiesrecht.
Radicale revolutionairen (jakobijnen en girondijnen) wilden gelijkheid zonder
stadsverschillen en waren voor algemeen kiesrecht. Frankrijk moest een republiek worden,
de monarchie moest worden afgeschaft.
4.1
Lodewijk XIV was erg machtig en had grote uitgaven. De rente over de schulden bedroeg in 1786
ruim 40% van de uitgaven van het koningshuis. Daarom moest iedereen veel belasting gaan betalen:
1e stand (geestelijken): geen belasting
2e stand (adelen): geen belasting vanwege militaire hulp
3e stand (burgers + boeren): veel belasting
Lodewijk XVI betrad de troon wilde iets veranderen aan de schulden. Hij kon 4 maatregelen nemen:
De belastingen verhogen. Gevolg: de 3e stand zou nog zwaarder gedupeerd worden.
Ambten verkopen. Gevolg: burgers uit de 3e stand zouden voor geld in de 2e stand komen,
en dan hoefden die burgers minder belasting te betalen.
Nog meer geld lenen. Gevolg: meer schuld en dus meer rente.
Het systeem van belastingheffing wijzigen. Gevolg: hij moest hiervoor de Staten-Generaal bij
elkaar moeten roepen (hij wilde dit eigenlijk niet, want dan zou de 3e stand hun kans grijpen
en fel protesteren).
In salons bespraken rijke burgers het ‘hoe en waarom’ van alle veranderingen. De gesprekken vooral
over de volgende 3 personen:
Voltaire. Hij had kritiek op de bevoorrechte positie en het machtsmisbruik van de kerk.
Montesquieu. Hij wilde een dictatuur voorkomen door de drie machten (wetgevende,
uitvoerende en rechtsprekende macht, pag. 67 TB)
Rosseau. Hij was een voorstander van de volkssoevereiniteit.
Slechts een klein gedeelte van de Franse boeren had een eigen stuk land. De meerderheid bewerkte
het land van de adel en moest zich houden aan verplichtingen. In 1788 + 1789 werden de boeren
heel arm door misoogsten en hoge voedselprijzen. Terwijl de 1e en 2e stand in rijk waren, werd het
voor de 3e stand ondraagbaar. Ze moesten naast alles ook nog 10% belasting aan de kerk betalen.
In 1789 riep Lodewijk XVI toch maar de Staten-Generaal bij elkaar. De 1e stand werd
vertegenwoordigd door 300 geestelijken, de 2e door 300 edelen en de 3e door 600 burgers. Er was
een geschil over de manier van stemmen. De geestelijkheid wilde per stand stemmen en de burgerij
wilde hoofdelijk stemmen. Lodewijk XVI vond het te veel gedoe en ontbond de Staten-Generaal.
Maar de 3e stand weigerde weg te gaan voordat er een grondwet zou zijn. Deze opstandige daad
werd de Eed op de Kaatsbaan genoemd. Vanaf dit moment noemden ze zich de Nationale
Vergadering.
VW0: Een groot gedeelte van de 3e stand wilde hervormingen doorvoeren, alleen wisten ze niet
hoever. Er waren 2 verschillende stromingen:
Gematigde revolutionairen o.l.v. Mirabeau wilden een constitutionele monarchie i.p.v. het
absolutisme. Ze waren voorstander van democratie, maar niet van algemeen kiesrecht.
Radicale revolutionairen (jakobijnen en girondijnen) wilden gelijkheid zonder
stadsverschillen en waren voor algemeen kiesrecht. Frankrijk moest een republiek worden,
de monarchie moest worden afgeschaft.