Samenvatting AK
3.2
Kenmerken van een stad:
- Aantal inwoners (in NL 30.000)
- Hoge bevolkings- en bebouwingsdichtheid
- Mensen werken met name in de 2e en 3e sector
- Belangrijke functies voor de omgeving van de stad
Mega stad: een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Wereldstad: een stad die belangrijk is voor een deel van de wereld (economisch, politiek, cultureel)
Hoofdstad: meest belangrijke stad in het land, waar vaak de regering gehuisvest is
Stedelijk netwerk/gebied: een groep van steden die onderling op elkaar gericht zijn (de Randstad)
Primate city: een stad die velen malen groter is dan de 2 e stad van dat land (Santiago, Bangkok, Parimaribo)
Site: kenmerken van de ligging van een bepaalde plaats. De samenhang van de site en andere gebieden
noem je de situatie.
Parijs ligt aan de Seine-rivier, het is een vruchtbaar, vlak gebied (=site). Het is goed verbonden met andere
gebieden (=situatie).
Koloniale dubbelstad: Een stad dat bestaat uit een westers en niet-westers stadsdeel.
3.3
Verstedelijkingsgraad: Percentage van de bevolking dat in steden woont.
Suburbanisatie: Proces waarbij mensen en bedrijven vanuit een stad naar het omringende platteland
trekken.
Re-urbanisatie: Proces waarbij na een lange periode van leegloop (suburbanisatie) de stedelijke bevolking
weer toeneemt.
Verstedelijking: Proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken.
Vestigingsoverschot: Het positieve verschil tussen het aantal mensen dat vertrekt en dat zich vestigt.
Suburbs: (Amerikaanse) voorsteden.
Getto: Arme probleemwijk in de grote Amerikaanse steden waar vooral etnische minderheden wonen.
Gentrification: Proces waarbij een oude, vervallen stadswijk wordt opgeknapt en daarna bewoond wordt
door rijkere burgers.
CBD (Central Business District) Centrum van een stad waarbij allerlei kantoren zijn gevestigd.
Megasteden in arme landen hebben:
- 1 of meer zakencentra.
- Verspreid liggende industrieterreinen.
- Woonwijken van de rijken, de villa’s, achter zwaarbewaakte hekken.
- Krottenwijken op plaatsen waar rijken niet willen wonen. Nieuwkomers vestigen zich ook in bestaande
krottenwijken, waardoor verdere verdichting (Proces waarbij de woning- en bevolkingsdichtheid
toeneemt, meestal door instroom van migranten) optreedt.
3.4
Gevolgen stedelijke groei:
- Toename verstedelijkingstempo (percentage waarmee de verstedelijkingsgraad toeneemt)
- Uitbreiding van de informele sector (tijdelijk, slecht betaald, niet geregistreerd werk) en krottenwijken
(niet-westerse steden).
- In westerse steden integratieproblemen.
Metropolen (=wereldstad): Grote stad die voor een deel van de wereld belangrijk is op het gebied van
economie, politiek en cultuur.
3.2
Kenmerken van een stad:
- Aantal inwoners (in NL 30.000)
- Hoge bevolkings- en bebouwingsdichtheid
- Mensen werken met name in de 2e en 3e sector
- Belangrijke functies voor de omgeving van de stad
Mega stad: een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Wereldstad: een stad die belangrijk is voor een deel van de wereld (economisch, politiek, cultureel)
Hoofdstad: meest belangrijke stad in het land, waar vaak de regering gehuisvest is
Stedelijk netwerk/gebied: een groep van steden die onderling op elkaar gericht zijn (de Randstad)
Primate city: een stad die velen malen groter is dan de 2 e stad van dat land (Santiago, Bangkok, Parimaribo)
Site: kenmerken van de ligging van een bepaalde plaats. De samenhang van de site en andere gebieden
noem je de situatie.
Parijs ligt aan de Seine-rivier, het is een vruchtbaar, vlak gebied (=site). Het is goed verbonden met andere
gebieden (=situatie).
Koloniale dubbelstad: Een stad dat bestaat uit een westers en niet-westers stadsdeel.
3.3
Verstedelijkingsgraad: Percentage van de bevolking dat in steden woont.
Suburbanisatie: Proces waarbij mensen en bedrijven vanuit een stad naar het omringende platteland
trekken.
Re-urbanisatie: Proces waarbij na een lange periode van leegloop (suburbanisatie) de stedelijke bevolking
weer toeneemt.
Verstedelijking: Proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken.
Vestigingsoverschot: Het positieve verschil tussen het aantal mensen dat vertrekt en dat zich vestigt.
Suburbs: (Amerikaanse) voorsteden.
Getto: Arme probleemwijk in de grote Amerikaanse steden waar vooral etnische minderheden wonen.
Gentrification: Proces waarbij een oude, vervallen stadswijk wordt opgeknapt en daarna bewoond wordt
door rijkere burgers.
CBD (Central Business District) Centrum van een stad waarbij allerlei kantoren zijn gevestigd.
Megasteden in arme landen hebben:
- 1 of meer zakencentra.
- Verspreid liggende industrieterreinen.
- Woonwijken van de rijken, de villa’s, achter zwaarbewaakte hekken.
- Krottenwijken op plaatsen waar rijken niet willen wonen. Nieuwkomers vestigen zich ook in bestaande
krottenwijken, waardoor verdere verdichting (Proces waarbij de woning- en bevolkingsdichtheid
toeneemt, meestal door instroom van migranten) optreedt.
3.4
Gevolgen stedelijke groei:
- Toename verstedelijkingstempo (percentage waarmee de verstedelijkingsgraad toeneemt)
- Uitbreiding van de informele sector (tijdelijk, slecht betaald, niet geregistreerd werk) en krottenwijken
(niet-westerse steden).
- In westerse steden integratieproblemen.
Metropolen (=wereldstad): Grote stad die voor een deel van de wereld belangrijk is op het gebied van
economie, politiek en cultuur.