Voeding en Diëtetiek
Jaar 2, blok 2 (semester 3.2)
Hoorcollege 1
Micro-ogranismen en afweer
Leerdoelen
De student kan:
1. Kort beschrijven de verschillende soorten micro-organismen
Soorten micro-organismen
- Wormen
- Parasieten
- Fungi (schimmels)
- Bacteriën
- Virussen (HIV)
- Prionen (BSE, gekkekoeienziekte)(cruetzveldt jacob)
Wormen
- Met het blote oog waarneembaar, soms 3 meter lang (lintworm)
- Meercellige organismen
- Besmetting via faeco-orale weg (dus door via poep te eten)
Ectoparasieten
Parasieten die op of in de huid kruipen, zoals teken en schurft, muskieten, luizen.
Fungi
- Meercellige organismen
- 2 vormen: gisten en zogenaamde schimmeldraden
- VB: candida infectie, zwemmerseczeem
Bacteriën
- Eencellige organismen
- Alleen met microscoop te zien
- Zeer uiteenlopende ziekten: longontsteking, steenpuist, blaasontsteking
- Sommige bacteriën kunnen exotoxinen of endotoxinen maken
- Endotoxines zijn giffen die op de bacteriën vast zitten, endotoxinen zijn stoffen die
de bacteriën uitscheiden.
Virussen
- Kunnen niet zelfstandig leven
- Bestaan uit een stuk erfelijk materiaal met een eiwitten omhulsel (envelop)
- Ze kunnen zichzelf niet vermeerderen maar hebben een gastcel van een mens nodig.
- VB ziektes: verkoudheid, griep, wratten
,Prionen
- Eiwitten die ook ziekten kunnen veroorzaken
- Hebben zelf geen erfelijk materiaal
- Kunnen zich alleen vermeerderen in een gastcel
- Vb: kuru en creutzfeldt jakob
2. Uitleg geven over de begrippen: pathogeen, niet pathogeen en virulentie
Pathogeen: hier wordt je ziek van
Niet pathogeen: hier wordt je niet ziek van
Virulentie: de mate van pathogeniteit, een hoge virulentie betekend dat je er erg ziek van
wordt.
3. Reactie onderscheid tussen uitleggen tussen aspecifieke en specifieke immuniteit
Aspecifieke afweer: aangeboren
Cellulair: fagocyten (die eten iets op)
Humoraal: complement (zijn stofjes opgelost in het vocht)
Specifieke afweer : verworven
Cellulair: lymfocyten
Humoraal: antistoffen
Aspecifieke afweersysteem: cellulair
- Neurotrofielen, monocyten, en macrofagen zijn zogenaamde fagocyten
- Fagocytose (opeten van de bacterie)
- Fagocytose kan bevordert worden door specifieke antistoffen en complement (dit
noemen ze ook wel opsonisatie)
- Na de fagocytose:
o Afbreking lichaamsvreemde stof/micro-organisme
o Antigeen presentatie via speciaal molecuul MHC2 in celmembraan
Aspecifieke afweersysteem: humoraal
- Bestaan uit complementfactoren
- Cascade van reacties van eiwitten na activatie
- Complement factoren in weefsels en bloed
, - Activatie door aanwezigheid van micro-organismen of door antistof-
antigeencomplexen
- Effect complementatiesysteem:
o Directe stimulatie en aantrekking fagocyten naar bacteriën(chemotaxis) de
fagocyten eten de bacteriën op. Ze houden een stukje van de bacterie vast
zodat ze een antigeen worden
o Zogenaamde opsonisatie
o Toxische werking op micro-organisme of cel (lysis)
4. De darmflora beschrijven
Darm flora
- 10^15 bacteriën (X10> total cells in body) dus je hebt meer bacteriën dan cellen in je
lichaam
- ongeveer 800 soorten bacteriën
- de meeste bacteriën zijn niet pathogeen
- heten ook wel commensale flora (commensaal=aan tafel, ze eten alles wat jij eet
ook)
- zijn nuttig voor vertering
- continu contact met afweersysteem
- minstens 50% van je poep is bacterie
In de maag zitten bijna geen bacteriën omdat het daar erg zuur is.