VWO-5 Scheikunde
H8; Zuren
– Om een zuurgraad te benaderen gebruik je indicatoren;
o Rood of blauw lakmoespapier
o Universeel indicatorpapier
o Oplossingen (Binas 52A) omslagtrajecten van de indicatoren
– Zuren oplossen in water
o Een moleculaire stof kan in water als zuur stroom geleiden
o Het zuur geeft in een reactie met water het H+-ion af aan
water. Hierdoor ontstaat het oxoniumion ofwel H3O+ en een
zuurrestion.
o Er is een lineair verband tussen de molariteit van de oplossing
en de geleidbaarheid.
o Sterke zuren splitsen volledig in ionen, zwakke zuren vormen
een evenwicht.
o Bij de evenwichtsreactie van een zwak zuur is het
beginproduct ook (aq)
De notatie van een zwak zuur is altijd het beginproduct
(aq)
De notatie van een sterk zuur zijn de reactieproducten
(aq)
– Organische zuren hebben een koolstofskelet, anorganische zuren
niet
– Meerwaardige zuren kunnen meer dan één H+-ion afstaan.
– Instabiele zuren bestaat alleen als oplossing in water.
o Koolzuur (H2CO3) en zwaveligzuur (H2SO3) (beide tweewaardig)
bestaan alleen als oplossing van CO2 of SO2 in water.
– Een meerwaardig zwak zuur zal maar één ion afstaan.
– Ionen kunnen oplossen in water en splitsen. Vervolgens reageren de
ionen als zuur
o Dit kunnen gehydrateerde metaalionen ook zoals Fe(H2O)63+
– pH-berekeningen
o pH= -log (H3O+) en (H3O+)= 10-pH
o het aantal significante cijfers in de concentratie van H3O+ is
gelijk aan het aantal decimalen waarin de pH-waarde wordt
uitgedrukt
– Sterk zuur berekeningen
o Er treedt een aflopende reactie op.
o Molverhoudingen kunnen de concentratie van H3O+ berekenen
– Zwak zuur berekeningen
o Er treedt een evenwicht op.
reactieproducten reactieproducten
o K= ofwel Kz=
beginstoffen beginstoffen zonder water
o Maak vervolgens een tabel met t0, omgezet en tev en vul deze
gegevens in in de evenwichtsvoorwaarde.
H9; Basen
, – Een base is een tegenhanger van een zuur, die kunnen een H+-ion
opnemen.
– Sterke base geleidt meer stroom dan een zwakke base
– Een zwakke base vormt een evenwichtsreactie met OH—ionen.
o Wanneer een zwakke base een H+-ion opneemt ontstaat een
zwak zuur
o Geconjugeerd zuur-basepaar
o O2- bestaat niet in water en zal meteen reageren tot OH-
– Basische zouten (goed oplosbaar)
o Met sterke basen (de base regeert direct aflopend met water,
één vergelijking)
o Met zwakke basen (de base vormt een evenwicht met water,
twee vergelijkingen)
o Meerwaardige zwakke basen nemen meestal maar één H+-ion
op
– Notaties van basische oplossingen
o Sterke base; reactieproducten
o Zwakke base; oorspronkelijke base
o Natronloog, kaliloog, barietwater en kalkwater
– pH-berekeningen
o pOH= -log (OH-) en (OH-)= 10-pOH
o pH + pOH = 14,00 (gevolg van het waterevenwicht) pKw
Afhankelijk van de temperatuur en druk (Binas 50A)
reactieproducten
o Kb is de baseconstante en hiervoor geldt
beginstoffen zonder water
– Zuur-basereacties (een zuur geeft een of meer H+-ionen aan een
base
o Noteer de formules van de deeltjes
o Het meest zure deeltje reageert met het meest basische
deeltje
Sterk zuur met zwakke base
Reagens koolstofdioxide met kalkwater en water met wit
kopersulfaat
– Zuur-basetitraties
o Onbekende hoeveelheid base reageert met een bekende
molariteit van een zuur
o Meet het volume van het toegevoegde zuur uit de buret. (je
weet nu hoeveel mol je van het zuur hebt toegevoegd tot het
equivalentiepunt)
o Stel een reactievergelijking op en gebruik molverhoudingen
Sterk zuur/base; equivalentiepunt bij pH=7
Sterk zuur met zwakke base pH<7
Sterke base met zwak zuur pH>7
Als indicator kies je een met het omslagpunt rond het
equivalentiepunt
o Toevallige fouten (onnauwkeurigheid)
o Systematische fouten (onnauwkeurig apparatuur of een
afwijking in het monster)
H8; Zuren
– Om een zuurgraad te benaderen gebruik je indicatoren;
o Rood of blauw lakmoespapier
o Universeel indicatorpapier
o Oplossingen (Binas 52A) omslagtrajecten van de indicatoren
– Zuren oplossen in water
o Een moleculaire stof kan in water als zuur stroom geleiden
o Het zuur geeft in een reactie met water het H+-ion af aan
water. Hierdoor ontstaat het oxoniumion ofwel H3O+ en een
zuurrestion.
o Er is een lineair verband tussen de molariteit van de oplossing
en de geleidbaarheid.
o Sterke zuren splitsen volledig in ionen, zwakke zuren vormen
een evenwicht.
o Bij de evenwichtsreactie van een zwak zuur is het
beginproduct ook (aq)
De notatie van een zwak zuur is altijd het beginproduct
(aq)
De notatie van een sterk zuur zijn de reactieproducten
(aq)
– Organische zuren hebben een koolstofskelet, anorganische zuren
niet
– Meerwaardige zuren kunnen meer dan één H+-ion afstaan.
– Instabiele zuren bestaat alleen als oplossing in water.
o Koolzuur (H2CO3) en zwaveligzuur (H2SO3) (beide tweewaardig)
bestaan alleen als oplossing van CO2 of SO2 in water.
– Een meerwaardig zwak zuur zal maar één ion afstaan.
– Ionen kunnen oplossen in water en splitsen. Vervolgens reageren de
ionen als zuur
o Dit kunnen gehydrateerde metaalionen ook zoals Fe(H2O)63+
– pH-berekeningen
o pH= -log (H3O+) en (H3O+)= 10-pH
o het aantal significante cijfers in de concentratie van H3O+ is
gelijk aan het aantal decimalen waarin de pH-waarde wordt
uitgedrukt
– Sterk zuur berekeningen
o Er treedt een aflopende reactie op.
o Molverhoudingen kunnen de concentratie van H3O+ berekenen
– Zwak zuur berekeningen
o Er treedt een evenwicht op.
reactieproducten reactieproducten
o K= ofwel Kz=
beginstoffen beginstoffen zonder water
o Maak vervolgens een tabel met t0, omgezet en tev en vul deze
gegevens in in de evenwichtsvoorwaarde.
H9; Basen
, – Een base is een tegenhanger van een zuur, die kunnen een H+-ion
opnemen.
– Sterke base geleidt meer stroom dan een zwakke base
– Een zwakke base vormt een evenwichtsreactie met OH—ionen.
o Wanneer een zwakke base een H+-ion opneemt ontstaat een
zwak zuur
o Geconjugeerd zuur-basepaar
o O2- bestaat niet in water en zal meteen reageren tot OH-
– Basische zouten (goed oplosbaar)
o Met sterke basen (de base regeert direct aflopend met water,
één vergelijking)
o Met zwakke basen (de base vormt een evenwicht met water,
twee vergelijkingen)
o Meerwaardige zwakke basen nemen meestal maar één H+-ion
op
– Notaties van basische oplossingen
o Sterke base; reactieproducten
o Zwakke base; oorspronkelijke base
o Natronloog, kaliloog, barietwater en kalkwater
– pH-berekeningen
o pOH= -log (OH-) en (OH-)= 10-pOH
o pH + pOH = 14,00 (gevolg van het waterevenwicht) pKw
Afhankelijk van de temperatuur en druk (Binas 50A)
reactieproducten
o Kb is de baseconstante en hiervoor geldt
beginstoffen zonder water
– Zuur-basereacties (een zuur geeft een of meer H+-ionen aan een
base
o Noteer de formules van de deeltjes
o Het meest zure deeltje reageert met het meest basische
deeltje
Sterk zuur met zwakke base
Reagens koolstofdioxide met kalkwater en water met wit
kopersulfaat
– Zuur-basetitraties
o Onbekende hoeveelheid base reageert met een bekende
molariteit van een zuur
o Meet het volume van het toegevoegde zuur uit de buret. (je
weet nu hoeveel mol je van het zuur hebt toegevoegd tot het
equivalentiepunt)
o Stel een reactievergelijking op en gebruik molverhoudingen
Sterk zuur/base; equivalentiepunt bij pH=7
Sterk zuur met zwakke base pH<7
Sterke base met zwak zuur pH>7
Als indicator kies je een met het omslagpunt rond het
equivalentiepunt
o Toevallige fouten (onnauwkeurigheid)
o Systematische fouten (onnauwkeurig apparatuur of een
afwijking in het monster)