Mastervak Aanbestedingsrecht 2020/2021
Werkgroepvragen week 5
Casus – Aanbesteding rookmelders Brandweer Amsterdam-Amstelland
Op 8 april 2020 heeft de Brandweer Amsterdam-Amstelland op TenderNed een Europese
openbare procedure aangekondigd voor een raamovereenkomst met één onderneming voor de
levering van rookmelders. Op Canvas is een aantal documenten gepubliceerd dat betrekking
heeft op deze aanbestedingsprocedure.
Vraag 1: Bestudeer de aanbestedingsdocumenten. Voldoet de wijze waarop de aanbestedende
dienst de dwingende en facultatieve uitsluitingsgronden in de aanbestedingsdocumenten heeft
geformuleerd en de wijze waarop hij – zoals dat blijkt uit die documenten – voornemens is
die uitsluitingsgronden te hanteren, aan de regels die op deze aanbestedingsprocedure van
toepassing zijn?
Dwingende uitsluitingsgronden (art. 2.86 Aw)
Dwingende uitsluitingsgronden hebben betrekking op de professionele integriteit van
de gegadigden of inschrijvers die aan een aanbestedingsprocedure (willen) deelnemen
en op zeer ernstige vormen van economische criminaliteit.
De dwingende uitsluitingsgronden zijn opgenomen in art. 2.86 lid 1 en 2 Aw. Het
betreft een limitatieve opsomming en dient door de aanbestedende dienst te allen tijde
van toepassing te worden verklaard.
De aanbestedende dienst heeft in de aanbestedingsdocumenten alle dwingende
uitsluitingsgronden opgenomen die staan opgesomd in art. 2.86 lid 1 t/m lid 3 Aw. De
wijze waarop de aanbestedende dienst voornemens is om de dwingende
uitsluitingsgronden te hanteren komt overeen met hetgeen staat vermeld in art. 2.86 lid
1 jo. art. 2.86 lid 7 Aw.
Facultatieve uitsluitingsgronden (art. 2.87 Aw)
Facultatieve uitsluitingsgronden hebben betrekking op de kredietwaardigheid en de
professionele integriteit van gegadigden en inschrijvers, op de nakoming van hun
verplichtingen uit hoofde van fiscale en socialezekerheidswetgeving en op hun
betrouwbaarheid in het algemeen.
Het proportionaliteitsbeginsel brengt mee dat de aanbestedende dienst alleen de
facultatieve uitsluitingsgronden toepast die relevant zijn voor de opdracht (voorschrift
3.5A Gids Proportionaliteit). Het is niet altijd nodig bij elke opdracht zonder meer alle
uitsluitingsgronden te stellen. Nu de aanbestedende dienst bijna alle facultatieve
uitsluitingsgronden van toepassing heeft verklaard (zie bijlage 1: art. 2.87 lid 1 sub a,
b, d t/m j Aw) wordt in strijd gehandeld met het proportionaliteitsbeginsel. In de
praktijk wordt hier echter nooit een probleem van gemaakt. Dus conclusie: het
stellen van bijna alle facultatieve uitsluitingsgronden is niet disproportioneel.
Opmerking Prent: art. 2.87 lid 1 sub g Aw is een facultatieve uitsluitingsgrond (past
performances) waar terughoudend mee moet worden omgegaan (zie Voorschrift
3.5A).
De aanbestedende dienst stelt de inschrijver waarop een dwingende of facultatieve
uitsluitingsgrond van toepassing is conform art. 2.87a Aw in de gelegenheid te
Werkgroepvragen week 5
Casus – Aanbesteding rookmelders Brandweer Amsterdam-Amstelland
Op 8 april 2020 heeft de Brandweer Amsterdam-Amstelland op TenderNed een Europese
openbare procedure aangekondigd voor een raamovereenkomst met één onderneming voor de
levering van rookmelders. Op Canvas is een aantal documenten gepubliceerd dat betrekking
heeft op deze aanbestedingsprocedure.
Vraag 1: Bestudeer de aanbestedingsdocumenten. Voldoet de wijze waarop de aanbestedende
dienst de dwingende en facultatieve uitsluitingsgronden in de aanbestedingsdocumenten heeft
geformuleerd en de wijze waarop hij – zoals dat blijkt uit die documenten – voornemens is
die uitsluitingsgronden te hanteren, aan de regels die op deze aanbestedingsprocedure van
toepassing zijn?
Dwingende uitsluitingsgronden (art. 2.86 Aw)
Dwingende uitsluitingsgronden hebben betrekking op de professionele integriteit van
de gegadigden of inschrijvers die aan een aanbestedingsprocedure (willen) deelnemen
en op zeer ernstige vormen van economische criminaliteit.
De dwingende uitsluitingsgronden zijn opgenomen in art. 2.86 lid 1 en 2 Aw. Het
betreft een limitatieve opsomming en dient door de aanbestedende dienst te allen tijde
van toepassing te worden verklaard.
De aanbestedende dienst heeft in de aanbestedingsdocumenten alle dwingende
uitsluitingsgronden opgenomen die staan opgesomd in art. 2.86 lid 1 t/m lid 3 Aw. De
wijze waarop de aanbestedende dienst voornemens is om de dwingende
uitsluitingsgronden te hanteren komt overeen met hetgeen staat vermeld in art. 2.86 lid
1 jo. art. 2.86 lid 7 Aw.
Facultatieve uitsluitingsgronden (art. 2.87 Aw)
Facultatieve uitsluitingsgronden hebben betrekking op de kredietwaardigheid en de
professionele integriteit van gegadigden en inschrijvers, op de nakoming van hun
verplichtingen uit hoofde van fiscale en socialezekerheidswetgeving en op hun
betrouwbaarheid in het algemeen.
Het proportionaliteitsbeginsel brengt mee dat de aanbestedende dienst alleen de
facultatieve uitsluitingsgronden toepast die relevant zijn voor de opdracht (voorschrift
3.5A Gids Proportionaliteit). Het is niet altijd nodig bij elke opdracht zonder meer alle
uitsluitingsgronden te stellen. Nu de aanbestedende dienst bijna alle facultatieve
uitsluitingsgronden van toepassing heeft verklaard (zie bijlage 1: art. 2.87 lid 1 sub a,
b, d t/m j Aw) wordt in strijd gehandeld met het proportionaliteitsbeginsel. In de
praktijk wordt hier echter nooit een probleem van gemaakt. Dus conclusie: het
stellen van bijna alle facultatieve uitsluitingsgronden is niet disproportioneel.
Opmerking Prent: art. 2.87 lid 1 sub g Aw is een facultatieve uitsluitingsgrond (past
performances) waar terughoudend mee moet worden omgegaan (zie Voorschrift
3.5A).
De aanbestedende dienst stelt de inschrijver waarop een dwingende of facultatieve
uitsluitingsgrond van toepassing is conform art. 2.87a Aw in de gelegenheid te