Hoorcolleges Deeltentamen 2 Dierfysiologie
Spijsvertering
Hoorcollege 15, functies van het spijsverteringskanaal
Basale onderdelen van GI (Gastrointestinal System)
Cavitas oris (Os + Lingua) Pharynx (Epiglottus) Esophagus Gaster (maag) dunne darm
(Duodenum + jejunum + Ileum) Colon (dikke darm) rectum anus.
Klieren: Speekselklieren Liver (galblaas) Pancreas (alvleesklier) Gaster + small intestine
In mondholte zitten spijsverteringsklieren
- Submandibular (onder de kaak, produceren het meeste speeksel)
- Paratid (naast oor)
- Sublingual (onder tong, produceert het minste speeksel).
Functie
Het verteren van voedsel zodat deze geabsorbeerd kunnen worden. Dit begint met ingestion
Digestion, chemisch en mechanisch afbreken van voedsel Motility (bewegen door contractie)
Secretie (bewegen van materiaal van cellen naar lumen of ECF Absorptie (GI lumen naar ECF)
Defecatie (uitscheiden).
Fysiologie
De wand van het spijsverteringskanaal heeft 4 lagen.
• Mucosa: aan de kant van de darm
o Mucosal epitheel
o Lamina propria (GALT)
o Muscularis mucosae (glad spierweefsel)
• Submucosa: bindweefsellaag waarin de bloed/lymfevaten liggen
• Muscularis externa met eerst circulaire spierweefsel en daarna longitudinale spieren.
o Inner circular muscle layer
o Myenteric plexus (NS)
o Outer longitudinal muscle layer
• Serosa: waar peritoneum aanwezig is, bindweefsellaag gevolgd door epitheel laag die
mesenterium vormt
2 lagen neuronen: submucosal nerve plexus (Meissner’s plexus) + myenteric nerve plexus
(Auerbach’s plexus) tussen de spierlagen.
,Uitzonderingen: Waar geen peritoneum aanwezig is is de buitenste laag adventitia: esophagus, en
rectum. Fascia in pharynx.
In de mondholte: oral cavity met body of tongue + harde palate en zachte palate.
Pharynx:
• Nasopharynx
• Oropharynx
• Laryngopharynx
• Epiglottis (strottenhoofdklepje).
3 spierlagen in de pharynx. De lengtespieren liggen aan de binnenzijde en de kringspierlaag aan de
buitenzijde.
• Superior constrictor
• Middle constrictor
• Inferior constrictor
Constrictor want ze kunnen samenknijpen met skeletspierweefsel, reflexmatige spieren.
De overgang van de pharynx naar de eusophagus: UES, upper esophageal sphincter. De esophagus
loopt door de longholte en door diafragma. LES: lower esophageal sphincter + crus diaphragmaticum
dextrum + Pars abdominalis oesophagi zijn nodig om de slokdarm af te knijpen zodat de inhoud van
de maag niet naar boven kan.
Spiertypen in esophagus: top 1/3e is skeletspier + transitie + 1/3 glad spierweefsel.
Maag
Pylorus sphincter: aangesloten op twaalf-vingerige darm.
Je hebt een ruimte achter de maag en hij zit vast aan een dubbel vlies.
Dr Alva: Ductus ligt rechts, Aterie ligt links en Arterie ligt achter.
, Hoorcollege 16, Histologie I spijsvertering
4 lagen door de tract, gladde spieren die gecoördineerd samenspannen met plexus om het aan te
sturen. De leverpoortader vervoert direct voedselstoffen naar de aorta.
Mucosa
• Epitheliale bekleding: stratified in mond en slokdarm, eenlagig in maag tot rectum, in anus
weer meerlagig. Enterocyt: afgifte van spijsverteringsenzymen.
• Lamina propria: bindweefsellaag met bloed/lymfevaten.
• Muscularis mucosae: glad spierweefsel.
Submucosa
• Dikker bindweefsel, grotere bloedvaten + nerve plexus (Meissner)
Muscularis externa
• Twee spierlagen glad spierweefsel. Buiten lengtespierlaag en binnen kringspierlaag met
Myenteric/Auerbsach nerve plexus
Serosa
• Bedekking van de darm met het buikvlies en vormt ook de ophangwand. Waar hij bij elkaar
komt vormt het mesenterium. Buiten de buikholte heb je de adventitia (bindweefselachtige
verankering).
Esophagus
Mucosa: gelaagd epitheel met soms keratine.
Submucosa: voorziet de binnenkant van een slijmlaag
Musularis externa: Bij mond skelet, richting maag glad spierweefsel.
Adventitia
E = epitheel, LP = lamina propria, MM = muscularis mucosae
Spijsvertering
Hoorcollege 15, functies van het spijsverteringskanaal
Basale onderdelen van GI (Gastrointestinal System)
Cavitas oris (Os + Lingua) Pharynx (Epiglottus) Esophagus Gaster (maag) dunne darm
(Duodenum + jejunum + Ileum) Colon (dikke darm) rectum anus.
Klieren: Speekselklieren Liver (galblaas) Pancreas (alvleesklier) Gaster + small intestine
In mondholte zitten spijsverteringsklieren
- Submandibular (onder de kaak, produceren het meeste speeksel)
- Paratid (naast oor)
- Sublingual (onder tong, produceert het minste speeksel).
Functie
Het verteren van voedsel zodat deze geabsorbeerd kunnen worden. Dit begint met ingestion
Digestion, chemisch en mechanisch afbreken van voedsel Motility (bewegen door contractie)
Secretie (bewegen van materiaal van cellen naar lumen of ECF Absorptie (GI lumen naar ECF)
Defecatie (uitscheiden).
Fysiologie
De wand van het spijsverteringskanaal heeft 4 lagen.
• Mucosa: aan de kant van de darm
o Mucosal epitheel
o Lamina propria (GALT)
o Muscularis mucosae (glad spierweefsel)
• Submucosa: bindweefsellaag waarin de bloed/lymfevaten liggen
• Muscularis externa met eerst circulaire spierweefsel en daarna longitudinale spieren.
o Inner circular muscle layer
o Myenteric plexus (NS)
o Outer longitudinal muscle layer
• Serosa: waar peritoneum aanwezig is, bindweefsellaag gevolgd door epitheel laag die
mesenterium vormt
2 lagen neuronen: submucosal nerve plexus (Meissner’s plexus) + myenteric nerve plexus
(Auerbach’s plexus) tussen de spierlagen.
,Uitzonderingen: Waar geen peritoneum aanwezig is is de buitenste laag adventitia: esophagus, en
rectum. Fascia in pharynx.
In de mondholte: oral cavity met body of tongue + harde palate en zachte palate.
Pharynx:
• Nasopharynx
• Oropharynx
• Laryngopharynx
• Epiglottis (strottenhoofdklepje).
3 spierlagen in de pharynx. De lengtespieren liggen aan de binnenzijde en de kringspierlaag aan de
buitenzijde.
• Superior constrictor
• Middle constrictor
• Inferior constrictor
Constrictor want ze kunnen samenknijpen met skeletspierweefsel, reflexmatige spieren.
De overgang van de pharynx naar de eusophagus: UES, upper esophageal sphincter. De esophagus
loopt door de longholte en door diafragma. LES: lower esophageal sphincter + crus diaphragmaticum
dextrum + Pars abdominalis oesophagi zijn nodig om de slokdarm af te knijpen zodat de inhoud van
de maag niet naar boven kan.
Spiertypen in esophagus: top 1/3e is skeletspier + transitie + 1/3 glad spierweefsel.
Maag
Pylorus sphincter: aangesloten op twaalf-vingerige darm.
Je hebt een ruimte achter de maag en hij zit vast aan een dubbel vlies.
Dr Alva: Ductus ligt rechts, Aterie ligt links en Arterie ligt achter.
, Hoorcollege 16, Histologie I spijsvertering
4 lagen door de tract, gladde spieren die gecoördineerd samenspannen met plexus om het aan te
sturen. De leverpoortader vervoert direct voedselstoffen naar de aorta.
Mucosa
• Epitheliale bekleding: stratified in mond en slokdarm, eenlagig in maag tot rectum, in anus
weer meerlagig. Enterocyt: afgifte van spijsverteringsenzymen.
• Lamina propria: bindweefsellaag met bloed/lymfevaten.
• Muscularis mucosae: glad spierweefsel.
Submucosa
• Dikker bindweefsel, grotere bloedvaten + nerve plexus (Meissner)
Muscularis externa
• Twee spierlagen glad spierweefsel. Buiten lengtespierlaag en binnen kringspierlaag met
Myenteric/Auerbsach nerve plexus
Serosa
• Bedekking van de darm met het buikvlies en vormt ook de ophangwand. Waar hij bij elkaar
komt vormt het mesenterium. Buiten de buikholte heb je de adventitia (bindweefselachtige
verankering).
Esophagus
Mucosa: gelaagd epitheel met soms keratine.
Submucosa: voorziet de binnenkant van een slijmlaag
Musularis externa: Bij mond skelet, richting maag glad spierweefsel.
Adventitia
E = epitheel, LP = lamina propria, MM = muscularis mucosae