Hoofdstuk 3
Landschappen en hun gebruikers
Landschapsfactoren
De geofactoren beïnvloeden/maken een landschapszone
● Lithosfeer
Gesteente + reliëf (substraat)
● Atmosfeer
Klimaat + lucht
● Hydrosfeer
Water
● Biosfeer
Flora + fauna + planten + mens
Landschapszones
5 zones op basis van temperatuur, 1 op basis van neerslag
1. Tropische zone
Klimaat: Tropische klimaat, savanne, moessonklimaat (nooit onder 18 graden)
Bodem: Tropische bodem (latosol), veel bacterie werking bovenste laag -> plantmateriaal snel
omzetten in mineralen -> mineralen direct door planten opgenomen -> geen humus over. Veel
neerslag -> uitspoeling zouten. Geen humuszuren -> ijzer- en aluminiumoxiden lossen niet op -
> ophoping -> onvruchtbare rode grond.
Vegetatie: tropische regenwoud, oerwouden en savanne
1. (Semi)aride zone (gebaseerd op neerslag)
Klimaat: Steppe, woestijn, meerdere graden breedtes
Bodem: woestijnbodem, steppe met vruchtbaar (maar geen water) zwart aarde
Vegetatie: Gras
1. Subtropische zone
Klimaat: Subtropische zeeklimaat, Cs-klimaat (minstens 8 maanden boven 10 graden)
Bodem: minder neerslag -> minder uitspoeling -> roodgele grondkleur, vruchtbaarder dan
latosol
Vegetatie: licht tropisch woud (groot deel van het jaar tropisch klimaat maar komt ooit onder
de 18 graden dus niet helemaal), zomergroen loofwouden, mediterrane vegetatie
1. Gematigde zone
Klimaat: Zee- en landklimaten (ongeveer 4 maanden boven 10 graden)
Bodem: Bruine bosbodem, vruchtbaar door humuslaag, weinig uitspoeling
Vegetatie: zomergroene loofwouden en gemengde wouden
1. Boreale zone
Klimaat: Taiga klimaat, D-klimaat (heel soms boven 10 graden)
Bodem: podzolbodem, onderin moedermateriaal + zand (onvruchtbaar), bovenste laag ->
humus (vruchtbaar), in en uitspoelingslaag
Vegetatie: Dennenbossen
1. Polaire zone
Klimaat: Poolklimaat, toendra en Hooggebergteklimaat (nooit boven 10 graden)
Bodem: Toendrabodem (geen horizonten + vaak bevroren)
Vegetatie: struiken/geen begroeiing
Cultuurlandschappen
Natuurlandschappen worden vaak omgevormd tot cultuurlandschappen. Landbouwsector is de
sector die de grootste oppervlakte grond nodig heeft. Een boer heeft beperkingen door het klimaat
(sommige planten kunnen alleen in een bepaald soort klimaat overleven), soms kan de
afhankelijkheid van de natuur worden beperkt (stallen, kunstmest, irrigatie, kassen).
Het evenwicht verstoord
Het evenwicht is verstoord -> Door invloed van 'moeder' natuur -> Natuurrampen
Landschappen en hun gebruikers
Landschapsfactoren
De geofactoren beïnvloeden/maken een landschapszone
● Lithosfeer
Gesteente + reliëf (substraat)
● Atmosfeer
Klimaat + lucht
● Hydrosfeer
Water
● Biosfeer
Flora + fauna + planten + mens
Landschapszones
5 zones op basis van temperatuur, 1 op basis van neerslag
1. Tropische zone
Klimaat: Tropische klimaat, savanne, moessonklimaat (nooit onder 18 graden)
Bodem: Tropische bodem (latosol), veel bacterie werking bovenste laag -> plantmateriaal snel
omzetten in mineralen -> mineralen direct door planten opgenomen -> geen humus over. Veel
neerslag -> uitspoeling zouten. Geen humuszuren -> ijzer- en aluminiumoxiden lossen niet op -
> ophoping -> onvruchtbare rode grond.
Vegetatie: tropische regenwoud, oerwouden en savanne
1. (Semi)aride zone (gebaseerd op neerslag)
Klimaat: Steppe, woestijn, meerdere graden breedtes
Bodem: woestijnbodem, steppe met vruchtbaar (maar geen water) zwart aarde
Vegetatie: Gras
1. Subtropische zone
Klimaat: Subtropische zeeklimaat, Cs-klimaat (minstens 8 maanden boven 10 graden)
Bodem: minder neerslag -> minder uitspoeling -> roodgele grondkleur, vruchtbaarder dan
latosol
Vegetatie: licht tropisch woud (groot deel van het jaar tropisch klimaat maar komt ooit onder
de 18 graden dus niet helemaal), zomergroen loofwouden, mediterrane vegetatie
1. Gematigde zone
Klimaat: Zee- en landklimaten (ongeveer 4 maanden boven 10 graden)
Bodem: Bruine bosbodem, vruchtbaar door humuslaag, weinig uitspoeling
Vegetatie: zomergroene loofwouden en gemengde wouden
1. Boreale zone
Klimaat: Taiga klimaat, D-klimaat (heel soms boven 10 graden)
Bodem: podzolbodem, onderin moedermateriaal + zand (onvruchtbaar), bovenste laag ->
humus (vruchtbaar), in en uitspoelingslaag
Vegetatie: Dennenbossen
1. Polaire zone
Klimaat: Poolklimaat, toendra en Hooggebergteklimaat (nooit boven 10 graden)
Bodem: Toendrabodem (geen horizonten + vaak bevroren)
Vegetatie: struiken/geen begroeiing
Cultuurlandschappen
Natuurlandschappen worden vaak omgevormd tot cultuurlandschappen. Landbouwsector is de
sector die de grootste oppervlakte grond nodig heeft. Een boer heeft beperkingen door het klimaat
(sommige planten kunnen alleen in een bepaald soort klimaat overleven), soms kan de
afhankelijkheid van de natuur worden beperkt (stallen, kunstmest, irrigatie, kassen).
Het evenwicht verstoord
Het evenwicht is verstoord -> Door invloed van 'moeder' natuur -> Natuurrampen