Hoofdpijn Pediatrie
Leerdoelen
Kennis van definitie en theorieën over pijn.
Kennis over de aanpak van (hoofd)pijn bij kinderen (carrousel).
Hypotheses over factoren van pijn kunnen vormen.
Hypotheses over factoren van pijn kunnen toetsen.
Prevalentie van pijn bij kinderen
Terugkerende pijn komt minimaal 3 episodes van pijn voor die interfereren met het normale
functioneren in de afgelopen drie maanden. Bij 25 tot 35% van de kinderen en adolescenten komt
het voor in de vormen van rugpijn, pijn in de ledematen, kinderfybromyalgie/vermoeidheid, etc.
Voor de puberteit hebben jongens en meisjes er evenveel langs van, maar na de puberteit hebben
meisjes er meer last van. Buikpijn komt het meeste voor bij kinderen en hoofdpijn komt het meeste
voor in de adolescentie.
Soorten pijn
Pijn is altijd reëel en de voornaamste reden voor het zoeken van medische hulp. Beide hier beneden
besproken soorten pijn kunnen overgaan in chronische pijn.
Nociceptieve pijn (weefselpijn)
Dit soort pijn heeft als functie een waarschuwing te geven bij schade met als doel om ergens mee te
stoppen of op te letten om de schade niet erger te maken of om de schade te stoppen. Bij de
afwezigheid van de pijnlijke bron is de pijn ook weg en de pijn valt te behandelen met pijnstillers.
Neuropathische pijn (zenuwpijn)
Deze pijn is niet gelokaliseerd en er is geen sprake van schade. Het veroorzaakt vaak klachtengedrag,
zoals het vermijden van pijnlijke bewegingen. De pijn kan mogelijk ontstaan zijn door een beroerte
bijvoorbeeld.
Pijnperceptie
Pijnpoort mechanisme
De kleine zenuwvezels vervoeren pijn/schadelijke prikkels en de grote zenuwvezels vervoeren
gewaarwording/normale prikkels door aan het centrale zenuwstelsel en het centrale zenuwstelsel
kan de pijnprikkel aanpassen. Door bij pijn op de pijnlijke plek te wrijven, gaat de ‘poort’ voor de
kleine vezels dicht en die van de grote vezels open. Hierdoor verminderd de pijn en lijkt het alsof het
wrijven werkt.
Cognities en emoties kunnen deze pijnpoorten ook bedienen en zo de pijngewaarwording
beïnvloeden. Pijn wordt dus altijd gezien als gedeeltelijk psychogeen.
Psychologische variabelen
Stress, depressie en angst zijn gerelateerd aan chronische pijn. De pijn fungeert als stressor
en de stress kan de pijn versterken: vicieuze cirkel.
Copingstrategieën beïnvloeden de ervaren pijn. Passieve copingstrategieën (vermijden en
afleiding zoeken) zorgen voor beter voelen, maar hebben uiteindelijk een negatieve invloed.
De strategieën ontstaan vanuit modelling via de ouders.
Ervaren controle en voorspelbaarheid hebben invloed op de ervaren pijn. Kinderen en
volwassenen vinden de pijn beter te verdragen wanneer zij deze kunnen voorspellen en
controleren.
Leerdoelen
Kennis van definitie en theorieën over pijn.
Kennis over de aanpak van (hoofd)pijn bij kinderen (carrousel).
Hypotheses over factoren van pijn kunnen vormen.
Hypotheses over factoren van pijn kunnen toetsen.
Prevalentie van pijn bij kinderen
Terugkerende pijn komt minimaal 3 episodes van pijn voor die interfereren met het normale
functioneren in de afgelopen drie maanden. Bij 25 tot 35% van de kinderen en adolescenten komt
het voor in de vormen van rugpijn, pijn in de ledematen, kinderfybromyalgie/vermoeidheid, etc.
Voor de puberteit hebben jongens en meisjes er evenveel langs van, maar na de puberteit hebben
meisjes er meer last van. Buikpijn komt het meeste voor bij kinderen en hoofdpijn komt het meeste
voor in de adolescentie.
Soorten pijn
Pijn is altijd reëel en de voornaamste reden voor het zoeken van medische hulp. Beide hier beneden
besproken soorten pijn kunnen overgaan in chronische pijn.
Nociceptieve pijn (weefselpijn)
Dit soort pijn heeft als functie een waarschuwing te geven bij schade met als doel om ergens mee te
stoppen of op te letten om de schade niet erger te maken of om de schade te stoppen. Bij de
afwezigheid van de pijnlijke bron is de pijn ook weg en de pijn valt te behandelen met pijnstillers.
Neuropathische pijn (zenuwpijn)
Deze pijn is niet gelokaliseerd en er is geen sprake van schade. Het veroorzaakt vaak klachtengedrag,
zoals het vermijden van pijnlijke bewegingen. De pijn kan mogelijk ontstaan zijn door een beroerte
bijvoorbeeld.
Pijnperceptie
Pijnpoort mechanisme
De kleine zenuwvezels vervoeren pijn/schadelijke prikkels en de grote zenuwvezels vervoeren
gewaarwording/normale prikkels door aan het centrale zenuwstelsel en het centrale zenuwstelsel
kan de pijnprikkel aanpassen. Door bij pijn op de pijnlijke plek te wrijven, gaat de ‘poort’ voor de
kleine vezels dicht en die van de grote vezels open. Hierdoor verminderd de pijn en lijkt het alsof het
wrijven werkt.
Cognities en emoties kunnen deze pijnpoorten ook bedienen en zo de pijngewaarwording
beïnvloeden. Pijn wordt dus altijd gezien als gedeeltelijk psychogeen.
Psychologische variabelen
Stress, depressie en angst zijn gerelateerd aan chronische pijn. De pijn fungeert als stressor
en de stress kan de pijn versterken: vicieuze cirkel.
Copingstrategieën beïnvloeden de ervaren pijn. Passieve copingstrategieën (vermijden en
afleiding zoeken) zorgen voor beter voelen, maar hebben uiteindelijk een negatieve invloed.
De strategieën ontstaan vanuit modelling via de ouders.
Ervaren controle en voorspelbaarheid hebben invloed op de ervaren pijn. Kinderen en
volwassenen vinden de pijn beter te verdragen wanneer zij deze kunnen voorspellen en
controleren.