Tijdvak 4
De tijd van steden en staten
Kenmerkende aspecten:
- De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het
herleven van de agrarisch-urbane samenleving.
- De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende
zelfstandigheid van steden.
- Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke
dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.
- De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere
in de vorm van de kruistochten.
- Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Tijd van steden en staten
1000-1500
stadspoort / gotische kathedraal
§1 De opkomst van steden
, Hamburg was een internationaal centrum voor handel. Het was de
machtigste stad van Noord-Europa. Hamburgse kooplieden gaven leiding
aan de Duitse Hanze, dit was een verbond van tientallen handelssteden
die kantoren bij elkaar hadden, samen piraterij bestreden en hun wil
oplegden aan hertogen en koningen.
Hamburg was ontstaan rond een burcht waar mensen bescherming
zochten. Pas in de 11e eeuw werd Hamburg een echte stad. Vanaf rond
1000 groeiden in heel Europa steden en ontstond weer agrarisch-urbane
samenleving.
Steden hadden vaak niet veel inwoners maar er waren wel heel veel
steden. Veel nieuwe steden ontstonden rond rivieren, dit waren de
waterwegen voor de bevoorrading. De middeleeuwse steden leken niet op
steden uit de oudheid. Ze hadden kronkelige straatjes, nauwe steegjes en
huizen dicht op elkaar gebouwd. Stadsmuren en wallen voor bescherming
en er waren hoge kerken.
Doordat er een eind kwam aan invasies van volken zoals de Vikingen
konden steden weer groeien. De bevolking groeide snel.
Natuur werd teruggedrongen en landbouw bloeide weer op.
Landbouwmethoden werden verbeterd. Tweeslagstelsel werd
drieslagstelsel, grond lag één jaar braak en 2 jaar zomer of wintergraan.
De houten ploeg werd een ijzeren ploegschaar: grond werd makkelijker en
dieper omgeploegd en het kon ook op klei. Ploegen werden getrokken
door paarden, zij waren sneller en wendbaarder dan ossen en zakten niet
weg in de grond.
Boeren gingen nu meer voedsel produceren dan ze zelf nodig hadden. Wat
ze over hadden werd verkocht op markten die ontstonden bij waterwegen
in de buurt. Daar vestigden ook mensen die zich specialiseerden in een
ambacht. Sommigen hielpen de boeren met producten en anderen
leverden producten voor plaatsgenoten. Kleine handelsnederzettingen
groeiden uit tot steden.
Er kwam ook luxe koopwaar dat op grote afstand werd verkocht (textiel en
sieraden). Steden specialiseerden zich in bepaalde producten. Handel in
die steden nam sterk toe. Italianen verkochten zijde en specerijen die ze
van Arabieren kochten.
Duitse Hanze was belangrijk in de handel, enorm veel steden waren er lid
van.
Door de handel ontstond er weer een geldeconomie. Rijke handelaren
werden bankiers die geld uitleenden tegen rente. Munten werden
belangrijk in het dagelijks leven. Er kwamen ook nieuwe betaalmiddelen,
handelaren konden geld inleveren bij bank en kregen dan wisselbrief
waarmee ze geld in andere steden weer konden ophalen. Met giro kon je
geld overmaken naar andere rekening. Zo kon je betalen en reizen zonder
grote hoeveelheden munten mee te hoeven nemen.
De tijd van steden en staten
Kenmerkende aspecten:
- De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het
herleven van de agrarisch-urbane samenleving.
- De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende
zelfstandigheid van steden.
- Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke
dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.
- De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere
in de vorm van de kruistochten.
- Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Tijd van steden en staten
1000-1500
stadspoort / gotische kathedraal
§1 De opkomst van steden
, Hamburg was een internationaal centrum voor handel. Het was de
machtigste stad van Noord-Europa. Hamburgse kooplieden gaven leiding
aan de Duitse Hanze, dit was een verbond van tientallen handelssteden
die kantoren bij elkaar hadden, samen piraterij bestreden en hun wil
oplegden aan hertogen en koningen.
Hamburg was ontstaan rond een burcht waar mensen bescherming
zochten. Pas in de 11e eeuw werd Hamburg een echte stad. Vanaf rond
1000 groeiden in heel Europa steden en ontstond weer agrarisch-urbane
samenleving.
Steden hadden vaak niet veel inwoners maar er waren wel heel veel
steden. Veel nieuwe steden ontstonden rond rivieren, dit waren de
waterwegen voor de bevoorrading. De middeleeuwse steden leken niet op
steden uit de oudheid. Ze hadden kronkelige straatjes, nauwe steegjes en
huizen dicht op elkaar gebouwd. Stadsmuren en wallen voor bescherming
en er waren hoge kerken.
Doordat er een eind kwam aan invasies van volken zoals de Vikingen
konden steden weer groeien. De bevolking groeide snel.
Natuur werd teruggedrongen en landbouw bloeide weer op.
Landbouwmethoden werden verbeterd. Tweeslagstelsel werd
drieslagstelsel, grond lag één jaar braak en 2 jaar zomer of wintergraan.
De houten ploeg werd een ijzeren ploegschaar: grond werd makkelijker en
dieper omgeploegd en het kon ook op klei. Ploegen werden getrokken
door paarden, zij waren sneller en wendbaarder dan ossen en zakten niet
weg in de grond.
Boeren gingen nu meer voedsel produceren dan ze zelf nodig hadden. Wat
ze over hadden werd verkocht op markten die ontstonden bij waterwegen
in de buurt. Daar vestigden ook mensen die zich specialiseerden in een
ambacht. Sommigen hielpen de boeren met producten en anderen
leverden producten voor plaatsgenoten. Kleine handelsnederzettingen
groeiden uit tot steden.
Er kwam ook luxe koopwaar dat op grote afstand werd verkocht (textiel en
sieraden). Steden specialiseerden zich in bepaalde producten. Handel in
die steden nam sterk toe. Italianen verkochten zijde en specerijen die ze
van Arabieren kochten.
Duitse Hanze was belangrijk in de handel, enorm veel steden waren er lid
van.
Door de handel ontstond er weer een geldeconomie. Rijke handelaren
werden bankiers die geld uitleenden tegen rente. Munten werden
belangrijk in het dagelijks leven. Er kwamen ook nieuwe betaalmiddelen,
handelaren konden geld inleveren bij bank en kregen dan wisselbrief
waarmee ze geld in andere steden weer konden ophalen. Met giro kon je
geld overmaken naar andere rekening. Zo kon je betalen en reizen zonder
grote hoeveelheden munten mee te hoeven nemen.