Samenvatting Plannen en Observeren, H8
8.1: Waarnemen, observeren, referentiekader, objectief, subjectief
Waarnemen: Doe je met je zintuigen, onbewust en bewust. Dit doe je altijd.
Observeren: Dit doe je op bepaalde momenten (bewust) met een gericht doel.
Feiten opschrijven.
Waarnemingsfouten: Onvolledig waarnemen: Je ziet en hoort niet alles tegelijk.
Verschillend waarnemen: Je ziet iets anders dan anderen.
Onjuist waarnemen: Je neemt het verkeerde waar.
Referentiekader: Je eigen ervaringen, opvoeding, geleerde dingen bepalen hoe jij
dingen ziet en herkent. Jouw normen en waarden sturen je
gedachten.
Waarden: Ideeën over wat goed en minder goed gedrag is.
(Respect voor elkaar hebben)
Normen: Regels voor gedrag die vanuit de waarden komen.
(Opstaan voor ouderen in het OV)
Selectieve waarneming: Je ziet gedrag vanuit je verwachtingen en wat je eerder
gezien hebt. Bij observeren mag dit niet!
Projectie: Eigenschappen (gedrag) die je zelf hebt of vaker
tegenkomt, herken je eerder bij een ander dan de
eigenschappen die je zelf niet hebt. Bij observeren mag dit
niet!
Humeur: Bepaalt hoe je naar het gedrag kijkt. Ben je niet vrolijk, kijk
je geïrriteerder naar gedrag.
Objectief: Letterlijk opschrijven wat je ziet, niet wat je denkt. FEITEN.
Subjectief: Wat je denkt te zien, meningen en gedachtes. Dit schrijf je
nooit op.
8.1: Waarnemen, observeren, referentiekader, objectief, subjectief
Waarnemen: Doe je met je zintuigen, onbewust en bewust. Dit doe je altijd.
Observeren: Dit doe je op bepaalde momenten (bewust) met een gericht doel.
Feiten opschrijven.
Waarnemingsfouten: Onvolledig waarnemen: Je ziet en hoort niet alles tegelijk.
Verschillend waarnemen: Je ziet iets anders dan anderen.
Onjuist waarnemen: Je neemt het verkeerde waar.
Referentiekader: Je eigen ervaringen, opvoeding, geleerde dingen bepalen hoe jij
dingen ziet en herkent. Jouw normen en waarden sturen je
gedachten.
Waarden: Ideeën over wat goed en minder goed gedrag is.
(Respect voor elkaar hebben)
Normen: Regels voor gedrag die vanuit de waarden komen.
(Opstaan voor ouderen in het OV)
Selectieve waarneming: Je ziet gedrag vanuit je verwachtingen en wat je eerder
gezien hebt. Bij observeren mag dit niet!
Projectie: Eigenschappen (gedrag) die je zelf hebt of vaker
tegenkomt, herken je eerder bij een ander dan de
eigenschappen die je zelf niet hebt. Bij observeren mag dit
niet!
Humeur: Bepaalt hoe je naar het gedrag kijkt. Ben je niet vrolijk, kijk
je geïrriteerder naar gedrag.
Objectief: Letterlijk opschrijven wat je ziet, niet wat je denkt. FEITEN.
Subjectief: Wat je denkt te zien, meningen en gedachtes. Dit schrijf je
nooit op.