Samenvatting hoofdstuk 7: communicatie toets
7.1
Communicatie: de zender (persoon1) brengt een boodschap met doel naar de
ontvanger (persoon2).
Zender à Boodschap à Ontvanger
Cyclisch proces: communicatie is iets wat steeds door wisselt, als een cirkel ß cyclisch
proces.
Zender à Boodschap à Ontvanger
Ruis: verstoringen in de communicatie tussen zender à ontvanger.
VB: iemand spreekt een andere taal/er rijdt een auto hard voorbij.
Gekleurde ontvangst: je hoort een boodschap anders dan dat het bedoelt is, doordat
je uit eerdere ervaringen een gekleurd beeld er bij hebt.
Vormen van communicatie: verbaal – non-verbaal
Verbale communicatie: inhoud van gesprek wordt overgebracht door middel van
woorden.
Belangrijke dingen bij verbale communicatie:
- spreektempo
- intonatie (stem wisselingen)
- volume
- articuleren (duidelijk spreken)
Aarzeltaal: zender twijfelt tijdens praten (uhhhh, uhhhh).
Non-verbale communicatie: lichaamstaal (houding, gezichtsuitdrukking, gebaren).
Open houding: geïnteresseerd, uitnodigend.
Gesloten houding: armen gekruist, afstand creëren.
Belangrijke dingen bij non-verbale communicatie:
- territorium (iedereens ‘persoonlijke cirkel’. Sta je te dichtbij à ongemakkelijk).
- lichaamshouding (oefenen door te spiegelen: ander z’n houding nadoen)
- mimiek: (gezichtsuitdrukking)
- oogcontact
- gebaren
, 7.2
Reflecteren: kijken naar je ervaringen en daarvan leren voor de volgende keer.
(Hoe heb ik gehandeld? Wat was het effect van mijn handelen?)
Analyseren: het onder de loep nemen van dingen die niet liepen zoals je dat wilde.
(Wat ging er mis? Hoe kwam dat?)
Zelfreflectie: op eigen initiatief reflecteren.
Reflectiemodel van Korthagen:
Stap 1: Handelen/Ervaring.
Beschrijving van de ervaring waar je op wil
reflecteren aan de hand van STARR: Situatie-
Taak-Actie-Resultaat-Reflectie.
(Wat was de situatie? Welke taak had je?)
Stap 2: Terugblikken op handelen.
(Wat is er gebeurd? Wat wilde je doen?)
Stap 3: Bewust worden belangrijke aspecten.
(Wat betekende het voor je? Wat wil je anders
doen?)
Stap 4: Alternatieven ontwikkelen.
(Hoe kun je het anders aanpakken de volgende
keer?)
Stap 5: Uitproberen nieuwe situatie.
(Wat wil je bereiken? Waar ga je op letten?)
Valkuilen waardoor reflectie niet goed verloopt:
- aangevallen voelen à geïrriteerd raken à kern van reflectie missen.
- fase van model overslaan/niet goed doen
7.1
Communicatie: de zender (persoon1) brengt een boodschap met doel naar de
ontvanger (persoon2).
Zender à Boodschap à Ontvanger
Cyclisch proces: communicatie is iets wat steeds door wisselt, als een cirkel ß cyclisch
proces.
Zender à Boodschap à Ontvanger
Ruis: verstoringen in de communicatie tussen zender à ontvanger.
VB: iemand spreekt een andere taal/er rijdt een auto hard voorbij.
Gekleurde ontvangst: je hoort een boodschap anders dan dat het bedoelt is, doordat
je uit eerdere ervaringen een gekleurd beeld er bij hebt.
Vormen van communicatie: verbaal – non-verbaal
Verbale communicatie: inhoud van gesprek wordt overgebracht door middel van
woorden.
Belangrijke dingen bij verbale communicatie:
- spreektempo
- intonatie (stem wisselingen)
- volume
- articuleren (duidelijk spreken)
Aarzeltaal: zender twijfelt tijdens praten (uhhhh, uhhhh).
Non-verbale communicatie: lichaamstaal (houding, gezichtsuitdrukking, gebaren).
Open houding: geïnteresseerd, uitnodigend.
Gesloten houding: armen gekruist, afstand creëren.
Belangrijke dingen bij non-verbale communicatie:
- territorium (iedereens ‘persoonlijke cirkel’. Sta je te dichtbij à ongemakkelijk).
- lichaamshouding (oefenen door te spiegelen: ander z’n houding nadoen)
- mimiek: (gezichtsuitdrukking)
- oogcontact
- gebaren
, 7.2
Reflecteren: kijken naar je ervaringen en daarvan leren voor de volgende keer.
(Hoe heb ik gehandeld? Wat was het effect van mijn handelen?)
Analyseren: het onder de loep nemen van dingen die niet liepen zoals je dat wilde.
(Wat ging er mis? Hoe kwam dat?)
Zelfreflectie: op eigen initiatief reflecteren.
Reflectiemodel van Korthagen:
Stap 1: Handelen/Ervaring.
Beschrijving van de ervaring waar je op wil
reflecteren aan de hand van STARR: Situatie-
Taak-Actie-Resultaat-Reflectie.
(Wat was de situatie? Welke taak had je?)
Stap 2: Terugblikken op handelen.
(Wat is er gebeurd? Wat wilde je doen?)
Stap 3: Bewust worden belangrijke aspecten.
(Wat betekende het voor je? Wat wil je anders
doen?)
Stap 4: Alternatieven ontwikkelen.
(Hoe kun je het anders aanpakken de volgende
keer?)
Stap 5: Uitproberen nieuwe situatie.
(Wat wil je bereiken? Waar ga je op letten?)
Valkuilen waardoor reflectie niet goed verloopt:
- aangevallen voelen à geïrriteerd raken à kern van reflectie missen.
- fase van model overslaan/niet goed doen