Systeem aarde
Samenvatting
Yannah van Stuivenberg, H5
,Systeem aarde verandert voortdurend, is dynamisch door allerlei processen, kringlopen en
uitwisselingen tussen verschillende onderdelen, sferen. En alles beïnvloedt elkaar. Door
exogene processen ontstaan bv. Circulaties, stromingen van wind en water. En het endogeen
proces vulkanisme veroorzaakt uitstroming van lava en uitstoot van gassen in de atmosfeer.
Door die gassen kan het klimaat veranderen en daardoor bv. de kringloop van water.
Fysische geografie = alle natuurkundige processen die het landschap op aarde vormen en
hebben gevormd.
Hoofdstuk 1: ons eiland in de ruimte
1.1 Planeet aarde
§ De aarde is de 3e planeet in ons zonnestelsel.
De zon is 150 km van ons vandaan, maar toch zorgt het voor licht en warmte.
Er zijn miljarden van dit soort zonnestelsels in de Melkweg en in het heelal ontelbare.
§ Tijdschalen:
De ouderdom van de aarde wordt geschat op 4,6 miljard jaar.
Deze lange tijdsduur wordt aangegeven op geologische schaal.
= indeling van de 4,6 miljard jaren omvattende geologische
geschiedenis van de aarde.
Deze tijdschaal wordt onderverdeeld in tijdperken, perioden
en tijdvakken.
- Eerst was er alleen een relatieve tijdschaal.
= Relatieve tijdschaal: volgorde van ouderdom. Hiervoor wordt
gebruik gemaakt van de ontwikkeling van het leven op aarde.
In veel sedimenten zijn fossielen (restanten van vroeger leven)
aanwezig, die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode.
Maar de werkelijke ouderdom in jaren kon niet worden
vastgesteld.
- Door gebruik van het radioactieve verval van gesteenten kon
de werkelijke ouderdom vrij goed geschat worden.
§ Opbouw aarde (met vloeibaar of vast gesteente):
De aarde is opgebouwd in een kern, mantel en een korst.
Aardkern = het binnenste deel van aarde met vaste binnenkern
en vloerbare buitenkern. In het Laatste deel ontstaat het
aardmagnetisme
, = verschijnsel dat de aarde omgeven en doordrongen is van
een magnetisch krachtveld ; kracht die vrij hangende magneten richt.
Aardmantel = vaste binnenmantel
tegen aardkern aan (vaste stof), dan
buitenmantel bestaand uit
asthenosfeer (zeer traag, vloeibaar), en
vast gesteente tegen aardkorst aan.
Aardkorst = vaste buitenste steenlaag,
relatief dun: bestaat uit aardplaten.
Zie figuur 1.3 bladzijde 14
- Moho-laag = de grens tussen de korst
en de mantel
- Lithosfeer = de buitenste schil van
de aarde = de aardkorst en het
vaste, buitenste gedeelte van de
aardmantel (100-150 kilometer dik)
Dit wordt weer onderverdeeld in 2
gedeeltes:
1. De continentale korst -> dikke
korst, maar niet zo zwaar ->
gemaakt van graniet
2. De oceanische korst -> is dunner
dan de continentale korst, maar
wel zwaarder -> doordat de korst
van Basalt is gemaakt (is
zwaarder dan graniet)
Continenten bestaan uit graniet en de oceaanbodem uit basalt.
- Onder de lithosfeer zit de asthenosfeer.
= is het bovenste deel van de aardmantel, maximaal 300 km dik. Deze is opgebouwd
uit enigszins vervormbaar gesteente
1.2 Drijvende continenten
Geen goede verklaring voor verschuiving continenten -> door de catastrofetheorie:
Geologen gingen ervan uit dat ingrijpende veranderingen aan het aardoppervlak vrij
plotseling en op rampzalige wijze tot stand kwamen.
è Wetenschappers gingen dit nog een keer onderzoeken omdat ze erachter kwamen
dat de aarde al héél oud is. -> zorgde voor het actualiteitsbeginsel: het heden is de
sleutel tot het verleden.
Alfred weber (Duitse meteoroloog) kwam erachter dat er grote overeenkomsten waren
tussen de fossiele flora en fauna in delen van de wereld die tegenwoordig ver uit elkaar
liggen.